
Commissie: Ziekenhuizen
Categorie: -
Jaartal: 2025
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: ongegrond
Referentiecode:
800757/962985
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
Een cliënt diende een klacht in tegen Erasmus MC omdat hij stelt dat hij in 2011 niet is geïnformeerd over ernstige vernauwingen in zijn nek die toen op een MRI waren vastgesteld. Volgens hem heeft dit geleid tot blijvende gezondheidsklachten waarvoor hij nu een wandelstok nodig heeft. Hij eiste tevens schadevergoeding. Het ziekenhuis betwistte dit en legde het medisch dossier over, waaruit blijkt dat de cliënt destijds meerdere consulten heeft gehad en is geïnformeerd over de bevindingen. Ook staat in het dossier dat de cliënt zelf heeft afgezien van verdere afspraken en dat zijn huisarts schriftelijk is geïnformeerd. De commissie oordeelt dat het aannemelijk is dat de zorgaanbieder de cliënt wel degelijk heeft geïnformeerd en dat voldoende inspanningen zijn geleverd om de resultaten te communiceren. De klacht dat een operatie eerder had moeten plaatsvinden, acht de commissie ongegrond omdat een nekoperatie ingrijpend en risicovol is, en destijds geen directe indicatie bestond. De latere operatie in 2024 betekent niet dat het besluit uit 2011 onjuist was. De commissie merkt wel op dat een uitgebreidere verslaglegging wenselijk zou zijn geweest, maar dit leidt niet tot een gegrondverklaring van de klacht. De klachten werden ongegrond verklaard en de schadevordering afgewezen.
De uitspraak
in het geschil tussen
[naam], wonende te [plaatsnaam] (hierna te noemen: de cliënt)en
Erasmus Universitair Medisch Centrum Rotterdam (Erasmus MC), gevestigd te Rotterdam
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Ziekenhuizen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 28 augustus 2025 te Den Haag.
De cliënt was ter zitting aanwezig. Namens de zorgaanbieder zijn ter zitting verschenen: de heer [naam] [functie] en mevrouw [naam] [fucntie].
Onderwerp van het geschil
De cliënt heeft de klacht voorgelegd aan de zorgaanbieder.
Het geschil betreft de vraag of de zorgaanbieder zorgvuldig heeft gehandeld in de informatieverstrekking over de diagnose aan de cliënt en de opvolging daarvan.
Standpunt van de cliënt
Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt dat op het volgende neer.
In 2011 is de cliënt bij de zorgaanbieder onder behandeling geweest. Uit de medische gegevens van deze periode blijkt dat de cliënt stenoses en vernauwingen aan de nek had. Dit is echter nooit met de cliënt besproken. Volgens de zorgaanbieder komt dat omdat de cliënt zijn afspraken had afgezegd, maar dat is niet waar.
De cliënt heeft sindsdien problemen met zijn evenwicht en moet een wandelstok gebruiken. Hiervoor vordert hij een schadevergoeding.
Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt dat op het volgende neer.
Uit de medische verslaglegging consulten komt naar voren dat op 29 augustus 2011 een MRI is gemaakt, waaruit bleek dat bij de cliënt sprake was van significante wervelkanaalstenose en bilaterale neuroforamen vernauwing niveau C6-C7 bij breedbasische discusherniatie C5-C6 zonder significante wervelkanaalstenose en foraminale discusherniatie met osteofyten op niveau Th1-Th2 links.
De cliënt is hierover op 12 september 2011 door de neuroloog geïnformeerd. Op 28 september 2011 is de cliënt beoordeeld door de neurochirurg en hij is op 28 september en 10 november 2011 nogmaals geïnformeerd door de neuroloog. Het kan dus niet anders dan dat de cliënt in 2011 geïnformeerd is geweest over de bevindingen van de MRI van 29 augustus 2011.
In de verslaglegging is expliciet vermeld dat de cliënt enkele weken na de afspraak op 10 november 2011 telefonisch aan de polikliniek neurologie heeft meegedeeld geen vervolgafspraak te wensen. Over de bevindingen en het advies van de neuroloog is de huisarts op 24 januari 2012 schriftelijk geïnformeerd waarbij de huisarts eveneens is geïnformeerd dat klager geen vervolgafspraak heeft op de polikliniek. Dit leidt tot de conclusie dat er destijds wel degelijk een vervolg is gegeven aan de bevindingen van de MRI maar dat de cliënt zelf heeft afgezien van verdere afspraken en follow-up en dat in dit verband de zorgaanbieder geen verwijt valt te maken.
Ook heeft de cliënt al het bovenstaande kunnen lezen in zijn medisch dossier, waar hij in december 2011 een afschrift van heeft ontvangen.
