Geen juridische basis voor bezoekbeperkingen bij wilsbekwame bewoner in verpleeghuis

De Geschillencommissie Zorg




Commissie: Verpleging Verzorging en Geboortezorg    Categorie: -    Jaartal: 2025
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: ongegrond   Referentiecode: -

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

Een cliënt diende een klacht in tegen Stichting Libertas Leiden over het opheffen van afspraken die bezoek aan zijn moeder, een bewoner van de instelling, beperkten. Volgens hem waren deze beperkingen nodig om haar veiligheid te waarborgen en voortvloeiend uit zijn rol als wettelijk vertegenwoordiger op basis van een levenstestament. De zorgaanbieder stopte met de afspraken na juridisch advies, omdat er geen wettelijke grondslag bestond om bezoek te beperken zolang de moeder wilsbekwaam was. De Wet zorg en dwang was niet van toepassing, omdat er geen sprake was van onvrijwillige zorg. De commissie oordeelde dat de eerder gemaakte afspraken onterecht waren, omdat het vrijheidsbeperkingen betrof zonder juridische basis. Ook overwoog de commissie dat een levenstestament geen grondslag biedt om vrijheidsbeperkingen aan bezoekers op te leggen. De zorgaanbieder had volgens de commissie zorgvuldig gehandeld, rekening houdend met het welzijn van de moeder. Er was geen sprake van het in behandeling nemen van een klacht van een zus van de klager en ook de informatievoorziening door de zorgaanbieder achtte de commissie niet tekortschietend. De klacht werd ongegrond verklaard.

De uitspraak

in het geschil tussen

de heer [naam], wonende te [plaatsnaam] (hierna te noemen: de cliënt)

en

Stichting Libertas Leiden, gevestigd te Leiden
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).

Samenvatting
De commissie verklaart een klacht over de (uiteindelijke) weigering van de zorgaanbieder om beperkingen op te leggen aan bezoekers van een wilsbekwame bewoner van de zorgaanbieder ongegrond omdat daarvoor geen juridische grondslag bestaat.

Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Verpleging Verzorging en Geboortezorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De cliënt heeft de klacht voorgelegd aan de zorgaanbieder. De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.

Ter zitting werd de zorgaanbieder vertegenwoordigd door mevrouw [naam], [functie].

De behandeling heeft plaatsgevonden op 22 mei 2025 te Utrecht.

De commissie heeft het volgende overwogen.

Beoordeling
Het standpunt van cliënt (verder te noemen klager)

De moeder van klager, mevrouw [naam moeder], was cliënt van en woonachtig bij de zorgaanbieder. Ten tijde van de indiening van de klacht bij de commissie (in december 2024) was moeder nog in leven, inmiddels is zij overleden (op 18 januari 2025). Klager en zijn dochter, mevrouw [naam dochter], waren bij leven van moeder wettelijk vertegenwoordigers op basis van een levenstestament.

Bij de intake voor de plaatsing van moeder bij de zorgaanbieder in juni 2024 en enige tijd daarna zijn er door de wettelijk vertegenwoordigers afspraken gemaakt met de locatieverpleegkundige over bezoek aan moeder door overige familieleden, inhoudende dat het bezoek tot uiterlijk 20:00 uur ’s avonds in de gemeenschappelijke huiskamer (en niet in de eigen kamer van moeder) mocht plaatsvinden en dat moeder de afdeling slechts mocht verlaten met de wettelijk vertegenwoordigers. Volgens klager waren deze afspraken nodig om de veiligheid van moeder te bewaken.

De zorgaanbieder is hiermee akkoord gegaan en de afspraken zijn ook nagekomen door de zorgaanbieder.
Volgens klager is de zorgaanbieder daarmee gestopt nadat een zus van klager, mevrouw [naam zus 1], een klacht heeft ingediend bij de zorgaanbieder. Volgens klager had de zorgaanbieder de klacht van zijn zus niet in behandeling mogen nemen, omdat zij geen wettelijk vertegenwoordiger van moeder is.

De bepalingen in het levenstestament worden hierdoor volgens klager door de zorgaanbieder terzijde geschoven.

Er heeft een aantal incidenten plaatsgevonden waarbij onder andere de ex-partner van moeder, de heer [naam], was betrokken. De ex-partner heeft zich onder andere toegang tot de kamer van moeder verschaft en daar volgens klager een fotolijstje gestolen. Ook is er, vlak voor kerst 2024, een incident geweest in de gemeenschappelijke huiskamer.

