Commissie: Zorg Algemeen
Categorie: (On)Zorgvuldig handelen
Jaartal: 2024
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: ongegrond
Referentiecode:
241551/252925
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
De cliënt heeft zich beklaagd over het handelen van de zorgaanbieder. Dit handelen heeft tot uithuisplaatsing van het jongste dochtertje van de cliënt geleid, zo stelt de cliënt. De zorgaanbieder ontkent dit ten stelligste en zegt zorgvuldig te hebben gehandeld in de periodes dat de cliënt bij de zorgaanbieder onder behandeling was. De zorgaanbieder vraagt de klachten van de cliënt ongegrond te verklaren. De commissie oordeelt dat de zorgaanbieder niet is tekortgeschoten in de behandelingsovereenkomst. Alle klachtonderdelen worden ongegrond verklaard.
Volledige uitspraak
Samenvatting
De cliënt heeft zich beklaagd over het handelen van de zorgaanbieder. Dit handelen heeft tot uithuisplaatsing van het jongste dochtertje van de cliënt geleid, zo stelt de cliënt. De zorgaanbieder ontkent dit ten stelligste en zegt zorgvuldig te hebben gehandeld in de periodes dat de cliënt bij de zorgaanbieder onder behandeling was. De zorgaanbieder vraagt de klachten van de cliënt ongegrond te verklaren. De commissie oordeelt dat de zorgaanbieder niet is tekortgeschoten in de behandelingsovereenkomst. Alle klachtonderdelen worden ongegrond verklaard.
Beoordeling
Hoorzitting
Tijdens de hoorzitting heeft de gemachtigde van de zorgaanbieder uitvoerige pleitnotities voorgedragen. Voor de cliënt was een en ander via de digitale verbinding heel lastig te volgen. De commissie heeft om die reden besloten de cliënt in de gelegenheid te stellen om schriftelijk op die pleitaantekeningen te reageren. De cliënt heeft dit tijdig gedaan. Alle daarna ontvangen stukken van partijen zijn niet meer door de commissie in haar oordeel meegenomen. Ten gevolge van het aanhouden van de zaak heeft de commissie haar uitspraak met twee weken verdaagd.
Klacht van de cliënt
De cliënt is vanaf 19 september 2002 tot 28 juli 2020 voor vijf langere perioden door de zorgaanbieder behandeld vanwege jeugdtrauma’s, PTSS en middelengebruik.
De cliënt is moeder van drie kinderen, waarvan de oudste dochter (geboren 08-02-2007) is overleden toen zij pas 10 maanden oud was. Haar zoon (geboren 22-12-2008) wordt door de vader van de cliënt opgevoed en haar jongste dochtertje (geboren 30-07-2019) door haar ex-partner, de vader van het meisje.
De cliënt is zorgmijder, maar heeft geprobeerd om haar leven weer op de rit te krijgen door zich te laten behandelen door de zorgaanbieder. Het is echter juist vanwege het handelen door de zorgaanbieder dat haar jongste kind haar is afgenomen en bij haar ex-partner is geplaatst. De klachten van de cliënt hebben allemaal betrekking op het handelen door de zorgaanbieder dat tot de uithuisplaatsing heeft geleid.
De klachten luiden als volgt:
1. Onjuiste diagnose gesteld in maart 2019
Door de zorgaanbieder is de DSM-5 diagnose antisociale persoonlijkheidsstoornis (asps) en een verstandelijke beperking gesteld. Dit in combinatie met een onvoldoende ontwikkelde gewetensfunctie vanuit haar kinderjaren. De cliënt geeft aan dat zij juist het tegenovergestelde is, namelijk HSP (hoog gevoelig, hoog sensitief). Later is dit ook door de huisarts bevestigd. De HSP verklaart ook dat zij zo heftig op het overlijden van haar oudste kindje reageerde en uiteindelijk in middelengebruik is gevlucht. De diagnose van de zorgaanbieder is onjuist en heeft de cliënt gestigmatiseerd.