De cliënt voert aan dat hij in 2024 wel is geopereerd. Dit leidt echter niet tot de conclusie dat de beslissing in 2011 om niet te opereren onjuist is geweest. Op 6 juni 2024 is wederom een MRI van de cervicale wervelkolom gemaakt en een vergelijking van dit onderzoek met de MRI van 2011 vertoont een toename in de vernauwing van de neuroforamina.
Beoordeling van het geschil
Wat aan het geschil vooraf is gegaan
Op 19 mei 2025 heeft de commissie de cliënt ontvankelijk verklaard in zijn klacht, nu niet aan de cliënt kan worden tegengeworpen dat hij niet de gehele interne klachtenprocedure heeft doorlopen.
Toetsingskader
De overeenkomst die de cliënt met de zorgaanbieder heeft gesloten, betreft een geneeskundige behandelingsovereenkomst in de zin van artikel 7:446 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
Op grond van de behandelingsovereenkomst die de cliënt met de zorgaanbieder is aangegaan, moet de zorgaanbieder bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen en daarbij handelen in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard (het goed hulpverlenerschap uit artikel 7:453 van het BW), die mede bepaald wordt door onder meer de stand en inzichten van de medische wetenschap, richtlijnen en protocollen. Het goed hulpverlenerschap houdt in dat de zorgaanbieder die zorg moet betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht.
Diagnose
De cliënt klaagt dat de resultaten van de MRI-scan in 2011, waaruit bleek dat bij hem sprake was van significante vernauwingen in de nek met beknelling van zenuwwortels op verschillende niveaus, nooit met hem zijn besproken. De zorgaanbieder heeft dit betwist.
De zorgaanbieder heeft (delen van) het medisch dossier overgelegd, waaruit naar het oordeel van de commissie blijkt dat de cliënt wel over de diagnose is geïnformeerd althans dat de zorgaanbieder zich daartoe voldoende heeft ingespannen. Na de MRI hebben vier consulten plaatsgevonden, te weten op 12 september, 28 september, 2 november en 10 november. In dat kader verwijst de commissie naar de aantekening van 10 november 2011:
“Conclusie: Dubbelzijdig piramidaal syndroom armen en benen obv cervicale spondylotische myelopathie. Nog geen operatie geïndiceerd tendomyogene pijn en mogelijk geringe radiculaire prikkeling rechts nu.
Beleid Advies aan patiënt: Gaan zwemmen om conditie op te bouwen. C 5-6 mnd alhier.
Heeft paar weken later gebeld: wil geen afspraak meer.”
De commissie heeft geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de gegevens in het dossier.
De cliënt heeft zijn standpunt hierover ook niet nader gemotiveerd. Wel merkt de commissie op dat het beter was geweest als de verslaglegging uitgebreider was geweest, bijvoorbeeld ten aanzien van eventuele instructies die de zorgaanbieder aan de cliënt zou hebben meegegeven. Dit kan echter niet leiden tot de conclusie dat de zorgaanbieder zich onvoldoende heeft ingespannen om de cliënt te informeren.
Ten aanzien van het niet plaatsvinden van de controleafspraak merkt de commissie op dat de verklaringen van partijen uiteenlopen. Volgens het dossier van de zorgaanbieder heeft de cliënt de afspraak afgezegd, hetgeen de cliënt betwist. Hoe het ook zij, de controleafspraak heeft niet plaatsgevonden.
In zoverre is de klacht van de cliënt ongegrond.
Beslissing tot niet opereren
De cliënt is van oordeel dat hij eerder geopereerd had moeten worden. Wellicht had hij dan zijn huidige fysieke klachten niet gehad.
Naar het oordeel van de commissie is de beslissing van de zorgaanbieder destijds geheel navolgbaar.
Een nekoperatie betreft immers een ingrijpende en risicovolle ingreep, die niet lichtvaardig kan worden uitgevoerd. Op basis van de overgelegde stukken, het medisch dossier en hetgeen tijdens de zitting is besproken, ziet de commissie geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van het besluit om alvorens tot een operatie over te gaan, aanvullend onderzoek te laten verrichten door de afdeling Neurologie en de cliënt ter controle over een periode van 5–6 maanden terug te laten komen.
Dit klachtonderdeel is dan ook ongegrond.
Conclusie en schadevergoeding
Nu de klachten van de cliënt ongegrond worden verklaard, komt de commissie niet toe aan beoordeling van de schadevordering.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
– verklaart de klachten van de cliënt ongegrond;
– wijst de vordering tot schadevergoeding af;
– Overeenkomstig het reglement van de commissie is de zorgaanbieder aan de commissie behandelingskosten verschuldigd.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Ziekenhuizen, bestaande uit mevrouw mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, mevrouw dr. M.C. Visser MBA, de heer mr. R.P. Gerzon, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. S.M.E. Balfoort, secretaris, op 28 augustus 2025.