Geschil over beëindiging van behandelingsovereenkomst en zorgvuldigheid

De Geschillencommissie Zorg




Commissie: Geestelijke Gezondheidszorg    Categorie: -    Jaartal: 2025
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: ongegrond   Referentiecode: 793172/1058290

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

De cliënt heeft een klacht ingediend tegen Viviq over de beëindiging van haar ambulante psychotherapie. Zij stelt dat de beëindiging abrupt en eenzijdig was, gepaard ging met onheuse bejegening, gebrekkige informatie, onvoldoende nazorg en een verstoorde overdracht. Volgens de cliënt heeft dit geleid tot een crisis waarvoor medicatie nodig was en ernstige immateriële schade. De zorgaanbieder betwist verwijtbaar handelen en stelt dat de behandelrelatie verstoord was, er onvoldoende behandelresultaat werd bereikt en dat de beëindiging zorgvuldig en in overleg plaatsvond. De commissie oordeelt dat de cliënt ontvankelijk is en gaat over tot inhoudelijke behandeling. Bij toetsing van het handelen concludeert de commissie dat de zorgaanbieder voldoende zorgvuldigheid in acht heeft genomen, inclusief tijdige informatie, overleg en overdracht naar een andere zorgaanbieder. Het uitblijven van behandelresultaat en de afhankelijkheidsrelatie van de cliënt waren gegronde redenen voor beëindiging. De klachten van de cliënt worden daarom ongegrond verklaard. De schadevordering van €25.000 wordt afgewezen, maar de commissie bepaalt dat reiskosten voor een eerdere zitting die vanwege een interne fout van de zorgaanbieder niet doorging, vergoed dienen te worden.

De uitspraak

in het geschil tussen

[naam], wonende te [plaatsnaam] (hierna te noemen: de cliënt)

en

Viviq, gevestigd te Wageningen
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).

Behandeling van het geschil

Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

De behandeling heeft plaatsgevonden op 18 augustus 2025 te Utrecht.

De cliënt was samen met haar moeder ter zitting aanwezig. Namens de zorgaanbieder waren ter zitting aanwezig: de heer [naam] (functie), mevrouw [naam] (functie) en de heer [naam] (functie).

Onderwerp van het geschil

De cliënt heeft de klacht voorgelegd aan de zorgaanbieder.

Het geschil betreft de vraag of de zorgaanbieder zorgvuldig heeft gehandeld in de beëindiging van de behandelingsovereenkomst.

Standpunt van de cliënt

Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt dat op het volgende neer.

De cliënt heeft bij de zorgaanbieder ambulante psychotherapie gevolgd. De klacht ziet op eenzijdige beëindiging van de behandeling, onheuse bejegening door de zorgaanbieder, onzorgvuldige en eenzijdige besluitvorming, gebrekkige informatieverstrekking, het gebrek aan nazorg en overdracht en onzorgvuldige klachtbehandeling.

Door het handelen van de zorgaanbieder is de cliënt in een crisis geraakt waarvoor medicamenteuze behandeling nodig was. Ook is het vertrouwen van de cliënt in de gezondheidszorg ernstig geschaad. De cliënt vordert een bedrag van € 25.000, — ter vergoeding van haar immateriële schade, waaronder de invloed die de beëindiging van de behandeling nog steeds op haar heeft. Zo ervaart de cliënt veel negatieve emotie ten aanzien van zichzelf en heeft ze moeite andere personen te vertrouwen.

Standpunt van de zorgaanbieder

Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt dat op het volgende neer.

Ontvankelijkheid
De zorgaanbieder beroept zich op niet-ontvankelijkheid van de cliënt in haar klacht, nu zij haar klacht niet binnen twaalf maanden na de datum waarop de klacht bij de zorgaanbieder kenbaar is gemaakt, bij de commissie aanhangig heeft gemaakt. De klacht van de cliënt bij de zorgaanbieder dateert van 5 december 2023, terwijl de klacht bij de commissie dateert van 21 maart 2025.

Beëindiging van de behandelingsovereenkomst
De zorgaanbieder is van mening dat de behandelingsovereenkomst op goede gronden is beëindigd. Van een gedwongen beëindiging is geen sprake. Dat de cliënt ervoor gekozen heeft de gesprekken hierover te frustreren, daaruit weg te lopen of helemaal niet aan te gaan, dient voor haar eigen rekening te blijven.

Er was sprake van een verstoorde behandelrelatie, waardoor voortzetting van de behandelrelatie niet langer op een professioneel verantwoorde wijze kon plaats vinden. Deze verstoring lag in het feit dat de cliënt op de stoel van de behandelaar ging zitten en telkens heeft getracht het doorzetten van de behandeling te bewerkstelligen. Het gedrag van de cliënt werd gekenmerkt door een gebrek aan grenzen jegens de zorgaanbieder. Dit uitte zich in het veelvuldig zoeken van contact waarbij de cliënt onvoorspelbaar en licht ontvlambaar bleek. Niet voor niets had de zorgaanbieder de cliënt in overleg al in 2022 verwezen naar [naam organisatie verwijzing].