2. Onjuiste medicatie
De cliënt heeft gedurende de laatste behandelperiode Quetiapine voorgeschreven gekregen, ook toen zij zwanger was. Deze medicatie wordt gebruikt voor behandeling van bipolaire depressie, manie en schizofrenie. Aan de cliënt is het medicijn voorgeschreven teneinde haar slaapproblemen te verminderen en in verband met de foutief gestelde diagnose. Op de bijsluiter van het medicijn wordt gewaarschuwd dat het niet mag worden gebruikt tijdens de zwangerschap. Ook wordt in de bijsluiter gewaarschuwd voor het gebruik door personen met een voorgeschiedenis van verslavingsproblematiek, omdat toename van de zucht naar drugs is te verwachten. Kortom, het verhoogt het risico op verslaving. Dit had nooit voorgeschreven mogen worden aan de cliënt, te meer niet omdat haar ongeboren baby mogelijk gevaar heeft gelopen.
3. Onjuiste informatie verstrekken en ten onrechte informatie delen met derden
De behandelaren van de zorgaanbieder hebben tijdens de behandelingsovereenkomst en na het beëindigen van de overeenkomst meerdere onjuiste verklaringen en informatie aan derden verstrekt. Zo zijn zonder medeweten van de cliënt en zonder haar toestemming zeer vergaande informatie, verklaringen en meningen aan derden gegeven, terwijl behandelaren terughoudend dienen te zijn, zeker als het informatie betreft die in een juridische procedure kan worden gebruikt. Een ex-behandelaar, E. van M., heeft zich hier in het bijzonder aan schuldig gemaakt. Hierdoor is een bepaalde beeldvorming over de cliënt ontstaan. Ten onrechte is daardoor een verkeerd oordeel over cliënt gevormd bij de jeugdbescherming en bij de rechtbank. Dit is meegenomen in hun oordeel en heeft de intrekking van de voorwaardelijke Rechterlijke Machtiging (RM) van de cliënt voorkomen en/of is meegewogen bij de uithuisplaatsing van het jongste dochtertje. Kortom, het verstrekken van deze onjuiste informatie aan derden heeft er toe geleid dat de cliënt niet meer samen leeft met haar dochtertje.
4. Onjuiste urinecontrole (uc) uitslagen
a. Opvragen uc uitslagen
Nadat de cliënt is bevallen van haar jongste dochter, is er geen voorwaardelijke RM meer van kracht. De cliënt heeft besloten haar goede wil te tonen door vrijwillig met de uc-controles door te gaan. Inmiddels heeft de cliënt ten gevolge van een conflict met E. van M. een andere behandelaar gekregen. Desondanks is uit het cliëntdossier gebleken dat E. van M. de urine uitslagen heeft opgevraagd en heeft doorgegeven aan de nieuwe behandelaar. Dit geldt ook voor de uitslagen van een contra-expertise die door haar mondeling aan de nieuwe behandelaar zijn doorgegeven. Dit terwijl achteraf is gebleken dat deze contra-expertise niet eens is uitgevoerd. De nieuwe behandelaar heeft vervolgens, op grond van de mondeling verkregen informatie dat de uitslag van de contra-expertise ook positief was, deze informatie doorgegeven aan de jeugdbescherming. De volgende dag zijn daarop twee medewerkers van jeugdbescherming en drie politieagenten verschenen die het dochtertje van de cliënt hebben meegenomen.
b. Onjuiste informatie na vals positieve uc’s
In de eerste helft van 2019 is tot tweemaal toe sprake geweest van een vals positieve uc-uitslag. Dat is gebleken na laboratoriumonderzoek. Deze valse informatie heeft mede gezorgd voor de uithuisplaatsing van het dochtertje van de cliënt.
c. Uitspraken OM met betrekking tot overlijden oudste dochtertje. E. van M. heeft uitspraken en mededelingen gedaan aan diverse derden, waaronder de rechter en het OM over de doodsoorzaak van het oudste dochtertje, die onjuist zijn. Zo is aan de cliënt door E. van M. een rol toegekend in het overlijden om een bepaald (negatief) beeld van de cliënt te scheppen.
d. Onjuiste informatie spoeduitplaatsing
Vanwege verkeerde informatie die is verstrekt door de zorgaanbieder aan derden, heeft een spoeduithuisplaatsing van het jongste dochtertje van de cliënt plaats gevonden. Er was hier echter geen sprake van middelengebruik, maar van een samenloop van stress en te weinig eten, waardoor de client in de supermarkt is flauw gevallen.
