Klachten over begeleiding, beëindiging behandeling en wachttijden bij GGZ-instelling

De Geschillencommissie Zorg




Commissie: Geestelijke Gezondheidszorg    Categorie: -    Jaartal: 2025
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: ongegrond   Referentiecode: 993743/1181709

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

Een cliënt diende bij de Geschillencommissie GGZ een klacht in tegen Altrecht. Hij vond dat zijn casemanager te weinig inlevingsvermogen toonde en onvoldoende ondersteuning bood, waardoor hij zich onveilig voelde in de zorgrelatie. Ook klaagde hij dat zijn behandelingsovereenkomst was beëindigd nadat hij om een andere casemanager had gevraagd. Daarnaast beklaagde hij zich over de toewijzing van een gehorige woning, waarvoor hij vond dat de zorgaanbieder medeverantwoordelijk was. Ten slotte wees hij op de lange wachttijden bij de instelling waarnaar hij was verwezen, die hem uiteindelijk ook nog terugverwees. De zorgaanbieder stelde dat er geen indicatie was voor psychologische behandeling en dat begeleiding door een coach beter aansloot bij zijn problematiek. De commissie oordeelde dat de casemanager handelde met professionele distantie, wat past bij de beroepsnormen. Het beëindigen van de behandelingsovereenkomst was zorgvuldig en gerechtvaardigd, omdat er geen medische indicatie bestond voor voortzetting van behandeling. De klacht over de woning viel buiten de bevoegdheid van de commissie, omdat dit een zaak van de woningbouwvereniging betrof. Voor de wachttijden lag de verantwoordelijkheid bij de andere aanbieder, niet bij Altrecht. De commissie verklaarde de cliënt daarom niet-ontvankelijk in één klachtonderdeel en wees de overige klachten af.

De uitspraak

in het geschil tussen

[naam], wonende te [plaatsnaam] (hierna te noemen: de cliënt)

en

Altrecht, gevestigd te Utrecht
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).

Behandeling van het geschil

Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

De behandeling heeft plaatsgevonden op 25 augustus 2025 te Utrecht.

Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen. De cliënt was zelf ter zitting aanwezig, samen met zijn zus mevrouw [naam]. Namens de zorgaanbieder zijn ter zitting verschenen: mevrouw [naam] (functie) en de heer [naam] (functie).

Onderwerp van het geschil

De cliënt heeft de klacht voorgelegd aan de zorgaanbieder.

Het geschil betreft klachten van de cliënt over het gedrag van de casemanager, de beëindiging van zijn behandelingsovereenkomst, de toewijzing van zijn woning en lange wachttijden na een verwijzing.

Standpunt van de cliënt

Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De eerste klacht van de cliënt ziet op het handelen van de casemanager. De cliënt had verzocht om een andere casemanager vanwege een gebrek aan inlevingsvermogen en praktische en emotionele ondersteuning. Hierdoor ervoer de cliënt onveiligheid in de werkrelatie. De cliënt had juist nabijheid en betrokkenheid nodig. Volgens de cliënt is hiermee zijn waardigheid niet gerespecteerd en voldoet de zorgaanbieder niet aan de vier basisprincipes die volgen uit de Beroepscode: verantwoordelijkheid, integriteit, respect en deskundigheid.

De tweede klacht van de cliënt ziet op de beëindiging van de behandelingsovereenkomst als gevolg van het verzoek van de cliënt om een andere casemanager.

De derde klacht van de cliënt ziet op toewijzing van een woning die vanwege de gehorigheid niet toegewezen had mogen worden. Alle betrokken partijen, waaronder de zorgaanbieder en de woningcorporatie, namen hierin geen verantwoordelijkheid.

Ten slotte klaagt de cliënt over de lange wachttijd bij de aanbieder waarnaar de zorgaanbieder de cliënt heeft verwezen. Na ommekomst van de wachttijd heeft deze aanbieder de cliënt ook nog eens terugverwezen naar de zorgaanbieder.

Door het hardvochtige optreden van de zorgaanbieder heeft de cliënt immateriële schade geleden.

Standpunt van de zorgaanbieder

Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De zorgaanbieder was op verzoek van de woningbouwvereniging voor de duur van twee jaar de begeleidende zorginstelling en was betrokken vanuit het gebiedsteam, met een redelijk frequent maar wel laag-intensief contact. Alleen op de achtergrond was de psychiater betrokken. De cliënt heeft in deze periode geen medicatie gebruikt en kreeg ook geen psychologische begeleiding.