Op 7 januari 2025 heeft er een spoed-MDO plaatsgevonden. Tijdens dit MDO is onder andere afgesproken dat de specialist ouderengeneeskunde zou toetsen of moeder nog wilsbekwaam was. De uitkomst was dat moeder nog wilsbekwaam was wat betreft het nemen van beslissingen over sociale contacten. Op 17 januari 2025 ontkende de specialist ouderengeneeskunde volgens klager echter dat hij moeder had gezien en getoetst. Volgens klager was moeder niet langer wilsbekwaam en heeft de specialist ouderengeneeskunde de wilsbekwaamheid niet kunnen vaststellen, omdat hij moeder niet heeft gezien.
Op 18 januari 2025 is moeder overleden.

Klager handhaaft zijn klacht omdat hij wil dat zijn vragen worden beantwoord en de informatie aan hem wordt verstrekt waarom diverse keren is verzocht maar die klager nooit heeft ontvangen. In een stuk genaamd ‘wettelijke vertegenwoordigers t.b.v. MDO-overleg 7 januari 2025’ zijn 22 vragen gesteld, die volgens klager niet zijn beantwoord.

Ook wenst hij dat zijn klacht ervoor zorgt dat de zorgaanbieder kritisch kijkt naar zijn eigen beleid en functioneren, onder meer om te voorkomen dat de huidige en toekomstige bewoners van de zorgaanbieder met dezelfde problematiek te maken krijgen.

Het standpunt van de zorgaanbieder

De zorgaanbieder heeft enige tijd nadat de afspraken met de locatieverpleegkundige zijn gemaakt en zijn gehandhaafd, juridisch advies ingewonnen. Daaruit is volgens de zorgaanbieder naar voren gekomen dat dergelijke afspraken alleen maar kunnen worden gemaakt als er bij niet handhaving ervan sprake is van ernstig nadeel voor de bewoner in de zin van de Wet zorg en dwang (Wzd). De Wzd kan echter slechts worden toegepast als de bewoner niet wilsbekwaam is. Volgens de arts ouderengeneeskunde van de zorgaanbieder was moeder nog wilsbekwaam wat betreft haar sociale contacten en vertoonde zij geen verzet tegen het bezoek.

Bestuurder [naam] bestuurder] heeft in een brief van 26 november 2024 aan cliënt dan ook bericht dat de afspraken over het bezoek aan moeder zijns inziens nooit hadden mogen worden gemaakt.
Volgens de zorgaanbieder is er geen basis om bezoekbeperkingen aan de familie op te leggen en is het niet aan de zorgaanbieder om te bepalen dat een bewoner niet met familie mee mag gaan zolang de bewoner wilsbekwaam is. De zorgaanbieder wil zich niet mengen in conflicten tussen familieleden en acht het onwenselijk dat haar zorgmedewerkers in die positie geplaatst worden.

De zorgaanbieder heeft een eigen gedragscode die ook wordt gevolgd. Die gedragscode houdt onder andere in dat er respectvol met elkaar wordt omgegaan en dat, als er sprake is van een conflict, er door het personeel de-escalerend wordt opgetreden.

Individuele bezoekers zijn aangesproken op hun gedrag als dat niet passend was, zoals bijvoorbeeld tijdens de incidenten. Naar aanleiding van het laatste incident is een vervroegd MDO gepland om te proberen het probleem rondom het bezoek aan moeder in goede banen te leiden ten behoeve van het welzijn van moeder.

Na het MDO zijn er brieven verstuurd aan de zus van klager en aan de ex-partner van moeder waarin enkele beperkingen zijn opgelegd, omdat het op de gezamenlijke huiskamer te onrustig werd voor de andere bewoners en voor moeder. Moeder is echter kort daarna overleden, zodat de regels nooit zijn uitgevoerd.

Ten aanzien van de klacht die de zus van klager zou hebben ingediend, heeft de zorgaanbieder verklaard dat de zus via de klachtenfunctionaris heeft verzocht om mediation. Dat verzoek is voorgelegd aan klager, die dat niet wilde, hetgeen de zorgaanbieder aan de zus heeft laten weten. Daarmee was de kwestie afgedaan. Er is geen klacht in behandeling genomen.