Besluitvorming, informatieverstrekking en bejegening
Volgens de zorgaanbieder is geen sprake van onzorgvuldige besluitvorming of een gebrek aan shared decision making. De zorgaanbieder heeft zo goed mogelijk geprobeerd te communiceren met de cliënt. De cliënt reageerde in diverse gevallen zelf heftig en dreigend.

Ontbreken behandelplan
Volgens de zorgaanbieder was wel degelijk sprake van een behandelplan. Wel heeft de zorgaanbieder erkend dat, nadat in 2023 uitgegaan werd van een aangepaste beschrijvende diagnose, dit onvoldoende schriftelijk is vastgelegd in een behandelplan.

Wisselen regiebehandelaarschap
Het behandelteam had geen inhoudelijke indicatie voor de gewenste wisseling van het regiebehandelaarschap. Bovendien was op dat moment geen andere passende regiebehandelaar beschikbaar.

Nazorg en overdracht
Ten aanzien van de overdracht aan de huisarts merkt de zorgaanbieder op dat het verwarrend was dat de cliënt niet meer gereageerd heeft op het verzoek van de zorgaanbieder om toestemming om de huisarts te informeren. Vanwege de verstoorde verhoudingen mocht niet worden uitgegaan van eerder gegeven toestemming. Toch heeft de zorgaanbieder uiteindelijk de huisarts geïnformeerd.

Van gebrek aan overdracht aan [naam organisatie verwijzing] is naar het oordeel van de zorgaanbieder evenmin sprake. Op 15 november 2023 heeft de regiebehandelaar uitvoerig met de behandelaar van de cliënt bij [naam organisatie verwijzing] over de overdracht gesproken.

Aan de cliënt zijn bij wijze van nazorg in ieder geval twee behandelgesprekken aangeboden, alsmede een teamgesprek. Die gesprekken heeft de cliënt zelf afgewezen.

Conclusie en schadevordering
Volgens de zorgaanbieder is geen sprake van onzorgvuldig of verwijtbaar handelen door de zorgaanbieder. Ook is geen sprake van een causaal verband tussen het handelen van de zorgaanbieder en de gestelde immateriële schade.

Beoordeling van het geschil

Ontvankelijkheid
De zorgaanbieder beroept zich op niet-ontvankelijkheid van de cliënt, nu zij haar geschil volgens de zorgaanbieder niet binnen 12 maanden, na de datum waarop de cliënt de klacht bij de zorgaanbieder indiende, bij de commissie aanhangig heeft gemaakt.

Naar het oordeel van de commissie slaagt dit beroep niet. De commissie verwijst naar artikel 6 lid 1 van het Reglement Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg, waarin staat dat een zorgaanbieder een dergelijk beroep bij eerste gelegenheid moet doen.

De commissie wijst erop dat de zorgaanbieder meer dan voldoende gelegenheid heeft gehad zich eerder over de ontvankelijkheid van de cliënt uit te laten. De zorgaanbieder is reeds op 2 april 2025 in de gelegenheid gesteld binnen een maand schriftelijk verweer te voeren. De zorgaanbieder heeft dit vanwege een interne fout nagelaten en is ook niet op de zitting van 19 juli 2025 verschenen.

Nu de commissie het essentieel achtte dat de standpunten van beide partijen gewogen kunnen worden, is een nieuwe zitting gepland op 18 augustus 2025. Pas op 30 juli 2025 heeft de commissie het verweerschrift van de zorgaanbieder ontvangen, waarin de zorgaanbieder zich beroept op niet-ontvankelijkheid van de cliënt.

Naar het oordeel van de zorgaanbieder is dit niet aan te merken als een “beroep bij eerste gelegenheid” en dient dit beroep dan ook te worden gepasseerd.

De cliënt is dan ook ontvankelijk in haar klacht en de commissie gaat over tot de inhoudelijke behandeling van het geschil.

Toetsingskader
De overeenkomst die de cliënt met de zorgaanbieder heeft gesloten, betreft een geneeskundige behandelingsovereenkomst in de zin van artikel 7:446 van het Burgerlijk Wetboek (BW).

Op grond van de behandelingsovereenkomst die de cliënt met de zorgaanbieder is aangegaan, moet de zorgaanbieder bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen en daarbij handelen in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard (het goed hulpverlenerschap uit artikel 7:453 van het BW), die mede bepaald wordt door onder meer de stand en inzichten van de medische wetenschap, richtlijnen en protocollen. Het goed hulpverlenerschap houdt in dat de zorgaanbieder die zorg moet betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht.

