Terreinverbod gerechtvaardigd vanwege herhaald grensoverschrijdend gedrag

De Geschillencommissie Zorg




Commissie: Gehandicaptenzorg    Categorie: -    Jaartal: 2025
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: ongegrond   Referentiecode: 593484/1039017

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

De klaagster is de moeder van een cliënt die al 13 jaar bij de zorgaanbieder woont. Zij stelt dat zij en haar zoon sinds de coronaperiode slecht worden behandeld en dat zij door de zorgaanbieder wordt buitengesloten. De zorgaanbieder geeft aan dat de klaagster herhaaldelijk grensoverschrijdend en ontwrichtend gedrag heeft vertoond op de locatie van haar zoon. Dit gedrag bestond onder meer uit schelden tegen medewerkers, het veroorzaken van onrust op de woning en meerdere incidenten van vernieling en overlast. Om de veiligheid van cliënten en medewerkers te waarborgen, is eerst een tijdelijk woningverbod en later een volledig terreinverbod opgelegd. Met de klaagster zijn meerdere gesprekken gevoerd en er zijn afspraken gemaakt om het contact op een goede manier voort te zetten, maar deze afspraken zijn niet nagekomen. De zorgaanbieder heeft bovendien aangiftes gedaan van de incidenten. De commissie acht het ingevoerde terreinverbod een gerechtvaardigde en proportionele maatregel. De klacht over de bejegening wordt ongegrond verklaard. Omdat de klacht ongegrond is, wijst de commissie de gevraagde schadevergoeding van € 25.000 af.

De uitspraak

in het geschil tussen

mevrouw [naam], wonende te [plaatsnaam] (hierna te noemen: de klaagster)

en

Stichting Lunet Zorg, gevestigd te Eindhoven
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).

Behandeling van het geschil

Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Gehandicaptenzorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

De behandeling heeft plaatsgevonden op 23 september 2025 te Utrecht.

De klaagster is digitaal ter zitting verschenen. Namens de zorgaanbieder waren ter zitting aanwezig: mevrouw [naam] (gedragsdeskundige), mevrouw [naam] (teamleider) en mevrouw [naam] (bedrijfsjurist).

Onderwerp van het geschil

De cliënt heeft de klacht voorgelegd aan de zorgaanbieder.

Het geschil betreft de bejegening van de klaagster door de zorgaanbieder en het aan de klaagster opgelegde terreinverbod.

Standpunt van de klaagster

Voor het standpunt van de klaagster verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt dat op het volgende neer.

De cliënt, zoon van de klaagster, woont al 13 jaar bij de zorgaanbieder, locatie [wijk]. Vanaf de coronaperiode worden de cliënt en de klaagster psychisch mishandeld en vernederd. De klacht van de klaagster werd niet opgepakt en de klaagster kan geen e-mails meer sturen of telefonisch contact opnemen. Inmiddels moet de cliënt verplicht verhuizen naar een andere zorgaanbieder.

De klaagster vordert een schadevergoeding van € 25.000,– vanwege de lichamelijke en psychische klachten die de klaagster en haar zoon hebben overgehouden aan het handelen van de zorgaanbieder.

Standpunt van de zorgaanbieder

Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt dat op het volgende neer.

De klaagster heeft op 14 maart 2024 een locatieverbod (voor de woning van haar zoon op woonpark [wijk]) gekregen vanwege het feit dat zij op de zorgwoning van de cliënt ‘ongeremd gedrag’ vertoonde. Dit veroorzaakte onrust bij de cliënt en zijn medebewoners en had een negatieve invloed op de algehele sfeer in de woning en het welbevinden van cliënten en medewerkers.

De reden voor het beperken van de contacten via de telefoon en Whatsapp was dat de klaagster in die tijd zeer veel contact zocht, via telefoon en tekstbericht. Het locatieverbod gold in eerste instantie drie weken.