5. Fraude urinecontrole
De tijden van afname en inleveren van uc’s kloppen niet bij de twee positieve uc’s van 6 en 13 september 2019. De zorgaanbieder noteert hoe laat de behandelaar de urine heeft ingeleverd; het centrum voor medische diagnostiek noteert de afnametijd van de urine. Normaliter zit er ruim een half uur (reistijd) tussen de afname en de inlevertijd, maar op de twee genoemde data heeft de inlevertijd meerdere uren voor de afnametijd gelegen. Ook hier speelt wederom E. van M. een rol bij het opvragen van de uitslagen.
6. Zonder toestemming delen politiedossier aan derden
De zorgaanbieder heeft een kopie van het hele politie- en justitiedossier van de cliënt opgevraagd en zonder toestemming aan derden verstrekt, zoals jeugdzorg, de gemeente en Veilig Thuis. De cliënt erkent dat zij grote fouten heeft gemaakt, maar heeft daar veel spijt van.
7. Vrijspraak/sepot fraudezaken
In aanvulling op het voorgaande punt kan de cliënt melden dat bijna alle zaken zijn afgerond en dat zij voor 50 fraudezaken is vrijgesproken.
8. Weigeren afschrift dossier
Na diverse pogingen haar dossier op te vragen bij de zorgaanbieder, heeft de cliënt dit tot voor kort niet geheel ontvangen. Duidelijk was te zien dat er gekopieerd en geplakt is in het dossier. Inmiddels, zo heeft de cliënt ter zitting laten weten, heeft zij de beschikking over het volledige dossier, zodat dit klachtpunt geen verdere bespreking behoeft.
De cliënt verlangt gerechtigheid en hoopt dat de fouten die de zorgaanbieder bij haar heeft gemaakt, niet meer gemaakt worden. Verder vraagt zij de commissie haar een schadevergoeding toe te kennen, zodat zij een advocaat in de arm kan nemen om haar dochtertje terug te krijgen.
Standpunt van de zorgaanbieder
De cliënt is vele malen bij de zorgaanbieder in behandeling geweest vanwege verslaving GHB en andere middelen in combinatie met PTSS. De cliënt committeert zich vaak niet aan behandelingen door niet te verschijnen op afspraken, niet bereikbaar te zijn en zorg te mijden.
Een groot deel van de klachten is gericht tot een verpleegkundig specialist bij de zorgaanbieder, die tot 8 juli 2019 de casemanager van de cliënt is geweest. Per 8 juli 2019 is er een nieuwe casemanager/behandelaar gekomen, tegen wie later door de cliënt een klacht is ingediend.
Behandelingsovereenkomst
De cliënt heeft een behandelingsovereenkomst met de zorgaanbieder gehad. De zorgaanbieder werkt met bepaalde FACT-teams (Flexible Assertive Community Treatment), wat inhoudt dat meerdere personen met verschillende rollen binnen de organisatie belast zijn met de uitvoering van de behandelingsovereenkomst. De werkzaamheden binnen het team worden zo efficiënt mogelijk verdeeld. Aanvankelijk was E. van M. de casemanager van de cliënt, maar zij had ook als enige de inlogcode voor het opvragen van uc-uitslagen en verrichte daarom deze taak voor het hele team. Zij heeft dus ook de uitslagen met betrekking tot de controles van de cliënt opgevraagd, ook al was zij haar casemanager niet meer.
De reactie van de zorgaanbieder op de klachten luidt als volgt:
1. Onjuiste, verkeerde DSM-5 diagnose gesteld
Door de zorgaanbieder zou een verkeerde diagnose, een antisociale persoonlijkheidsstoornis (asps) zijn gesteld. Daardoor zou de cliënt door andere hulpverleners zijn behandeld en zou zij niet in staat zijn voor haar jongste dochtertje te zorgen. De zorgaanbieder geeft aan dat er op 29 maart 2019 op zorgvuldige wijze, in overeenstemming met de richtlijn, psychodiagnostisch onderzoek heeft plaatsgevonden. Het onderzoek is een momentopname en conclusies en adviezen zijn, qua tijdsduur, beperkt geldig. Er was destijds echter geen enkele reden om aan de conclusies te twijfelen. Zowel de GZ-psycholoog als de supervisor die bij dit onderzoek betrokken zijn geweest, staan nog steeds achter de resultaten en de gestelde diagnose. De conceptconclusie en het advies is op 17 april 2019 door de psycholoog met de cliënt besproken. De cliënt heeft destijds aangegeven zich in de conclusies en het advies te kunnen vinden en heeft ingestemd met de voorgestelde behandeling. Met de juiste behandeling (Mentalisation Based Treatment) en gunstige omgevingsfactoren kan iemand met deze diagnose goed functioneren. De voorgestelde behandeling heeft niet plaats kunnen vinden vanwege allerlei onderbrekingen zoals: eerst afkomen van middelengebruik, de bevalling, EMDR therapie en het niet verschijnen op gesprekken en zich niet willen laten opnemen.
