
Commissie: Zelfstandige Klinieken
Categorie: -
Jaartal: 2025
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: ongegrond
Referentiecode:
1002519/1065683
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
Een cliënte onderging in november 2023 een onder- en bovenooglidcorrectie bij het Boerhaave Medisch Centrum. Tijdens het consult werd haar een zichtbaar resultaat beloofd, maar na de operatie bleef zij ontevreden omdat de wallen onder haar ogen zichtbaar bleven. De behandelend arts erkende dat de ingreep wellicht anders uitgevoerd had moeten worden en verwees haar door naar twee andere artsen binnen de kliniek. Eén arts weigerde de nabehandeling, de ander wilde opereren onder narcose tegen extra betaling, wat de cliënte onwenselijk vond. Zij voelde zich niet serieus genomen, ervoer weinig empathie, en verloor vertrouwen in de zorgaanbieder. De cliënte vroeg om terugbetaling van de kosten voor de onderooglidcorrectie. De zorgaanbieder wees dit verzoek af, omdat zij vonden dat aan de inspanningsverplichting was voldaan en de cliënte vooraf juist was geïnformeerd over het niet-gegarandeerde resultaat. De Geschillencommissie oordeelde dat er geen sprake was van onzorgvuldig handelen en dat geen toerekenbare tekortkoming kon worden vastgesteld. Omdat ook schade niet voldoende was onderbouwd, werd de klacht ongegrond verklaard en de vordering tot schadevergoeding afgewezen.
De uitspraak
in het geschil tussen
mevrouw [naam], wonende te [plaatsnaam] (hierna te noemen: de cliënte)
en
Boerhaave Medisch Centrum, gevestigd te Amsterdam
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Zelfstandige Klinieken (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 18 juni 2025 te Utrecht.
Partijen zijn niet voor de zitting opgeroepen.
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de kwaliteit van dienstverlening van de zorgaanbieder.
Standpunt van de cliënte
Voor het standpunt van de cliënte verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt dit op het volgende neer.
De cliënte heeft in november 2023 een onder- en bovenooglidcorrectie ondergaan bij de zorgaanbieder. Tijdens het consult werd de cliënte verzekerd dat het mogelijk was om de vetpockets en huid te verwijderen en dat zij na de ingreep geen wallen meer zou hebben. Helaas bleek het resultaat na de operatie niet naar wens. Het leek alsof de ingreep niet goed was uitgevoerd en de wallen waren nog steeds zichtbaar.
Toen de cliënte haar zorgen bij de behandelend arts uitte, gaf deze aan dat de cliënte na een jaar terug kon komen om te evalueren hoe het resultaat zich zou ontwikkelen. De arts bevestigde dat de ingreep anders had moeten worden uitgevoerd en gaf aan dat dit niet haar expertise was. De arts adviseerde de cliënte om bij twee andere chirurgen binnen de zorgaanbieder op consult te gaan, omdat zij beter gespecialiseerd waren in dit soort behandelingen.
Na het jaar gewacht te hebben is de cliënte op consult geweest bij de andere artsen. Bij één arts werd zij direct doorverwezen, omdat deze de nabehandeling niet wilde overnemen. De andere arts stelde voor om de ingreep opnieuw uit te voeren, maar dan onder narcose, aangezien hij anders niet goed zou kunnen werken. Dit gaf de cliënte twijfels over zijn kunde, omdat het niet gebruikelijk is om voor deze procedure narcose te gebruiken. Bovendien zou zij opnieuw € 550,– moeten betalen voor de narcose.
De cliënte had geen vertrouwen in de aanpak van de zorgaanbieder, zeker gezien de teleurstellende resultaten van de eerste ingreep. Zij wilde geen narcose en twijfelde sterk over een nieuwe behandeling.
De cliënte heeft haar zorgen over de narcosekosten en de behandelmethode besproken en voelde zich daarbij niet serieus genomen. De arts reageerde geïrriteerd op vragen en toonde weinig begrip voor de onzekerheden van de cliënte. Dit gebrek aan empathie, gecombineerd met het feit dat de cliënte opnieuw onder het mes moest, gaf haar het gevoel dat zij niet in goede handen was.
Er werd geen verantwoordelijkheid genomen voor de fouten die bij de eerste ingreep waren gemaakt. De cliënte heeft daarom besloten geen vervolgbehandeling bij de zorgaanbieder te ondergaan.
Haar vertrouwen in de kliniek was volledig verdwenen. Zij heef een klacht ingediend en gevraagd om geld terug voor de onderooglidcorrectie. In plaats van een oplossing kreeg zij het advies om bij een andere kliniek op consult te gaan voor een second opinion en vervolgens de bevindingen met de zorgaanbieder te bespreken. Dit bevestigde voor de cliënte dat de zorgaanbieder zelf niet zeker was van de uitkomst van de behandeling.
De cliënte eist een volledige terugbetaling van de kosten voor de onderooglidcorrectie, zodat zij de behandeling elders kan voortzetten.
Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt dit op het volgende neer.
