
Commissie: Ziekenhuizen
Categorie: Ontvankelijkheid
Jaartal: 2024
Soort uitspraak: ontvankelijkverklaring
Uitkomst: ontvankelijk
Referentiecode:
253017/300319
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
De commissie heeft beoordeeld of de cliënte haar klacht mag voorleggen, nadat het ziekenhuis had aangevoerd dat de klacht niet volledig in de interne klachtenprocedure was behandeld en dat de cliënte geen belang meer zou hebben vanwege een reeds gedane uitspraak van het Regionaal Tuchtcollege. Uit de stukken blijkt echter dat de cliënte haar klacht, die ziet op verpleegkundige zorg en de daaruit voortvloeiende emotionele gevolgen, al bij de interne klachtencommissie had ingediend. De commissie oordeelt daarom dat het geen ‘nieuwe’ klacht betreft. Daarnaast heeft de cliënte nog steeds belang bij een uitspraak, omdat zij schadevergoeding vordert van de zorgaanbieder als organisatie, terwijl de RT-uitspraak betrekking had op een individuele medewerkster. De commissie verklaart de cliënte daarom ontvankelijk in haar klacht en zal deze nu inhoudelijk behandelen.
De uitspraak
in het geschil tussen
[naam cliënte], wonende te [woonplaats] (hierna te noemen: de cliënte)en
Academisch Ziekenhuis Groningen (UMCG), gevestigd te Groningen
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).
Behandeling van het geschil
Uit de stukken blijkt dat eerst dient te worden vastgesteld of cliënt in haar klacht ontvankelijk is.
De Geschillencommissie Ziekenhuizen (verder te noemen: de commissie) heeft kennis genomen van de overgelegde stukken.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 3 december 2024.
Partijen zijn niet voor de zitting opgeroepen.
Beoordeling van de ontvankelijkheid
De commissie dient eerst te beoordelen of cliënte ontvankelijk is, nu de zorgaanbieder in haar verweerschrift van 9 oktober 2024 uitdrukkelijk een beroep op heeft gedaan op de niet ontvankelijkheid. De zorgaanbieder heeft, onder verwijzing naar artikel 6, lid 1 sub a en b van het reglement, gesteld dat cliënte haar klacht, zoals zij deze thans heeft geformuleerd, niet eerder naar voren heeft gebracht in de interne klachtenprocedure. Daarnaast heeft cliënte geen belang meer bij een uitspraak nu er een uitspraak is gedaan door de Regionaal Tuchtcollege (verder RT).
Naar het oordeel van de commissie dient het verweer van de zorgaanbieder, dat cliënte niet eerst haar klacht aan de klachtencommissie heeft voorgelegd, verworpen te worden. Daartoe overweegt de commissie als volgt.
Cliënte heeft in het vragenformulier, dat zij bij de commissie heeft ingediend, aangegeven dat haar klacht zich richt tegen de zorgaanbieder en ziet op verpleegkundige zorg. Zij is door een verpleegkundige zodanig behandeld dat zij hier een jaar na de opname en operatie nog de emotionele/psychische gevolgen van ondervindt. In haar klachtbrief, d.d. 8 maart 2023, gericht aan de klachtencommissie, spreekt cliënte over voorvallen die hebben plaatsgevonden tijdens haar verblijf in het ziekenhuis op 9 maart 2022 en van 26 april 2022 tot en met 1 mei 2022, die haar emotioneel hebben geraakt en waar zij een jaar later nog ernstig last van heeft. Uit deze brief maakt de commissie op dat zij bij deze voorvallen doelt op de medische en verpleegkundige zorg die zij heeft gekregen. Voor de commissie is voldoende komen vast te staan dat er geen sprake is van een nieuwe klacht.
Voorts is de commissie van oordeel dat cliënte wel degelijk een belang heeft bij de behandeling van haar klacht. De beklaagde is de zorgaanbieder en niet een individuele medewerkster, waarop de uitspraak van het RT ziet. Bovendien heeft cliënte verzocht om een schadevergoeding van de zorgaanbieder. Reeds hierom heeft zij belang bij een uitspraak.
Gelet op het vorenstaande verklaart de commissie cliënte ontvankelijk in haar klacht.
Partijen zullen van het secretariaat van de commissie een uitnodiging voor de mondelinge bespreking van de klacht ontvangen waarna de commissie de klachten inhoudelijk zal beoordelen.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie verklaart cliënte ontvankelijk in haar klacht.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Ziekenhuizen, bestaande uit de heer mr. A.R.O. Mooy, voorzitter, de heer dr. M-B. Bouman , de heer mr. R.P. Gerzon , leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. W. Hartong van Ark, secretaris, op 3 december 2024.