Dat de gestelde diagnose een andere zou moeten zijn dan de gestelde, heeft de cliënt niet onderbouwd door een andersluidende rapportage over te leggen. Bovendien is niet aannemelijk dat het dochtertje van de cliënt uitsluitend op basis van de gestelde diagnose uit huis is geplaatst.
2. Onjuist voorschrijven medicatie
De cliënt heeft Quetiapine voorgeschreven gekregen, ook toen zij zwanger was. Zij heeft in verband met deze klacht alleen verwezen naar de mogelijke bijwerkingen die het medicijn zou kunnen geven. Het gaat hier om destijds gangbare medicijnen, passend bij de situatie van de client. Contra-indicaties zijn daarbij overwogen. Er is gekeken of aandoeningen of kenmerken bij de cliënt toediening van deze medicatie in de weg stonden. Het medicijngebruik van de cliënt is door meerdere betrokkenen (gynaecoloog, apotheker) gecontroleerd. Er is niet gebleken van enige schade ontstaan bij de cliënt als gevolg van het gebruik van deze medicijnen.
3. Onjuiste informatie verstrekken en ten onrechte informatie delen met derden
De zorgaanbieder ontkent dat door de behandelaren van de zorgaanbieder en in het bijzonder E. van M. meerdere onjuiste verklaringen en informatie aan derden is afgegeven, die vervolgens tot uithuisplaatsing van het jongste dochtertje hebben geleid.
Een deel van de door de cliënt genoemde voorbeelden betreft de uc’s en de communicatie rond vals positieve uitslagen. De uc’s maken geen deel uit van de behandeling in deze zaak, omdat partijen hierover bij de klachtencommissie tot een schikking zijn gekomen ter finale kwijting.
De zorgaanbieder geeft aan dat van de zijde van de zorgaanbieder niet geprobeerd is om een bepaald beeld van de cliënt te schetsen door het doen van mededelingen en het geven van verklaringen aan derden.
De cliënt stelt verder dat ten onrechte informatie is gedeeld met derden, die betrekking heeft op het overlijden van het oudste dochtertje. De zorgaanbieder heeft informatie gedeeld over de oorzaak van het overlijden die door de ex-partner van de cliënt is geopperd, maar dit niet als feit aangedragen. De informatie waarover de zorgaanbieder beschikt, is afkomstig van het CW-ZH, nu de cliënt toen dit zich afspeelde nog niet bij de zorgaanbieder in behandeling was.
Evenmin is de spoeduithuisplaatsing vanwege het ineenzakken door de cliënt een gevolg van mededelingen gedaan door de zorgaanbieder over haar middelengebruik. De opmerkingen daarover zijn niet afkomstig van E. van M., zoals door de client is gesteld, maar zijn in zijn algemeenheid geplaatst, omdat gebruik van GHB kan leiden tot een dergelijk inzakken, zoals zich dat bij de cliënt heeft voorgedaan.
Overigens is nergens uit gebleken dat informatie die de zorgaanbieder met derden heeft gedeeld, als vaststaand is medegedeeld en/of niet mocht worden gegeven of niet mocht worden verkregen. Voor zover er mogelijk gevaar aanwezig is voor een kind, geldt er een meldplicht. Mogelijk kan daardoor het privacybelang van een client overruled worden.
4. Onjuiste urinecontrole (uc) uitslagen
De klacht over de uc-uitslagen maakt geen deel uit van deze procedure, omdat partijen hierover bij de klachtencommissie tot een schikking zijn gekomen ter finale kwijting.
5. Fraude urinecontrole
De cliënt stelt dat er sprake is van fraude met interpreteren/ afname van de uc-controles en baseert dit op het niet kloppen van de tijden van afname en inleveren van de urine op 6 en 19 september 2019. De zorgaanbieder ziet het verschil in tijden, maar leidend zijn hier de afnameformulieren; de inlevertijden zijn handmatig ingevoerd. Hierin zijn niet persé de inlevertijdstippen opgenomen, maar de tijdstippen van de rapportage. Dit is niet aan te merken als fraude. Bovendien is niet gebleken dat hieruit voor de cliënt schade is ontstaan.
