Zorgaanbieder schendt zorgplicht bij moeder van cliënte

De Geschillencommissie Zorg




Commissie: Verpleging Verzorging en Geboortezorg    Categorie: -    Jaartal: 2024
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: gegrond   Referentiecode: 254894/521317

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

Een cliënte heeft een klacht ingediend tegen de zorgaanbieder vanwege een eenzijdige beslissing om te stoppen met de zorg voor haar moeder, die leed aan Parkinson en dementie. Op 18 augustus 2023 besloot de zorgaanbieder zonder overleg geen eten, drinken, medicatie en andere zorg meer te verlenen. Dit besluit werd na het weekend teruggedraaid, maar had intussen geleid tot extra zorgtaken voor de familie. De commissie oordeelt dat de zorgaanbieder niet aan zijn zorgplicht heeft voldaan en verklaart de klacht gegrond. De cliënte krijgt een schadevergoeding van € 753,41 toegekend voor opgenomen verlof en de zorgaanbieder moet daarnaast € 52,50 klachtengeld terugbetalen. De commissie benadrukt dat een ingrijpende beleidswijziging niet zonder overleg met de familie had mogen plaatsvinden.

De uitspraak

in het geschil tussen

[naam cliënt], wonende te [woonplaats] (hierna te noemen: de cliënt)

en

Stichting Cicero Zorggroep, gevestigd te Brunssum
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).

Samenvatting
De cliënte heeft een klacht ingediend tegen de zorgaanbieder in verband met de beslissing tot het stoppen van het geven van (onder meer) eten en drinken aan de (inmiddels overleden) moeder van de cliënte. De commissie verklaart de klacht gegrond en wijst een deel van de vordering toe nu de familieleden van de moeder van de cliënte zorgtaken op zich hebben moeten nemen.

Beoordeling
De cliënte heeft een klacht ingediend tegen de zorgaanbieder die haar moeder bij haar thuis verzorgde in verband met Parkinson en dementie. De zorgaanbieder heeft op 18 augustus 2023 – zonder overleg met de familie en de huisarts van de moeder van de cliënte – besloten geen eten en drinken meer aan de moeder van de cliënte te geven, geen medicatie toe te dienen, geen transfers meer uit te voeren, geen gebruik te laten maken van de postoel en niet te douchen. De cliënte vordert een schadevergoeding van € 5.000,– ter compensatie van de zorg die zij en haar familieleden op zich hebben moeten nemen ten gevolge van deze beslissing.

De zorgaanbieder heeft aangevoerd dat de situatie van de moeder van de cliënte in de twee jaar dat zij verzorgd werd door de zorgaanbieder verslechterde. Wijziging in het beleid in verband met die verslechterde situatie stuitte op weerstand bij de cliënte en andere familieleden van de moeder van de cliënte. Dit heeft ook geleid tot escalaties jegens de medewerkers van de zorgaanbieder. Op 18 augustus 2023 werd – na intern overleg en een akkoord van de huisarts – besloten het beleid te wijzigen in verband met de vergaande achteruitgang van de moeder van de cliënte en ethische bezwaren tegen de door de familie toegepaste dwang. Een dergelijke ingrijpende beslissing mag echter niet eenzijdig genomen worden. Het beleid is na het weekend hersteld. De zorgaanbieder betreurt dat de gebeurtenissen rond de zorg van de moeder van de cliënte het vertrouwen hebben geschaad en een goede rouwverwerking in de weg hebben gestaan.

De commissie stelt het volgende voorop.

De overeenkomst die de moeder van de cliënte met de zorgaanbieder heeft gesloten, betreft een geneeskundige behandelingsovereenkomst in de zin van artikel 7:446 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Op grond van de zorgovereenkomst die de cliënt met de zorgaanbieder is aangegaan, moet de zorgaanbieder bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen en daarbij handelen in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard (de zorgplicht uit artikel 7:453 van het BW). Deze zorgplicht houdt in dat de zorgaanbieder die zorg moet betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht.

De commissie overweegt als volgt.

Tussen partijen is niet in geschil dat de wijziging van het beleid rond de zorg van de moeder van de cliënte op 18 augustus 2023 niet op de wijze had mogen gebeuren zoals dat gebeurd is. De familieleden van de moeder van de cliënte hadden daarbij betrokken moeten worden. De hulpverleners van de zorgaanbieder hadden niet zelfstandig mogen beslissen het beleid te wijzigen De hulpverleners van de zorgaanbieder hebben derhalve niet aan hun zorgplicht voldaan en dat valt de zorgaanbieder aan te rekenen. De commissie verklaart de klacht gegrond.

De commissie acht voldoende aannemelijk, gelet op de gegrond verklaarde klacht, dat de familieleden van de moeder van de cliënte zorg op zich hebben moeten nemen en dat zij daardoor schade hebben geleden. De commissie acht voldoende onderbouwd dat de broer van de cliënte verlof heeft moeten opnemen in verband met de zorg voor zijn moeder. De commissie zal in dat verband de periode van maandag 21 augustus 2023 – de eerste dag waarop genoemd verlof is opgenomen – tot en met 25 augustus 2023 aanhouden. De dag erna heeft de zorgaanbieder de zorg immers weer opgepakt, zo heeft de cliënte op zitting naar voren gebracht. Gelet op de onderbouwing van het verzoek komt de commissie tot toewijzing van een bedrag van € 753,41. De commissie wijst de vordering voor het overige af wegens een gebrek aan onderbouwing.

Nu de klacht van de cliënte door de commissie gegrond is bevonden, dient de zorgaanbieder overeenkomstig het reglement van de commissie het door de cliënte betaalde klachtengeld ad € 52,50 aan hem te vergoeden.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De commissie:
– verklaart de klacht van de cliënte gegrond;
– wijst de vordering toe tot een bedrag van € 753,41 en bepaalt dat de zorgaanbieder binnen veertien dagen na verzending van dit bindend advies het bedrag van € 753,41 aan de cliënte dient te betalen;
– wijst de vordering tot schadevergoeding voor het overige af;
– bepaalt verder dat de zorgaanbieder binnen veertien dagen na verzending van dit bindend advies aan de cliënte een bedrag van € 52,50 ter zake van het door haar betaalde klachtengeld dient te betalen.

Overeenkomstig het reglement van de commissie is de zorgaanbieder aan de commissie behandelingskosten verschuldigd.

Deze behandelingskosten worden geheel betaald.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Verpleging Verzorging en Geboortezorg, bestaande uit mevrouw mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, mevrouw mr. M.B. van Leusden-Donker , de heer mr. P.O.H. Gevaerts , leden, in aanwezigheid van de heer mr. N. van Gelder, secretaris, op 2 december 2024.