
Commissie: Zorg Algemeen
Categorie: -
Jaartal: 2025
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: gegrond
Referentiecode:
677370/1024531
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
De cliënt ontving thuiszorg van Stichting Buurtzorg Nederland en gaf begin 2024 aan dat zij vijf weken op vakantie zou gaan. Volgens Buurtzorg is toen afgesproken dat de zorg voor die periode zou worden beëindigd, met de mogelijkheid om zich daarna opnieuw aan te melden. De cliënt stelt echter dat er nooit over beëindiging is gesproken en dat zij daar ook niet mee heeft ingestemd. In eerdere jaren had haar vakantie nooit geleid tot stopzetting van de zorg. Na haar terugkomst bleek er geen plek meer voor haar in het oorspronkelijke team of elders binnen Buurtzorg. Als alternatief werd een andere zorgaanbieder gevonden, maar die biedt aanzienlijk minder zorguren dan nodig. Buurtzorg beriep zich op interne rapportages waarin de beëindiging zou zijn vastgelegd, maar er is geen schriftelijk bewijs van instemming. Ook werd de cliënt vooraf niet schriftelijk gewaarschuwd en kreeg zij geen passend alternatief aangeboden. Volgens de commissie is er sprake van een eenzijdige beëindiging van de zorg zonder gewichtige reden. Buurtzorg heeft daarbij in strijd gehandeld met de professionele richtlijnen en onvoldoende zorgvuldig opgetreden.
De uitspraak
in het geschil tussen
mevrouw [naam], wonende te [plaatsnaam] (hierna te noemen: de cliënt)
en
Stichting Buurtzorg Nederland, gevestigd te Almelo
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Zorg Algemeen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 27 mei 2025 te Den Haag.
Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen. De cliënt en haar echtgenoot waren ter zitting aanwezig. Namens de zorgaanbieder zijn ter zitting verschenen: mevrouw [naam] (klachtenfunctionaris) en mevrouw [naam].
Onderwerp van het geschil
De cliënt heeft de klacht voorgelegd aan de zorgaanbieder.
Het geschil betreft de vraag of de zorgaanbieder de zorgverlening aan de cliënt mocht beëindigen vanwege een vakantie.
Standpunt van de cliënt
Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De zorgverlening aan de cliënt is door de zorgaanbieder eenzijdig stopgezet vanwege de vakantie van vier weken van de client. De cliënt is het hiermee niet eens. Volgens de zorgaanbieder is de zorgverlening in overleg tussen de cliënt en de zorgaanbieder beëindigd, wat in het dossier zou staan. Maar hier is nooit over gesproken. De cliënt gaat ook al jaren voor een vergelijkbare periode op vakantie zonder dat de zorgverlening werd beëindigd.
In 2020 heeft de cliënt een zorgcontract getekend met een verwijzing naar het reglement van de zorgaanbieder. Hierin staat dat de zorgaanbieder voor beëindiging van de zorg eerst vervangende hulp hoort aan te bieden. Dit is ook niet gebeurd.
De zorgverlening kon na de vakantie niet hervat worden en ook in een ander zorgteam is geen plek voor de cliënt. De alternatieve zorgaanbieder [naam zorgaanbieder] kan wel hulp bieden, maar veel minder uren per week.
Ook de klachtenprocedure heeft niet tot een oplossing geleid.
Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
Beëindiging zorg
De zorg is in onderlinge afstemming afgesloten in verband met de geplande (langdurige) vakantie van de cliënt. De cliënt was op de hoogte van het feit dat zij zich na terugkomst opnieuw diende aan te melden, waarbij een voorbehoud werd gemaakt ten aanzien van de beschikbaarheid van zorg.
Begin 2024 gaf de cliënt bij het team aan dat zij eind mei 2024 voor circa vijf weken op vakantie zou gaan en in die periode dus geen zorg nodig zou hebben. Het team nam vervolgens contact op met de interne afdeling Zorgadvies om de gevolgen hiervan te bespreken. Het team vond het, gezien de vele nieuwe en aanvullende zorgvragen en de schaarste in de zorg, onverantwoord en onwenselijk om vijf weken lang een plek gereserveerd te houden. Op advies van de afdeling Zorgadvies werd de cliënt door het team geïnformeerd dat de zorg voorafgaand aan de vakantie zou worden afgesloten en dat de cliënt zich één week voor thuiskomst als nieuwe cliënt kon aanmelden. Op dat moment zou gekeken worden of er capaciteit beschikbaar was en er dus geen garantie was dat de zorg door het team opnieuw gestart kon worden.
De afspraken zijn meermalen met de cliënt besproken en vastgelegd in het digitale zorgdossier en de teamrapportages. De cliënt had zelf toegang tot het digitale zorgdossier, las en schreef daar actief in mee. De betreffende rapportages uit het digitale zorgdossier mogen daarom ook bij de cliënt bekend worden verondersteld. Waar de cliënt regelmatig reageerde op rapportages van het team in het digitaal zorgdossier, heeft zij nooit gereageerd op de rapportages over het afsluiten van de zorg.
Er is geen schriftelijke bevestiging van de afspraak tot zorgbeëindiging, maar dat is ook niet vereist voor het kunnen afsluiten van de zorg in onderling overleg. Mondelinge instemming volstaat.
Heropstarten zorg
Na haar vakantie verzocht de cliënt de zorgverlening opnieuw te starten. Op dat moment kon vanwege capaciteitsproblemen door het betreffende team of andere teams geen zorg verleend worden aan de cliënt. Zowel de regiocoach als het team hebben geprobeerd alternatieve oplossingen te vinden, zoals zorgverlening door een andere zorgaanbieder. Uiteindelijk heeft de cliënt gekozen voor zorgaanbieder [naam zorgaanbieder] en heeft de zorgaanbieder gezorgd voor een warme overdracht naar [naam zorgaanbieder].