6.Zonder toestemming delen politiedossier met derden
De zorgaanbieder beschikte niet over het politie- of strafdossier van de cliënt en heeft dit dus ook niet met derden kunnen delen.
7. Vrijspraak/sepot fraudezaken
Er is geen sprake van vrijspraak voor 50 fraudezaken, zoals de cliënt stelt. De zaken zijn geseponeerd wegens te gering feit, te oude zaak of te weinig bewijs.
8. Weigeren afschrift dossier
De zorgaanbieder heeft een afschrift van het volledige dossier aan de cliënt doen toekomen. Als zij meent dat er sprake is van onregelmatigheden in het dossier, dan is het aan de cliënt om dat aan te tonen.
De zorgaanbieder vraagt de klachten van de cliënt ongegrond te verklaren.
Oordeel commissie
De commissie overweegt als volgt.
De klacht van de cliënt kan worden verdeeld naar acht klachtonderdelen, die niet allemaal door de commissie inhoudelijk worden besproken, zoals ter zitting reeds is medegedeeld.
Het laatste klachtonderdeel behoeft geen bespreking, nu de cliënt ter zitting heeft aangegeven inmiddels over haar volledige dossier te beschikken.
Met betrekking tot de klachtonderdelen die de al dan niet valse uc’s betreffen, kan de commissie geen inhoudelijk oordeel geven, nu partijen bij de behandeling door de klachtencommissie hierover ter finale kwijting een schikking zijn overeengekomen. Dat betekent dat de klacht over de uc’s daarmee is opgelost en de cliënt voor wat betreft dit onderwerp niet kan worden ontvangen in haar klacht.
Bij de beoordeling van de overige klachtonderdelen geldt het volgende toetsingskader.
Behandelingsovereenkomst
De overeenkomst die de cliënt met de zorgaanbieder heeft gesloten, betreft een geneeskundige behandelingsovereenkomst in de zin van artikel 7:446 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Op grond van de zorgovereenkomst die de cliënt met de zorgaanbieder is aangegaan, moet de zorgaanbieder bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen en daarbij handelen in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard (de zorgplicht uit artikel 7:453 van het BW). Deze zorgplicht houdt in dat de zorgaanbieder die zorg moet betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht.
De klachtonderdelen waarover de commissie een oordeel zal geven, zijn:
- Onjuiste, verkeerde diagnose door de zorgaanbieder gesteld
- Onjuiste medicatie voorgeschreven door de zorgaanbieder
- Onjuiste informatie verstrekken en ten onrechte informatie delen met derden
- Fraude gepleegd door de zorgaanbieder bij de registratie van urinecontroles
- Zonder toestemming delen van politiedossier door de zorgaanbieder met derden
- Vrijspraak/sepot inzake de fraudezaken die op de cliënt betrekking hebben.
Verkeerde diagnose
Op grond van de stukken en hetgeen ter zitting is besproken, kan de commissie niet tot de conclusie komen dat de zorgaanbieder een verwijt valt te maken van het stellen van een verkeerde diagnose.
Los van het feit dat deze diagnose reeds in 2019 is gesteld en mogelijk inmiddels bijstelling behoeft, zijn voor de commissie geen aanknopingspunten gevonden die doen vermoeden dat in het psychologisch onderzoek fouten zijn gemaakt door de zorgaanbieder. De client stelt dat bij haar sprake is van HSP, maar biedt geen bewijs dat hiervan reeds in 2019 sprake was. Daarbij oordeelt de commissie dat het voor haar niet voldoende aannemelijk is geworden dat het voor de cliënt, met de door de zorgaanbieder gestelde diagnose asps, niet mogelijk zou zijn haar dochtertje zelf op te kunnen voeden. Er was voor haar een goede behandeling voorhanden, waarvan vanwege verschillende redenen geen, althans onvoldoende, gebruik is gemaakt. Dit klachtonderdeel is dan ook ongegrond.