Begin 2023 was de zorgaanbieder reeds van mening dat de cliënt gezien zijn Autisme Spectrum Stoornis (ASS)-problematiek het beste gebaat zou zijn bij een begeleidingstraject en niet bij een behandeltraject. De zorgaanbieder zag geen indicatie voor een behandeling. Na afloop van de termijn van twee jaar van de woningbouwvereniging heeft de zorgaanbieder de behandelingsovereenkomst dan ook beëindigd: er was niet langer sprake van een hulpvraag die aansloot bij het zorgaanbod van de zorgaanbieder. Het verzoek van de cliënt om een nieuwe casemanager was dus niet de reden voor beëindiging van de zorg.

In de tussentijd heeft de zorgaanbieder getracht de cliënt in contact te brengen met een ASS-coach.

De zorgaanbieder meent hierin zorgvuldig te hebben gehandeld en er is dan ook geen grond voor toekenning van een schadevergoeding.

Beoordeling van het geschil

De commissie heeft het volgende overwogen.

Toetsingskader
De overeenkomst die de cliënt met de zorgaanbieder heeft gesloten, betreft een geneeskundige behandelingsovereenkomst in de zin van artikel 7:446 van het Burgerlijk Wetboek (BW).

Op grond van de behandelingsovereenkomst die de cliënt met de zorgaanbieder is aangegaan, moet de zorgaanbieder bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen en daarbij handelen in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard (het goed hulpverlenerschap uit artikel 7:453 van het BW), die mede bepaald wordt door onder meer de stand en inzichten van de medische wetenschap, richtlijnen en protocollen. Het goed hulpverlenerschap houdt in dat de zorgaanbieder die zorg moet betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht.

De klacht
De klacht van de cliënt valt in vier klachtonderdelen uiteen: het handelen van de casemanager, de beëindiging van de behandelingsovereenkomst, de toewijzing van de woning en de lange wachttijd bij aanbieder [naam zorgaanbieder] na verwijzing.

De commissie bespreekt deze klachtonderdelen hierna afzonderlijk.

Casemanager
De cliënt heeft bij de zorgaanbieder een klacht ingediend over de houding van de casemanager. Volgens de cliënt heeft de casemanager zich te afstandelijk opgesteld, terwijl de cliënt in het kader van het opbouwen van vertrouwen juist meer nabijheid en betrokkenheid wenst. In de perceptie van de cliënt heeft de casemanager zich ongeïnteresseerd en laconiek opgesteld.

De commissie acht het aannemelijk dat de casemanager jegens de cliënt professionele distantie in acht heeft genomen. Deze distantie maakt onderdeel uit van de beroepsnormen die invulling geven aan de norm van goed hulpverlenerschap. Professionele distantie draagt bij aan de veiligheid van de zorgrelatie en waarborgt dat de zorgverlener in staat blijft objectieve en effectieve hulpverlening te bieden.

De commissie verwijst hierbij naar het bovengenoemde toetsingskader, waaruit volgt dat zorgverleners gehouden zijn de normen van hun beroepsgroep na te leven. Naar het oordeel van de commissie heeft de casemanager in overeenstemming met deze normen gehandeld door professionele distantie te betrachten. Dat de cliënt van mening is meer nabijheid en betrokkenheid nodig te hebben, maakt niet dat de zorgverlener onzorgvuldig heeft gehandeld.

Dit klachtonderdeel is dan ook ongegrond.

Beëindiging behandeling
Niet tussen partijen in geschil is dat de begeleiding door de zorgaanbieder gedurende twee jaar als voorwaarde is gesteld door de woningbouwvereniging. Beide partijen waren met dit uitgangspunt bekend.

Partijen verschillen van mening over de inhoud en het vervolg van het begeleidingstraject. De cliënt is van oordeel dat hij, gelet op de complexe problematiek die hij ervaart, gebaat zou zijn bij psychologische behandeling. De zorgaanbieder daarentegen stelt dat voor psychologische behandeling geen indicatie bestaat en dat begeleiding door een coach passend en toereikend is. Het ontbreken van een indicatie voor psychologische behandeling is voor de zorgaanbieder aanleiding geweest om na afloop van de overeengekomen periode van twee jaar de behandelingsovereenkomst te beëindigen.

Partijen hebben meermalen overleg gevoerd over dit verschil van inzicht. De cliënt heeft erkend dat hij op de hoogte was van de motivering van de zorgaanbieder om de behandelingsovereenkomst te beëindigen. Niettemin bleef de cliënt bij zijn standpunt dat voortzetting van de overeenkomst in de vorm van psychologische behandeling in zijn situatie nodig was. Wel is de cliënt akkoord gegaan met de verwijzing naar aanbieder [naam zorgaanbieder] in het kader van begeleiding.

De commissie overweegt dat er gegronde redenen kunnen bestaan om een behandelingsovereenkomst te beëindigen. Daarbij wordt verwezen naar de KNMG-richtlijn Niet-aangaan of beëindiging van de geneeskundige behandelingsovereenkomst. Deze richtlijn bepaalt dat beëindiging van een behandelingsovereenkomst, mits de daaraan verbonden zorgvuldigheidseisen in acht worden genomen, geoorloofd is indien sprake is van gewichtige redenen.