Volgens de cliënt zou dit geen passend alternatief zijn, maar de zorgverlening door [naam zorgaanbieder] is in lijn met de gemaakte afspraken.
Conclusie
De zorgaanbieder heeft binnen de gegeven omstandigheden en mogelijkheden zorgvuldig gehandeld. Wel had in de rapportages in het digitale zorgdossier mogelijk nog duidelijker kunnen worden aangegeven wat met de cliënt was besproken en afgesproken.
Het is voor de zorgaanbieder verder onduidelijk op welke wijze een passende oplossing voor de cliënt kan worden geboden, nu de cliënt daarop in het geheel geen antwoord heeft gegeven.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Een behandelingsovereenkomst is een overeenkomst in de zin van artikel 7:446 van het Burgerlijk Wetboek (hierna te noemen: BW). Uitgangspunt hiervan is dat de zorgaanbieder de behandelingsovereenkomst niet zomaar eenzijdig kan opzeggen. Eenzijdige opzegging is slechts mogelijk indien sprake is van een gewichtige reden (artikel 7:460 BW).
De zorgaanbieder stelt zich op het standpunt dat de behandelingsovereenkomst met wederzijds goedvinden is beëindigd. De commissie kan dit standpunt niet onderschrijven. Uit de overgelegde stukken blijkt op geen enkele wijze dat sprake is geweest van instemming van de cliënt met de beëindiging.
Correspondentie of andere bewijsstukken die een dergelijke instemming onderbouwen, ontbreken. Het enkele feit dat door zorgverleners opmerkingen over de beëindiging van de zorg zijn opgenomen in de dagrapportage, is daartoe volstrekt onvoldoende.
Naar het oordeel van de commissie is dan ook sprake van een eenzijdige beëindiging van de behandelingsovereenkomst. Dat de zorgaanbieder de intentie heeft om de zorgverlening bij heraanmelding weer te herstarten, maakt dit niet anders.
De commissie verwijst in dit verband naar de KNMG-richtlijn “Niet-aangaan of beëindiging van de geneeskundige behandelingsovereenkomst”, waarin is opgenomen dat een zorgverlener slechts onder bepaalde, zwaarwegende omstandigheden een behandelingsovereenkomst eenzijdig mag beëindigen. De door de zorgaanbieder aangevoerde reden – te weten dat de plek van de cliënt tijdens de vakantie niet gereserveerd kan blijven – kwalificeert naar het oordeel van de commissie niet als een dergelijke gewichtige reden. De zorgaanbieder heeft bovendien nagelaten deze reden deugdelijk te onderbouwen. Evenmin is voldaan aan de zorgvuldigheidseisen die de KNMG-richtlijn stelt aan een eenzijdige beëindiging, waaronder het geven van een voorafgaande waarschuwing en een schriftelijke bevestiging van de opzegging.
Verder overweegt de commissie dat de cliënt al jarenlang gedurende een vergelijkbare periode met vakantie gaat, zonder dat dit aanleiding gaf tot opzegging van de behandelingsovereenkomst.
De zorgaanbieder heeft deze feitelijke gang van zaken ook niet betwist. Gelet hierop mocht de cliënt er gerechtvaardigd op vertrouwen dat een vakantie van vergelijkbare duur geen gevolgen zou hebben voor de continuïteit van de behandelingsovereenkomst.
Bovendien acht de commissie het verwijtbaar dat de zorgaanbieder (zowel voorafgaand aan als ten tijde van de opzegging) geen enkele inspanning heeft geleverd om te voorzien in alternatieve zorgverlening. Pas bij heraanmelding van de cliënt na de vakantie heeft de zorgaanbieder getracht een alternatief te vinden. De aan de cliënt aangeboden oplossing – zorgverlening door organisatie [naam zorgaanbieder] – blijkt geen passend alternatief, nu de cliënt tot op de dag van vandaag onvoldoende zorg ontvangt. Waar de cliënt bij de zorgaanbieder 17,5 uur zorg per week ontving is dat bij de huidige zorgaanbieder slechts 5 uur per week, hetgeen niet past bij de zorgbehoefte van de cliënt.
Samenvattend is de commissie van oordeel dat wel degelijk sprake is van een eenzijdige opzegging van de behandelingsovereenkomst en dat de zorgaanbieder hierin zeer onzorgvuldig heeft gehandeld.
Het bevreemdt de commissie dat de zorgaanbieder de eigen werkwijze – ook op de zitting – nog steeds verdedigbaar acht. De klacht van de cliënt is gegrond.
Ten overvloede merkt de commissie op dat het – zoals ter zitting besproken – zeer onwenselijk wordt geacht dat een klachtenfunctionaris tijdens de zitting actief het woord voert namens de zorgaanbieder. De commissie acht het voorstelbaar dat een dergelijke rolopvatting afbreuk doet aan de perceptie van cliënten ten aanzien van de onpartijdigheid die van een klachtenfunctionaris mag worden verwacht.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
– verklaart de klacht van de consument gegrond;
– bepaalt dat de zorgaanbieder het door de cliënt betaalde klachtengeld van € 52,50 dient te vergoeden binnen 14 dagen na verzending van dit bindend advies.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Zorg Algemeen, bestaande uit de heer mr. A.R.O. Mooy, voorzitter, de heer R. Simons, de heer mr. P.C. de Klerk, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. S.M.E. Balfoort, secretaris, op 27 mei 2025.