De intentie was om binnen die drie weken een gesprek te voeren en afspraken te maken over omgangsvormen, zoals het respectvol praten over en met de medewerkers. Na het gesprek op 4 april 2024 heeft de klaagster toestemming gekregen de woning van haar zoon weer te betreden, maar ze mocht nog niet in de algemene ruimte komen. Op 18 april 2024 heeft opnieuw een vervolggesprek plaatsgevonden waarbij nieuwe afspraken met de klaagster zijn gemaakt.

Toch bleef de klaagster zich negatief uitlaten over en tegen medewerkers en veroorzaakte zij onrust op de woning. Dit is op 30 april 2024 met de klaagster besproken en de nieuw gemaakte afspraken zijn schriftelijk aan haar bevestigd.

Vanaf dat moment weigerde klaagster elk fysiek overleg en verslechterde haar gedrag. Op 27 mei 2024 is de klaagster hierop aangesproken. Op 14 juni 2024 heeft de zorgaanbieder de klaagster geïnformeerd dat het woningverbod nogmaals verlengd wordt. In de daaropvolgende periode was sprake van schelden en schreeuwen tegen medewerkers, vandalisme, hard en gevaarlijk rijden op het woonpark en het ontregelen van de zorg op de woning van de cliënt. Om de veiligheid van cliënten en medewerkers te waarborgen kreeg de klaagster een volledig terreinverbod.

Tussen de klaagster en de zorgaanbieder was geen sprake meer van een werkbare relatie. In november 2024 is een nieuwe mentor benoemd en inmiddels wordt gesproken over overplaatsing van de cliënt.

Beoordeling van het geschil

De commissie heeft het volgende overwogen.

Wat aan het geschil vooraf is gegaan
Op 11 juni 2025 heeft de commissie de klaagster ontvankelijk verklaard in haar klacht, nu niet aan de klaagster kan worden tegengeworpen dat zij niet de gehele interne klachtenprocedure heeft doorlopen.

Reikwijdte geschil
Voorafgaand aan de zitting heeft de klaagster nog stukken toegevoegd die zien op de verhuizing van de cliënt die zou moeten plaatsvinden. Nu deze stukken niet tijdig zijn ingediend en de zorgaanbieder hierop niet heeft kunnen reageren, wordt dit klachtonderdeel buiten beschouwing gelaten.

Het geschil zoals door de klaagster ingediend ziet dan ook uitsluitend op de bejegening door de zorgaanbieder, het door de zorgaanbieder opgelegde terreinverbod en de gestelde daaruit voortvloeiende schade.

Terreinverbod
De zorgaanbieder heeft de klaagster een terreinverbod opgelegd wegens onheus en grensoverschrijdend gedrag. Volgens de zorgaanbieder heeft dit gedrag zich geuit in onder meer bekladding, vernieling van auto’s, het uitstorten van vuilniszakken en het uiten van scheldpartijen. Naar aanleiding hiervan heeft de zorgaanbieder in totaal zestien aangiftes bij de politie gedaan. De klaagster heeft deze gedragingen niet weersproken.

Op basis van de door de zorgaanbieder aangedragen feiten en omstandigheden is de commissie van oordeel dat het opgelegde terreinverbod niet als onredelijk kan worden aangemerkt. De aard en ernst van de gedragingen van de klaagster zijn zodanig dat de zorgaanbieder in redelijkheid heeft kunnen besluiten tot het opleggen van een terreinverbod ter waarborging van de rust en veiligheid binnen de groep.

De commissie acht aannemelijk dat de klaagster zich in andere situaties positief heeft ingezet, bijvoorbeeld door het organiseren van een spelletjesavond. Dit neemt echter niet weg dat het door de zorgaanbieder gestelde gedrag van een zodanige aard is dat dit een terreinverbod kan rechtvaardigen. De zorgaanbieder heeft bovendien voldoende aannemelijk gemaakt dat de maatregel periodiek is geëvalueerd en dat er herhaaldelijk pogingen zijn ondernomen om met klaagster hierover in gesprek te blijven.

De klacht is ongegrond. De commissie komt dan ook niet toe aan de beoordeling van de schadevordering. De vordering dient te worden afgewezen.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing

De commissie:
– verklaart de klacht van de klaagster ongegrond;
– wijst de vordering tot schadevergoeding af.