De zorgaanbieder is allereerst van mening dat de klacht van de cliënte niet deugdelijk is onderbouwd, alleen om die reden al zou de klacht ongegrond moeten worden verklaard. Daarnaast is de zorgaanbieder van mening dat zij aan haar inspanningsverplichting heeft voldaan.
De cliënte is op 7 september 2023 op consult geweest met de wens voor een onder- en bovenooglid correctie. Hierbij is uitdrukkelijk in het dossier genoteerd: “Ik heb met patiënt de voor- en nadelen van een blefaroplastiek besproken. Uitleg dat het resultaat van een onderooglid altijd minder is dan het resultaat van een bovenooglid correctie. Patiënt is akkoord.”
Uit het dossier valt verder op te maken dat het herstel ongecompliceerd verloopt, maar dat de cliënte liever meer resultaat had gezien van de onderooglidcorrectie. De cliënte is na ommekomst van 1 jaar na de operatie door verschillende artsen van de zorgaanbieder gezien voor advies (second opinion) over haar opties. Er werd een na correctie besproken waarbij alleen de kosten voor de narcose voor rekening van de cliënte zouden komen evenals een kosteloze na correctie onder lokale verdoving. Hier was de cliënte het niet mee eens en zij diende een klacht in bij de zorgaanbieder en vorderde daarbij terugbetaling van het bedrag dat zij voor de ingreep had betaald. De zorgaanbieder heeft aan de cliënte aangegeven niet in te stemmen met terugbetaling hiervan nu zij van mening is dat de ingreep lege artis is uitgevoerd en de cliënte op juiste wijze is geïnformeerd over het resultaat. Voor wat betreft de gevorderde vergoeding zelf stelt de zorgaanbieder vast dat de cliënte haar schade niet (voldoende) onderbouwd heeft. Het is aan de cliënte om aan te geven waaruit die schade bestaat en op grond waarvan die in redelijkheid kan worden toegerekend aan het handelen dan wel nalaten van de zorgaanbieder. De cliënte heeft ook daarover geen duidelijke stellingen ingenomen, zodat ook om die reden schadevergoeding niet aan de orde kan zijn.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Op grond van de geneeskundige behandelingsovereenkomst moet de zorgaanbieder bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen en daarbij handelen in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard (artikel 7:453 van het Burgerlijk Wetboek). Deze zorgplicht houdt in dat de zorgaanbieder die zorg moet betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht.
De verplichting die voor de zorgaanbieder voortvloeit uit een geneeskundige behandelingsovereenkomst, wordt in beginsel niet aangemerkt als een resultaatsverplichting, waarbij de zorgaanbieder moet instaan voor het bereiken van een bepaald resultaat, maar als een inspanningsverplichting, waarbij de zorgaanbieder zich verplicht zich voor het bereiken van een bepaald resultaat in te spannen.
De reden hiervoor is dat het bij een geneeskundige behandeling meestal niet mogelijk is een bepaald resultaat te garanderen, omdat het menselijk lichaam in het (genezings-)proces een ongewisse factor vormt; zelfs bij onberispelijk medisch handelen, kan het beoogde resultaat uitblijven. Van een tekortkoming kan dan ook pas worden gesproken indien komt vast te staan dat de behandelend arts zich onvoldoende heeft ingespannen of bij de inspanning een fout heeft gemaakt.
Voor aansprakelijkheid van de zorgaanbieder is vereist dat voldoende aannemelijk is dat de zorgaanbieder, dan wel eenieder die werd ingeschakeld bij de uitvoering van de voor de zorgaanbieder uit de overeenkomst voortvloeiende verplichting, is tekortgeschoten in de uitvoering van die verplichting.
De tekortkoming moet aan de zorgaanbieder kunnen worden verweten (toerekenbare tekortkoming) en de cliënt moet daarvan nadeel (schade) hebben ondervonden.
De commissie zal de klacht van de cliënte beoordelen in het licht van het hierboven geschetste toetsingskader.
Naar het oordeel van de commissie kan niet worden gesteld dat de zorgaanbieder ten aanzien van de ooglidcorrectie onzorgvuldig heeft gehandeld. Hiervoor heeft de cliënte geen overtuigend bewijs aangeleverd. Uit de overgelegde stukken is voldoende gebleken dat de cliënte voorafgaande aan de ingreep is gewezen op het feit dat het gewenste resultaat niet gegarandeerd kan worden.
De zorgaanbieder heeft de cliënte uit coulance een nabehandeling aangeboden. Dat de cliënte op dit aanbod niet is ingegaan, komt voor haar rekening en risico.
Voor aanspraak op een schadevergoeding is ten minste vereist dat de zorgaanbieder in enig opzicht toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de behandelingsovereenkomst. Nu hiervan niet is gebleken, dient de vordering tot schadevergoeding te worden afgewezen.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
– verklaart de klacht ongegrond;
– wijst af de vordering tot schadevergoeding.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Zelfstandige Klinieken, bestaande uit mevrouw mr. S.W.M. Speekenbrink, voorzitter, mevrouw drs. H.J.P. Tielemans, de heer mr. P.O.H. Gevaerts, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. M. Gardenier, secretaris, op 18 juni 2025.