
Commissie: Gehandicaptenzorg
Categorie: -
Jaartal: 2025
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: gegrond
Referentiecode:
499632/729941
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
Een cliënt diende een klacht tegen Estinea, omdat de zorgaanbieder had nagelaten te controleren of haar moeder – die ambulante begeleiding ontving – een melding van samenwoning bij het UWV had gedaan. Hierdoor ontving de moeder jarenlang een te hoge WIA-uitkering, die na haar overlijden door het UWV werd teruggevorderd (€ 9.028,70). Doordat de dochter enkele betalingen deed vanaf de rekening van haar moeder, had zij de nalatenschap zuiver aanvaard en moest zij deze schuld voldoen. De commissie achtte aannemelijk dat de zorgaanbieder in de praktijk het administratief beheer grotendeels had overgenomen en dus had moeten nagaan of de melding aan het UWV was gedaan. In zoverre werd de klacht gegrond verklaard. De vordering tot schadevergoeding werd echter afgewezen, omdat het terugbetalen van een ten onrechte ontvangen uitkering niet kan worden aangemerkt als schade: moeder had nooit recht op dit bedrag. De klacht werd dus gegrond verklaard, maar zonder toewijzing van schadevergoeding.
De uitspraak
in het geschil tussen
[naam], wonende te [naam] (hierna te noemen: de cliënt)en
Estinea, gevestigd te Aalten
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).
Samenvatting
De commissie verklaart een klacht over het niet controleren door de zorgaanbieder of de moeder van cliënt een melding van samenwoning aan het UWV heeft gedaan, gegrond, maar wijst de vordering tot toekenning van schadevergoeding aan cliënt die stelt schade te hebben geleden omdat cliënt als gevolg van de zuivere aanvaarding van de nalatenschap van moeder de door het UWV van moeder teruggevorderde uitkering aan het UWV moet betalen, af, omdat de terugvordering van ten onrechte ontvangen uitkering niet kan worden aangemerkt als schade.
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Gehandicaptenzorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De cliënt heeft de klacht voorgelegd aan de zorgaanbieder. De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.
Ter zitting werd de zorgaanbieder vertegenwoordigd door [naam] (Raad van Bestuur), [naam] (regiomanager Hengelo/Berkelland) en [naam] (Beleidsadviseur Zorg).
De behandeling heeft plaatsgevonden op 23 mei 2025 te Zwolle.
De commissie heeft het volgende overwogen.
Beoordeling
Het standpunt van cliënt
De moeder van cliënt, [naam], ontving ambulante begeleiding van de zorgaanbieder. De zorgaanbieder heeft onder andere administratieve handelingen uit handen genomen van moeder. Volgens cliënt was haar moeder zwakbegaafd. Moeder is op enig moment gaan samenwonen met de heer
[naam] ([naam]). Ook voor [naam] werd de administratie verricht door de zorgaanbieder. Volgens cliënt had de zorgaanbieder accounts aangemaakt voor moeder, zoals bij de woningbouwvereniging en de leveranciers van nutsvoorzieningen. De zorgaanbieder had toegang tot alle inloggegevens van moeder, inclusief de DigiD. De zorgaanbieder heeft verzuimd aan het UWV door te geven dat moeder was gaan samenwonen met [naam]. Daardoor heeft moeder teveel WIA-uitkering ontvangen. Het UWV heeft eind 2020 € 9.028,70 teruggevorderd van moeder.
Moeder en ook [naam] waren niet in staat om zelf dergelijke meldingen, zoals aan het UWV, te doen. Het was de verantwoordelijkheid van de zorgaanbieder om het UWV te informeren, zeker gezien de actieve rol van de zorgaanbieder in andere administratieve zaken, zoals het zelfstandig betalen van rekeningen en dergelijke. Volgens cliënt was er op grond daarvan sprake van een extra zorgplicht voor de zorgaanbieder.
Moeder is op 28 juli 2023 overleden. Cliënt heeft, om [naam] ter wille te zijn, van de bankrekening van moeder enkele vaste lasten betaald, zodat [naam] niet zou worden afgesloten van bepaalde (nuts) voorzieningen. Daardoor heeft cliënt de nalatenschap zuiver aanvaard en heeft zij de schuld aan het UWV ‘geërfd’. Volgens cliënt heeft de zorgaanbieder beweerd dat de schuld ‘geregeld’ was.
