
Commissie: Zorg Algemeen
Categorie: -
Jaartal: 2025
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: niet-ontvankelijk
Referentiecode:
819835/1104194
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
Een cliënt met niet-aangeboren hersenletsel diende een klacht in tegen Gewoon Anders Begeleid Wonen omdat de zorg en begeleiding volgens hem onvoldoende waren en zijn ouders hierdoor extra zorgtaken moesten overnemen. Hij verzocht om schadevergoeding voor zowel zichzelf als zijn ouders. De zorgaanbieder voerde aan dat dit geschil al aan de rechtbank was voorgelegd en daar in november 2024 in een vaststellingsovereenkomst is geëindigd, waarbij partijen elkaar finale kwijting verleenden. Hoewel de cliënt stelde dat de kwaliteit van zorg destijds niet centraal stond, bleek uit de dagvaarding dat dit punt wel onderdeel van de procedure was. Omdat de zaak dus al door de rechter was behandeld, verklaarde de Geschillencommissie de cliënt niet-ontvankelijk in zijn klacht.
De uitspraak
in het geschil tussen
[naam], wonende te [plaatsnaam] (hierna te noemen: de cliënt)en
Gewoon Anders Begeleid Wonen, gevestigd te Den Hout NB
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).
Behandeling van het geschil
Uit de stukken blijkt dat eerst dient te worden vastgesteld of de cliënt in zijn klacht ontvankelijk is.
De Geschillencommissie Zorg Algemeen (verder te noemen: de commissie) heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 27 augustus 2025 te Den Haag.
Partijen zijn niet voor de zitting opgeroepen.
Onderwerp van het geschil
De cliënt verwijt de zorgaanbieder dat hem niet de kwaliteit van zorg is geleverd die verwacht mocht worden.
Standpunt van de cliënt
Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De cliënt woonde tot 14 februari 2025 op een locatie waar hij begeleid werd door de zorgaanbieder. De cliënt heeft niet aangeboren hersenletsel (NAH), als gevolg waarvan hij zorg en begeleiding nodig heeft. Die zorg en begeleiding is door de zorgaanbieder niet conform het zorgcontract geleverd en de kwaliteit van zorg was onvoldoende. De ouders van de cliënt hebben door het nalatig handelen van de zorgaanbieder veel zorgtaken over moeten nemen en zijn door deze situatie in de ziektewet gekomen. De cliënt vraagt een vergoeding van de kosten die de ouders hebben gemaakt en een vergoeding voor het leed dat de cliënt zelf, maar ook zijn ouders, hebben moeten doornaken.
De cliënt heeft een procedure bij de rechtbank gevoerd waarin alleen de ontslagdatum van de cliënt onderwerp van geschil is geweest en de zorgtaken waaraan de zorgaanbieder zich tot dat moment (14 februari 2025) diende te houden. De klachten met betrekking tot de zorg en begeleiding van de cliënt aangaande het verleden zijn niet aan de orde geweest. De cliënt verlangt een oordeel van de commissie over het nalatig handelen van de zorgaanbieder.
Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De zorgaanbieder verzoekt de commissie de klacht van de cliënt niet ontvankelijk te verklaren. De cliënt heeft over deze klacht al een procedure bij de rechtbank aanhangig gemaakt. Die procedure is geëindigd in een schikking die in een proces-verbaal van 13 november 2024 is vastgelegd. Partijen hebben elkaar over en weer finale kwijting verleend.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Het reglement schrijft voor dat de commissie de cliënt in zijn geschil ambtshalve niet ontvankelijk dient te verklaren indien het een geschil betreft waarover de cliënt reeds bij de rechter een procedure aanhangig heeft gemaakt (zie artikel 5 sub b. van het reglement).
De cliënt heeft aangevoerd dat de kwaliteit van zorg geen onderwerp van geschil is geweest in de rechtbankprocedure die tussen partijen is gevoerd.
Uit de dagvaarding die op 8 september 2024 door (de advocaat van) de cliënt is uitgebracht blijkt dat niet alleen de einddatum van de huur- en zorgovereenkomst aan de rechtbank is voorgelegd maar ook de kwaliteit van zorg en begeleiding die de cliënt van de zorgaanbieder heeft ontvangen. De procedure is op 13 november 2024 geëindigd in een vaststellingsovereenkomst tussen partijen die door de Rechtbank Zeeland-West Brabant in een proces-verbaal is opgenomen. Partijen hebben elkaar over en weer finale kwijting verleend en hebben daarmee niets meer van elkaar te vorderen.
Op grond van het voorgaande is de cliënt niet-ontvankelijk in zijn klacht.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie verklaart de cliënt niet-ontvankelijk in zijn klacht.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Zorg Algemeen, bestaande uit de heer mr. dr. B. Wallage, voorzitter, de heer R. Simons en de heer mr. P.O.H. Gevaerts, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. J.C. Quint, secretaris, op 27 augustus 2025.