Geen informatieplicht ambulancepersoneel over eigen risico bij medisch noodzakelijk vervoer

De Geschillencommissie Zorg




Commissie: Ambulancezorg    Categorie: -    Jaartal: 2025
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: ongegrond   Referentiecode: 581670/720237

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

Een cliënte diende een klacht in tegen Ambulance Rotterdam-Rijnmond omdat zij vooraf niet was geïnformeerd over de kosten van ambulancevervoer na een paniekaanval op haar werk. Ze stelde dat als ze had geweten dat de rit onder haar verhoogde eigen risico (€ 885) zou vallen, ze niet mee was gegaan. De zorgaanbieder voerde aan dat er geen wettelijke plicht bestaat om patiënten vooraf te informeren over de kosten die onder het verplichte eigen risico vallen. De commissie oordeelde dat het ambulancepersoneel correct heeft gehandeld volgens het Landelijk Protocol Ambulancezorg en dat het vervoer medisch noodzakelijk was vanwege hartritmestoornissen. De informatieplicht zoals vastgelegd in de Regeling transparantie zorgaanbieders betreft met name niet-verzekerde zorg of eigen bijdragen, en niet het eigen risico bij verzekerde zorg. Omdat het hier ging om verzekerde zorg die via de zorgverzekeraar wordt verrekend, rustte er geen verplichting op de ambulanceverpleegkundige om cliënte hierover vooraf te informeren. De commissie concludeerde dat de gemaakte kosten een gevolg zijn van cliënte’s eigen keuze voor een hoog eigen risico en dat de zorgaanbieder hierin geen verwijt treft. De klacht is ongegrond verklaard en het verzoek tot kwijtschelding van de kosten afgewezen.

De uitspraak

in het geschil tussen

mevrouw [naam], wonende te [plaatsnaam] (hierna te noemen: cliënte)

en

Ambulance Rotterdam-Rijnmond, gevestigd te Barendrecht
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).

Onderwerp van het geschil

Cliënte verwijt de zorgaanbieder dat de ambulancemedewerkers haar er niet op hebben gewezen dat de kosten van het ambulancevervoer naar het ziekenhuis ten laste van haar eigen risico zouden worden gebracht.

Behandeling van het geschil

Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Ambulancezorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

Op 23 januari 2025 heeft de commissie cliënte ontvankelijk verklaard in haar klacht.

De inhoudelijke behandeling van het geschil heeft plaatsgevonden op 15 mei 2025 te Utrecht.
Cliënte heeft ter zitting haar standpunt toegelicht. Namens de zorgaanbieder is niemand verschenen.

Standpunt van cliënte

In de kern komt het standpunt van de cliënte op het volgende neer.

Op 16 juli 2024 heeft cliënte een ambulance gebeld omdat zij onwel werd op haar werk. Cliënte is ter plekke nagekeken door het ambulancepersoneel en na een half uur werd besloten haar mee te nemen naar het ziekenhuis. Cliënte verwijt de zorgaanbieder dat de ambulancemedewerkers haar niet hebben gewezen op de kosten die deze rit met zich mee zou brengen. Er was genoeg gelegenheid om haar op dat moment op de kosten van vervoer te wijzen, aangezien cliënte goed aanspreekbaar was.

Cliënte was niet zwaargewond. Het was al meteen duidelijk dat zij leed aan een paniekaanval, die de verpleegkundige in de ambulance ter plekke heeft opgelost. Ze had hartritmestoornissen, maar de medewerker zei haar dat dit samenhing met de aanval en dat deze vanzelf over zouden gaan. Cliënte had dus eigenlijk niet naar het ziekenhuis hoeven gaan.

Cliënte heeft haar eigen risico bij de zorgverzekeraar verhoogd tot € 885, –. Als zij had geweten dat zij voor deze rit € 900, – had moeten betalen vanwege de hoogte van haar eigen risico, was ze niet met de ambulance meegegaan.

Ter zitting heeft cliënte aangegeven dat zij op dat moment het gevoel had dat zij niet een keuze had om wel of niet naar het ziekenhuis vervoerd te worden. De verpleegkundige vertelde haar dat ze het niet vertrouwde en het beter was dat ze naar het ziekenhuis zou worden gebracht. Daar heeft cliënte een uur aan de hartmonitor gelegen. Cliënte is met de ambulance naar het ziekenhuis gegaan, omdat zij dacht dat de rit onder de basisverzekering zou vallen en het eigen risico niet van toepassing was.

Cliënte verzoekt om de rekening geheel of ten deze kwijt te schelden.

Standpunt van de zorgaanbieder

Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt dat op het volgende neer.

Een plicht of enige andere grond waarop een ambulancezorgvoorziening of een ambulancemedewerker gehouden is om patiënten (vooraf aan een hulpverlening) te wijzen op het wettelijk eigen risico, bestaat niet.

In haar klacht heeft cliënte ook niet duidelijk gemaakt waaruit die plicht dan wel enige andere gehoudenheid voor de zorgaanbieder volgt In de klacht is zelfs niet aannemelijk gemaakt dat een degelijke plicht of gehoudenheid zou bestaan. Dat de kosten voor het wettelijk eigen risico hier hoog zijn, is het directe gevolg van de door cliënte gemaakte keuze voor de toepassing van het maximale wettelijk eigen risico van € 885, –. Met de door haar gemaakte keuze heeft cliënte voor zichzelf het risico aanvaard dat zij bij het maken van zorgkosten een bedrag van € 885, –, aan wettelijk eigen risico aan haar zorgverzekeraar CZ verschuldigd zou zijn. Gelet op de inhoud van de klacht valt niet in te zien waarom de gevolgen van die keuze van cliënte aan de zorgaanbieder toe te rekenen zijn.