Onjuiste medicatie voorgeschreven door de zorgaanbieder
Evenmin geeft de zorgaanbieder blijk van verwijtbaar handelen door Quetiapine voor te schrijven op grond van de gestelde diagnose. Tevens is door de zorgaanbieder gekeken of aandoeningen of kenmerken bij de cliënt aanwezig waren die toediening van deze medicatie in de weg zou staan. Nu hiervan niet is gebleken en er bovendien controle was van meerdere betrokkenen (onder meer door de gynaecoloog en apotheker), heeft de zorgaanbieder de keuze voor dit medicijn kunnen maken. Wanneer de keuze voor een medicijn nu zou worden gemaakt, zou die waarschijnlijk anders luiden als gevolg van voortschrijdend, medisch inzicht. Nu niet is gebleken van enige schade ontstaan ten gevolge van het gebruik van deze medicijnen, valt ook achteraf bezien de zorgaanbieder geen verwijt te maken.
Onjuiste informatie verstrekken en het ten onrechte delen van informatie met derden
Cliënt heeft zich op het standpunt gesteld dat het verstrekken van onjuiste informatie en het ten onrechte delen van informatie met derden hebben kunnen leiden tot een spoed uithuisplaatsing van het jongste dochtertje en onwaarheden die betrekking hebben op de doodsoorzaak bij het oudste dochtertje.
De commissie heeft op grond van alle door de cliënt genoemde voorbeelden, waarin informatie vanuit de zorgaanbieder zou zijn verstrekt over de cliënt aan derden, geen verband kunnen leggen tussen het delen van informatie en de negatieve gevolgen voor de cliënt, zoals een spoeduithuisplaatsing en het in een kwaad daglicht stellen van haar. Nu aanknopingspunten daartoe ontbreken, kunnen de beslissingen van de rechter en de jeugdbescherming niet als gevolg van het handelen van de zorgaanbieder worden aangemerkt. Ook dit klachtonderdeel is ongegrond.
Fraude gepleegd door de zorgaanbieder bij de registratie van urinecontroles
Met de cliënt is de commissie van mening dat de manier van administratieve verantwoording van de uc’s door de zorgaanbieder niet is zoals het behoort te zijn, maar niet gezegd kan worden dat daarmee sprake is van fraude. Bovendien ziet de commissie niet in dat de afwijkende registratie ten nadele van de cliënt komt.
Zonder toestemming delen van politiedossier door de zorgaanbieder met derden
Nu de zorgaanbieder onweersproken heeft betwist dat zij de beschikking had over het politie- of strafdossier, heeft zij het naar het oordeel van de commissie ook niet met derden kunnen delen. Nu de cliënt op geen enkele wijze het tegendeel heeft aangetoond, oordeelt de commissie dit klachtonderdeel ongegrond.
Vrijspraak/sepot inzake de fraudezaken die op de cliënt betrekking hebben
Voor de commissie is niet duidelijk wat de cliënt met deze klacht wil bereiken, maar naar alle waarschijnlijkheid wil zij daarmee aangeven dat zij haar straf heeft ondergaan en nu haar verleden achter zich kan laten. De commissie ziet dit meer als een mededelingen niet als een klacht over de zorgaanbieder.
De commissie kan gelet op het voorgaande niet tot het oordeel komen dat de zorgaanbieder op enig punt onjuist heeft gehandeld en toerekenbaar is tekortgeschoten in de uitvoering van de behandelingsovereenkomst. Dat betekent dat de klachten van de cliënt ongegrond zullen worden verklaard.
Nu de zorgaanbieder niet tekort is geschoten in de behandeling van de cliënt, komt aan de cliënt geen aanspraak op schadevergoeding toe. De commissie zal de vordering tot schadevergoeding dan ook afwijzen.
Hetgeen partijen voorts nog naar voren hebben gebracht, behoeft geen bespreking, nu dit niet tot een ander oordeel kan leiden.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing De commissie:- Verklaart de cliënt niet-ontvankelijk in haar klacht voor zover de klacht de (al dan niet valse) uc’s betreft – verklaart de overige klachtonderdelen van de cliënt ongegrond – wijst de door de cliënt verlangde schadevergoeding af. Overeenkomstig het reglement van de commissie is de zorgaanbieder aan de commissie behandelingskosten verschuldigd. Deze behandelingskosten zijn geheel betaald. |
Aldus beslist door de Geschillencommissie Zorg Algemeen, bestaande uit de heer mr. H.A. van Gameren, voorzitter, de heer drs. T. Knap, de heer mr. R.P. Gerzon, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. J.M. Bouter-Bijsterveld, secretaris, op 25 maart 2024. |