Volgens de zorgaanbieder had klager toegang tot het digitale zorgdossier van moeder. De zorgaanbieder heeft de zorgmedewerkers na een klacht van klager dienaangaande aangesproken op de omstandigheid dat over het incident met het fotolijstje zijns inziens geen of onvoldoende melding is gedaan.

De zorgaanbieder heeft verklaard dat er niet altijd antwoorden zijn op de vragen van klager, zoals op vragen over het juridisch kader op basis waarvan de zus en de ex-partner van moeder de toegang tot moeder niet kon worden beperkt. De zorgaanbieder heeft verklaard, voor zover dat (nog) mogelijk is, bereid te zijn de vragen die in het document t.b.v. het MDO-overleg zijn gesteld, schriftelijk te beantwoorden.

De overwegingen van de commissie

De commissie overweegt allereerst dat de Wet zorg en dwang in dit geval niet van toepassing is, nu er geen sprake was van onvrijwillige zorg en moeder wilsbekwaam was. Moeder was op vrijwillige basis woonachtig bij de zorgaanbieder. Wat betreft die wilsbekwaamheid is de commissie van oordeel dat de specialist ouderengeneeskunde dit, ook als hij moeder na 7 januari 2025 niet heeft gezien, op grond van zijn specialistische kennis en ervaring en op basis van de contacten die hij tijdens de periode waarin moeder woonachtig was bij de zorgaanbieder heeft gehad, heeft kunnen concluderen, ook zonder dat van een expliciet toetsingsmoment sprake was.

Ten aanzien van het gestelde terzijde schuiven van de bepalingen in het levenstestament overweegt de commissie dat op basis van een dergelijk testament door klager en zijn dochter vermogensrechtelijke en geneeskundige belangen kunnen worden behartigd. De belangenbehartiging is niet onbeperkt. Op basis van dit testament kunnen geen vrijheidsbeperkende maatregelen aan een belanghebbende of, in dit geval, aan bezoekers van moeder worden opgelegd, noch door haar wettelijk vertegenwoordigers, noch op hun verzoek door de zorgaanbieder.

De commissie is van oordeel dat de afspraken die bij de intake zijn gemaakt omtrent het bezoek door anderen dan de wettelijk vertegenwoordigers, niet hadden mogen worden gemaakt, omdat het vrijheidsbeperkende maatregelen zijn waarvoor geen juridische (wettelijke of rechterlijke) basis bestond.
De commissie is dan ook van oordeel dat de zorgaanbieder op zorgvuldige wijze is omgegaan met de situatie rondom de moeilijke verhoudingen binnen de familie en, daarmee samenhangend, het verloop van de bezoeken aan moeder, waarbij de zorgaanbieder zich altijd het welzijn van moeder ten doel heeft gesteld. Ten overvloede overweegt de commissie nog dat moeder, die wilsbekwaam was, zelf niet aan de zorgaanbieder kenbaar heeft gemaakt dat er beperkingen aan het bezoek moesten worden opgelegd.

Ten aanzien van de stelling dat de zorgaanbieder een klacht van de zus van klager in behandeling heeft genomen, concludeert de commissie dat – wat hier verder ook van zij – er geen sprake was van een klacht.
Wat betreft de informatievoorziening door de zorgaanbieder is de commissie niet gebleken dat de zorgaanbieder daarin is tekortgeschoten. Bovendien is de zorgaanbieder niet onwelwillend, zo mogelijk, alsnog informatie te verstrekken.

Tenslotte overweegt de commissie dat zij niet kan opleggen aan een zorgaanbieder dat hij kritisch kijkt naar eigen functioneren en beleid, nu de commissie een klacht slechts gegrond of ongegrond kan verklaren. De commissie ziet echter, voor het geval zij die mogelijkheid wel zou hebben, geen aanleiding een dergelijke aanwijzing aan de zorgaanbieder te geven.

Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De commissie:

Verklaart de klacht ongegrond.

Het door de cliënt verlangde wordt afgewezen.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Verpleging Verzorging en Geboortezorg, bestaande uit mevrouw mr. dr. E. Venekatte, voorzitter, mevrouw mr. M.B. van Leusden-Donker, de heer mr. S. Sierksma, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. C. Koppelman, secretaris, op 22 mei 2025.