Onzekerheid over diagnoseformulering in behandelplan en gevolgen voor ondersteuning

De Geschillencommissie Zorg




Commissie: Geestelijke Gezondheidszorg    Categorie: -    Jaartal: 2025
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: ongegrond   Referentiecode: 1004829/1142176

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

De cliënt klaagt dat zijn diagnose schizofrenie in het behandelplan van 2023 is verwijderd en vervangen door een andere DSM-classificatie, zonder dat dit vooraf met hem is besproken. Hij stelt dat hij hierdoor in verwarring is geraakt en vreest dat dit gevolgen heeft voor zijn Wmo-indicatie en de mate van begeleiding die hij kan ontvangen. De zorgaanbieder legt uit dat de officiële hoofddiagnose al jarenlang dezelfde is: een ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis. De vermelding “d.d. schizofrenie” in het behandelplan van 2020 was slechts een differentiaaldiagnose, geen vastgestelde diagnose. Het bijwerken van het behandelplan in 2023 betrof volgens de zorgaanbieder een opschoning conform professionele richtlijnen, zonder inhoudelijke wijziging van de stoornis. De zorgaanbieder stelt dat zij niet verplicht is vooraf toestemming van de cliënt te vragen om een diagnose aan te passen, maar dat deze zorgvuldig tot stand is gekomen op basis van langdurige behandeling en evaluaties. De commissie is niet bevoegd om de diagnose te wijzigen en verklaart de cliënt daarom in zoverre niet-ontvankelijk. Wel beoordeelt zij het handelen van de zorgaanbieder en oordeelt dat er geen aanwijzingen zijn voor onzorgvuldigheid in de uitleg en besluitvorming. Ook ziet de commissie geen aanwijzingen dat de wijziging gevolgen heeft gehad voor de Wmo-indicatie. De klacht wordt ongegrond verklaard.

De uitspraak

in het geschil tussen

[naam], wonende te [woonplaats] (hierna te noemen: de cliënt)

en

Stichting Altrecht, gevestigd te Utrecht
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).

Behandeling van het geschil

Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De commissie heeft kennis genomen van de overgelegde stukken.

De behandeling heeft plaatsgevonden op 13 oktober 2025 te Den Haag. Partijen hebben de zitting digitaal bijgewoond.

De cliënt werd bijgestaan door [naam], persoonlijk begeleider en [naam], toehoorder. De zorgaanbieder werd vertegenwoordigd door [naam], [naam], psycholoog, en [naam], co-assistent toehoorder.

Onderwerp van het geschil

De klacht betreft de wijziging in diagnose schizofrenie en de DSM-classificatie in het behandelplan van 2023.

Standpunt van de cliënt

Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De zorgaanbieder heeft in het behandelplan van 2023 de diagnose schizofrenie verwijderd zonder dit vooraf aan cliënt kenbaar te maken tijdens de bespreking van het behandelplan. Er is een DSM-kwalificatie voor in de plaats gekomen zonder dat hier een psychiatrisch onderzoek aan vooraf is gegaan.
Cliënt kan zich niet vinden in deze kwalificatie.
De rechter heeft 13 jaar geleden vastgelegd dat cliënt een schizofreniestoornis heeft. Het kan niet zo zijn dat dit nu in één keer van de baan is. Te meer omdat zijn behandelaren eerder hebben aangegeven dat hij deze schizofreniestoornis levenslang zou houden. De zorgaanbieder had bovendien alvorens de wijziging door te voeren aan cliënt toestemming moeten vragen.

Deze wijziging heeft gevolgen voor de WMO-aanvraag. De indicatie is al gewijzigd van “beschermd verblijf” in “hulp aan huis”. Hij is nu onder behandeling van een andere zorgaanbieder en kan alleen binnen kantooruren deze zorgaanbieder bellen en dan hopen dat hij wordt teruggebeld. Dit betekent dat cliënt niet meer op alle momenten van de dag zijn hulpverlener kan raadplegen, als hij dreigt in psychische nood te geraken.

Cliënt verzoekt de commissie in het behandelplan 2023 de diagnose en DSM- classificatie te wijzigen conform de diagnose zoals opgenomen in het behandelplan van 15 oktober 2020.

Standpunt van de zorgaanbieder

Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De hoofddiagnose is altijd geweest: Ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis of psychose NAO. In 2023 is het behandelplan opgeschoond en is de differentiaal diagnose schizofrenie verworpen. Cliënt is psychotisch kwetsbaar bij bijvoorbeeld stress of middelengebruik. Deze psychotische kwetsbaarheid is levenslang. De gemeente heeft altijd op basis van deze diagnose de indicatie gesteld.