Beoordeling

De commissie heeft te oordelen of de ambulancedienst heeft gehandeld volgens de professionele standaard die is verwoord in het Landelijk Protocol Ambulancezorg (hierna: het Protocol).

De commissie overweegt dat een cliënt door ambulancemedewerkers naar het ziekenhuis wordt vervoerd indien spoedeisende zorg in het ziekenhuis medisch noodzakelijk is.

Vast is komen te staan dat cliënte op 16 juli 2024 een ambulance heeft gebeld omdat zij onwel was geworden op het werk. De ambulanceverpleegkundige heeft besloten, vanwege hartritmestoornissen van cliënte, om haar naar het ziekenhuis te vervoeren, alwaar zij aan een hartmonitor is gelegd. Cliënte heeft ter zitting aangegeven dat zij een uur aan een hartmonitor heeft gelegen en dat het na een half uur beter met haar ging.

Ingevolge artikel 453 van de Wet geneeskundige behandelingsovereenkomst moet de hulpverlener bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen en daarbij handelen in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard. Door cliënte naar het ziekenhuis te vervoeren, heeft de verpleegkundige naar het oordeel van de commissie gehandeld volgens de professionele standaard.

Cliënte verwijt de zorgaanbieder dat zij niet door het ambulancepersoneel is gewezen op de kosten van het vervoer naar het ziekenhuis.
Als zij geweten had dat de kosten van deze rit ten laste zouden komen van haar eigen bijdrage, had zij niet ingestemd met dit vervoer.

De commissie overweegt in de eerste plaats dat de Wet geneeskundige behandelingsovereenkomst niet voorziet in een verplichting tot het verstrekken van informatie over de gehanteerde tarieven van verzekerde (basis)zorg door zorgaanbieders aan patiënten.

Ambulancevervoer in medisch noodzakelijke situaties valt onder de basisverzekering en wordt door de zorgverzekeraar vergoed. Voor zorg uit de basiszorgverzekering geldt een jaarlijks vastgesteld eigen risico. Als het eigen risico nog niet is verbruikt, komen de kosten voor het medisch noodzakelijk vervoer ten laste van dit eigen risico.

De verrekening van de kosten van het ambulancevervoer verloopt via de zorgverzekeraar.
De landelijke tarieven voor het ambulancevervoer worden periodiek vastgesteld door de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa).

Ingevolge artikel 38 en 39 van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg), heeft de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) beleidsregels vastgesteld met betrekking tot de informatieverplichting van zorgaanbieders over de hanteerde tarieven in de zorg.
Ingevolge artikel 4 van de Regeling transparantie zorgaanbieders (TH/NR-028), die ten tijde van het ontstaan van de klacht geldig was, zijn zorgaanbieders verplicht tijdig voorlichting te geven of de te leveren prestatie of dienst wel of niet onder de verzekerde aanspraak van de Zorgverzekeringswet of Wet langdurige zorg valt. Ook dient de zorgaanbieder een consument te informeren over de in rekening gebrachte kosten die geheel of ten dele rechtstreeks door middel van een eigen bijdrage met de consument worden verrekend. Voor alle duidelijkheid merkt de commissie op dat een eigen bijdrage niet hetzelfde is als een eigen risico. Zo kan het voorkomen dat een consument naast het eigen risico een eigen bijdrage betaalt.

De ratio van dit artikel is dat het voor de consument van belang is te weten welke kosten van de zorg hij zelf moet betalen.
Als de consument (een deel van) de kosten van de zorg zelf moet betalen, dan is het van belang dat de zorgaanbieder de consument informeert om welke kosten het gaat en, voor zover mogelijk, hoe hoog deze kosten zijn. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om kosten van onverzekerde zorg en kosten die de consument eerst zelf betaalt en vervolgens declareert bij zijn zorgverzekeraar.

In het geval van cliënte gaat het om verzekerde zorg waarvoor cliënte geen eigen bijdrage is verschuldigd en die rechtstreeks via de zorgverzekeraar worden verrekend.
Gelet op voornoemde beleidsregel bestond er daarom voor het ambulancepersoneel geen verplichting tot het vooraf melden van de kosten voor het vervoer naar het ziekenhuis.

Eenieder heeft in het kader van de Zorgverzekeringwetjaarlijks een verplicht eigen risico, voor 2025 vastgesteld op een bedrag van € 385, –. Dat cliënte dit het eigen risico tot het maximum heeft verhoogd, komt naar het oordeel van de commissie voor haar rekening en risico.

De commissie is van oordeel dat de klacht van cliënte ongegrond moet worden verklaard, zodat haar verzoek tot kwijtschelding van de in rekening gebrachte eigen bijdrage zal worden afgewezen.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De commissie verklaart de klacht ongegrond en wijst haar vordering af.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Ambulancezorg, bestaande uit de heer mr. H.A. van Gameren, voorzitter, de heer P. Haasbeek, de heer mr. P.C. de Klerk, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. W. Hartong van Ark, secretaris, op 15 mei 2025.