Cliënt vordert dat de zorgaanbieder haar schadeloos stelt voor het bedrag van € 9.028,70.
Het standpunt van de zorgaanbieder
De zorgaanbieder stelt zich op het standpunt dat moeder wilsbekwaam was en daardoor zelf beslissingen kon maken wat betreft haar administratieve huishouding. Er was geen sprake van bewind, curatele en/of mentorschap. De zorgaanbieder was niet verantwoordelijk voor het beheer van de administratie van moeder. Moeder ontving circa vier uur per week begeleiding van de zorgaanbieder op basis van de WMO. Die begeleiding was onder andere gericht op ondersteuning bij het adequaat afhandelen van financiële en administratieve zaken. Die ondersteuning is in de loop der jaren toegenomen, maar de zorgaanbieder heeft de (financiële) administratie van moeder nooit in beheer gehad. De zorgaanbieder attendeerde moeder op zaken die de zorgverleners opmerkten. In samenspraak met moeder werd besloten aan welke begeleiding zij behoefte had. De zorgaanbieder stelt niet aansprakelijk te kunnen worden gehouden voor fouten in de financiële administratie van moeder. Volgens de zorgaanbieder is moeder erop gewezen dat zij het samenwonen moest doorgeven aan het UWV omdat de toeslag tot aan het sociaal minimum voor een eenpersoons huishouding daardoor kwam te vervallen. Moeder heeft dit nagelaten. De zorgaanbieder heeft moeder, nadat de uitkering was teruggevorderd, ondersteund bij het treffen van een betalingsregeling, maar moeder hoefde niet af te lossen omdat haar inkomen onder het bestaansniveau lag. De zorgaanbieder wijst erop dat de teveel ontvangen toeslag geen schade is, maar een uitkering waarop moeder nooit rechtmatig aanspraak heeft gehad. De terugvordering kan dus niet worden gekwalificeerd als schade, laat staan dat die schade op de zorgaanbieder kan worden verhaald.
De overwegingen van de commissie
De commissie acht aannemelijk dat de zorgaanbieder het financieel beheer en de administratie, hoewel niet formeel overeengekomen en vastgelegd, in de praktijk wel grotendeels van moeder heeft overgenomen. De commissie is dan ook van oordeel dat, zo het doen van de melding van samenwoning aan het UWV al niet tot de taak van de zorgaanbieder behoorde, de zorgaanbieder in ieder geval had dienen na te gaan of die melding was gedaan. In zoverre is de klacht gegrond. Het verzuim levert echter geen schade op, omdat terugbetalen van wat ten onrechte is ontvangen, niet als schade kan worden aangemerkt. De te hoge uitkering is immers ten onrechte in het vermogen van moeder terecht gekomen. Moeder had geen recht op dat deel van de uitkering. Voor moeder was er geen sprake van schade. Een eigen aanspraak op schadevergoeding (om deze reden) kan cliënt in deze procedure niet aan de orde stellen.
Dat cliënt door de zuivere aanvaarding van de nalatenschap van moeder, in plaats van moeder schuldenaar is geworden van de vordering van het UWV, is zeer betreurenswaardig voor cliënt, maar maakt niet dat de terugvordering nu wel als schade moet worden aangemerkt. De aard van de vordering van het UWV blijft hetzelfde.
Op grond van vorenstaande zal de commissie de klacht gegrond verklaren en de vordering tot betaling van schadevergoeding afwijzen.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht gegrond is.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
• verklaart de klacht gegrond;
• wijst de vordering af;
• bepaalt dat de zorgaanbieder, nu de klacht gedeeltelijk gegrond is, overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 52,50 aan de cliënt te vergoeden ter zake van het klachtengeld;
• bepaalt dat betaling van het klachtengeld binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies dient plaats te vinden.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Gehandicaptenzorg, bestaande uit de heer mr. M.M. Verhoeven, voorzitter, mevrouw drs. Y.J.M. ten Brummelhuis MSM, mevrouw mr. O.A.M. Floris, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. C. Koppelman, secretaris, op 23 mei 2025.