Wat mogelijk bij cliënt tot verwarring heeft geleid, is dat in het behandelplan van 2020 onder de diagnose nog staat vermeld ‘d.d. schizofrenie’. Oftewel: schizofrenie als differentiaal diagnostische overweging.
Dat cliënt psychiatrisch niet zou zijn onderzocht, is geen terecht verwijt. In het geval van klager is sprake van een ambulante begeleiding, bij welke begeleiding tenminste een casemanager, een (GZ-)psycholoog en een psychiater betrokken was. Ieder gesprek en iedere gebeurtenis tijdens de behandeling geeft de behandelaren richting ten aanzien van diagnose alsook ten aanzien van de passende behandeling. Dit is uiteraard een dynamisch gebeuren maar kwalificeert wel degelijk als een voldoende psychiatrisch onderzoek om de diagnose te kunnen bevestigen.

Ter zitting heeft de zorgaanbieder nogmaals benadrukt dat de wijziging in de tenaamstelling van de diagnose geen invloed heeft op het toekennen van de WMO.

Beoordeling van het geschil

De commissie heeft het volgende overwogen.

Cliënt heeft de commissie verzocht om de diagnose in het behandelplan te wijzigen. De commissie is hier echter niet toe bevoegd. De commissie zal cliënt voor zover zijn klacht hierop ziet niet-ontvankelijk verklaren.

Wel kan de commissie een oordeel geven over de wijze waarop de zorgaanbieder heeft gehandeld.

De commissie heeft vastgesteld dat in de periode 2010-2024 met betrekking tot de hoofddiagnose geen verandering heeft plaatsgevonden. Zowel in het behandelplan van 2020 als in het behandelplan van 2023 is als werkdiagnose vermeld ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis.

Ter zitting is gebleken dat in het verleden de hulpverleners, die destijds bij de behandeling van cliënt betrokken zijn geweest, cliënt een meer informele uitleg hebben gegeven over zijn stoornis, die aansloot bij zijn behoeften en probleemstellingen op dat moment en hem in dat kader hebben uitgelegd dat hij een schizofreniestoornis zou hebben die zou zijn opgewekt door het gebruik van verdovende middelen. Op grond hiervan zijn er bij cliënt andere beelden ontstaan over de aard van zijn stoornis dan door de zorgaanbieder of haar voorgangers is gediagnosticeerd en geclassificeerd.

Ter zitting heeft de zorgaanbieder aangegeven dat zij de DSM-kwalificatie in het behandelplan heeft opgeschoond op basis van bevindingen van de behandelaars tijdens evaluatiegesprekken met cliënt in de afgelopen periode. Op basis van de geldende richtlijnen mag een zorgaanbieder een diagnose aanpassen zonder daarvoor eerst toestemming van een cliënt te vragen. Zo is de antisociale persoonlijkheidsstoornis niet meer opgenomen omdat zonder persoonlijkheidsonderzoek deze diagnose niet mag worden gesteld. Voor de zorgaanbieder staat voorop dat een diagnose zorgvuldig wordt gesteld

Uit de stukken die zijn overgelegd maakt de commissie op dat cliënt en zorgaanbieder regelmatig met elkaar hebben gecorrespondeerd over de verwarring die is ontstaan over de diagnose “d.d. schizofrenie” en heeft de zorgaanbieder duidelijk uitgelegd dat er geen andere diagnose is gesteld in 2023. Ook ter zitting van de klachtencommissie is deze verwarring uitdrukkelijk besproken. Het is de commissie niet gebleken dat de zorgaanbieder onzorgvuldig heeft gehandeld door geen duidelijkheid over de diagnose te verschaffen.

Ten overvloede merkt de commissie op dat de zorgaanbieder uitdrukkelijk heeft gesteld dat de wijze waarop de diagnose is geformuleerd niet zal leiden tot een andere uitkomst van de WMO aanvraag. Afgezien van het feit dat de diagnoses in de laatste behandelplannen gelijkluidend zijn en de gemeente op basis daarvan de indicatie heeft afgegeven, houdt de gemeente bij de beoordeling altijd rekening met de duur van de klachten en de ernst van de klachten op dit moment.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing

De commissie:

– verklaart cliënt niet ontvankelijk in zijn verzoek om de diagnose aan te passen in het behandelplan van 2023;
– verklaart de klacht ongegrond.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg, bestaande uit de heer mr. A.R.O. Mooy, voorzitter, de heer drs. T. Knap, mevrouw E.M. van den Berg, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. W. Hartong van Ark, secretaris, op 13 oktober 2025.