Beëindiging behandeling
De cliënt voert aan dat de beëindiging van de behandeling abrupt heeft plaatsgevonden en dat onvoldoende nazorg is geboden, hetgeen volgens haar aanzienlijke gevolgen heeft gehad.

Tussen partijen staat vast dat de cliënt sinds 2020 wekelijks therapie heeft gevolgd bij de zorgaanbieder. De zorgaanbieder heeft op enig moment geconcludeerd dat, ondanks de duur en intensiteit van het behandeltraject, onvoldoende behandelresultaat werd bereikt. Dit heeft geleid tot het besluit de behandelingsovereenkomst met de cliënt te beëindigen en haar – in overleg – over te dragen aan een andere zorgaanbieder.

De commissie overweegt dat er gegronde redenen kunnen bestaan om een behandelingsovereenkomst te beëindigen. Daarbij wordt verwezen naar de KNMG-richtlijn Niet-aangaan of beëindiging van de geneeskundige behandelingsovereenkomst. Deze richtlijn bepaalt dat beëindiging van een behandelingsovereenkomst, mits de daaraan verbonden zorgvuldigheidseisen in acht worden genomen, geoorloofd is indien sprake is van gewichtige redenen.

De commissie benadrukt dat een medische behandeling slechts gerechtvaardigd is indien deze in het belang van de cliënt is en gericht blijft op het behalen van het beoogde behandeldoel.
Indien dit niet langer het geval is, kan dit een gewichtige reden vormen om – in overleg met de cliënt – alternatieve zorgverlening te zoeken en, na een zorgvuldige overdracht, de behandelingsovereenkomst te beëindigen.

In het onderhavige geval is hiervan sprake. De behandelaar heeft gemotiveerd aangevoerd dat de behandeling onvoldoende resultaat opleverde en dat sprake was van een afhankelijkheidsrelatie van de cliënt jegens de behandelaar, hetgeen een effectieve behandeling in de weg stond. Naar het oordeel van de commissie betreft dit een zorgvuldig en professioneel medisch-inhoudelijk oordeel. Dat de cliënt deze zienswijze niet deelt, maakt nog niet dat de zorgaanbieder verwijtbaar heeft gehandeld.

Verder is de commissie gebleken dat reeds in april 2022 met de cliënt is gesproken over verwijzing naar een andere zorgaanbieder wegens het ontbreken van specifieke expertise bij de zorgaanbieder. In oktober 2022 is dit traject daadwerkelijk ingezet, waarbij de nieuwe zorgaanbieder te maken had met aanzienlijke wachttijden. In de tussenliggende periode is de behandelaar betrokken gebleven en is de beëindiging van de behandelingsovereenkomst meermaals met de cliënt besproken.

De commissie concludeert dat de zorgaanbieder een gewichtige reden had voor beëindiging van de behandelingsovereenkomst, te weten het uitblijven van behandelresultaat en de ontstane afhankelijkheidsrelatie, en dat de zorgaanbieder heeft voldaan aan de vereiste zorgvuldigheid door de cliënt tijdig te informeren, haar te betrekken bij het proces en zorg te dragen voor overdracht naar een alternatieve zorgaanbieder.

Ten aanzien van de door de cliënt gestelde impact merkt de commissie nog het volgende op. De overgelegde aantekeningen van de huisarts vormen geen zelfstandig medisch oordeel, maar zijn slechts een weergave van hetgeen de cliënt aan de huisarts heeft medegedeeld. Ook de verklaring van de huidige zorgaanbieder kan naar het oordeel van de commissie niet als bewijsmiddel worden aangemerkt, reeds omdat daarin hoor en wederhoor ontbreekt.

Conclusie en schadevergoeding
Op grond van al het bovenstaande concludeert de commissie dat de klachten van de cliënt ongegrond zijn. Aan de beoordeling van de schadevordering komt de commissie dan ook niet toe.

Wel oordeelt de commissie dat de reiskosten die de cliënt heeft moeten maken voor de zitting van 19 juli 2025, die door de interne fout van de zorgaanbieder geen doorgang kon vinden, voor vergoeding in aanmerking komen. De cliënt kan deze kosten bij de zorgaanbieder in rekening brengen.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De commissie:
– verklaart de klachten van de cliënt ongegrond;
– wijst de vordering tot schadevergoeding af;
– bepaalt dat de zorgaanbieder de reiskosten die de cliënt heeft moeten maken voor de zitting van 19 juli 2025 te Utrecht dient te vergoeden binnen 14 dagen nadat de cliënt die kosten bij de zorgaanbieder kenbaar heeft gemaakt.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg, bestaande uit mevrouw mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, mevrouw drs. F. Zwanepol, mevrouw E.M. van den Berg, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. S.M.E. Balfoort, secretaris, op 18 augustus 2025.