De commissie benadrukt dat een medische behandeling slechts gerechtvaardigd is indien deze in het belang van de cliënt is en gericht blijft op het behalen van het beoogde behandeldoel. Indien dit niet langer het geval is, kan dit een gewichtige reden vormen om – in overleg met de cliënt – alternatieve zorgverlening te zoeken en, na een zorgvuldige overdracht, de behandelingsovereenkomst te beëindigen.

In het onderhavige geval is hiervan sprake. De casemanager heeft gemotiveerd aangevoerd dat geen indicatie bestond voor een psychologische behandeling. Naar het oordeel van de commissie betreft dit een zorgvuldig en professioneel medisch-inhoudelijk oordeel. Het zonder medische indicatie starten van een behandeling is niet aan te merken als goed hulpverlenerschap: een behandeling kan in een dergelijk geval immers zelfs schadelijk zijn. Dat de cliënt de zienswijze van de zorgaanbieder niet deelt, maakt nog niet dat de zorgaanbieder verwijtbaar heeft gehandeld.

De commissie concludeert dat de zorgaanbieder een gewichtige reden had voor beëindiging van de behandelingsovereenkomst, te weten het ontbreken van een indicatie voor psychologische behandeling, en dat de zorgaanbieder heeft voldaan aan de vereiste zorgvuldigheid door de cliënt tijdig te informeren en zorg te dragen voor overdracht naar een alternatieve zorgaanbieder.
De wijze waarop dit in de e-mail van 20 september 2024 naar de cliënt is verwoord (“Indien je ervoor kiest om niet te komen en we geen bericht van je ontvangen, dan zullen we de behandeling bij Altrecht gebiedsteam beëindigen”), verdient naar het oordeel van de commissie geen schoonheidsprijs. Dit doet echter niet af aan de conclusie dat de zorgaanbieder voor het overige de zorgvuldigheidseisen in acht heeft genomen.

Toewijzen woning
De cliënt heeft geklaagd over de aan hem toegewezen woning, nu daarin sprake is van gehorigheid terwijl hij uitdrukkelijk heeft aangegeven dat rust voor hem van wezenlijk belang is. Volgens de cliënt nemen noch de zorgaanbieder noch de woningbouwvereniging hiervoor verantwoordelijkheid.

De commissie overweegt dat de zorgaanbieder blijkens de overgelegde huurovereenkomst geen partij is bij deze overeenkomst. De huurovereenkomst is uitsluitend gesloten tussen de cliënt en de woningbouwvereniging. Nu deze huurovereenkomst geen onderdeel uitmaakt van de behandelingsovereenkomst, valt dit klachtonderdeel buiten de beoordelingsbevoegdheid van de commissie. Dat de zorgaanbieder de cliënt als begeleiding heeft bijgestaan bij de aanvraag van de woning, doet aan dit oordeel niet af.

De commissie verklaart de cliënt dan ook niet-ontvankelijk in dit klachtonderdeel.

Lange wachttijd
In overleg met de zorgaanbieder is de cliënt verwezen naar aanbieder [naam]. Deze aanbieder kende zeer lange wachttijden. Toen de cliënt uiteindelijk aan de beurt was, heeft [naam zorgbieder] hem terugverwezen, volgens de cliënt omdat psychologische behandeling toch nodig zou zijn.

De commissie acht het zeer ongelukkig dat [naam zorgaanbieder] lange wachttijden kende en de cliënt vervolgens heeft terugverwezen. Dit kan de zorgaanbieder echter niet worden aangerekend, nu het gaat om een zelfstandige beslissing van [naam zorgaanbieder]. De zorgaanbieder heeft daarop voorgesteld de cliënt te verwijzen naar een andere begeleidende instantie, welk voorstel de cliënt heeft afgewezen. De commissie is van oordeel dat de zorgaanbieder daarmee voldoende inspanningen heeft geleverd om tot een alternatieve oplossing te komen.

Conclusie en vervolg
Nu de cliënt in zijn klacht ten aanzien van het toewijzen van de woning niet-ontvankelijk is en de overige klachtonderdelen ongegrond worden verklaard, komt de commissie niet toe aan beoordeling van de schadevordering.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De commissie:
– verklaart de cliënt in het klachtonderdeel ten aanzien van het toewijzen van de woning niet-ontvankelijk;
– verklaart de overige klachtonderdelen ongegrond.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg, bestaande uit mevrouw mr. S.W.M. Speekenbrink, voorzitter, de heer drs. T. Knap, mevrouw E.M. van den Berg, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. S.M.E. Balfoort, secretaris, op 25 augustus 2025.