Zorgaanbieder nalatig en onzorgvuldig gehandeld

De Geschillencommissie Zorg




Commissie: Ziekenhuizen    Categorie: bejegeningzorgverlening    Jaartal: 2024
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: ten dele gegrond   Referentiecode: 243359/288102

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

De cliënte heeft in het ziekenhuis van de zorgaanbieder een ingreep ondergaan waarbij een electrode in haar hersenen is geplaatst om een Deep Brain Stimulation (DBS) therapie mogelijk te maken. Na de ingreep kreeg de cliënte paniekgevoelens die snel in ernst toenamen. De electrode is op verzoek van de cliënte verwijderd en de therapie is niet gestart. De cliënte verwijt de zorgaanbieder dat zij niet over de bijwerking van angstklachten is geïnformeerd. Voorts verwijt de cliënte de zorgaanbieder een onheuse bejegening en een onzorgvuldige manier van communiceren. De commissie is van oordeel dat de angstklachten niet zijn aan te merken als een bijwerking of complicatie van de door de zorgaanbieder uitgevoerde ingreep. De zorgaanbieder kon of behoefde de cliënte hier dan ook niet over te informeren. Ten aanzien van de communicatieklacht is de commissie van oordeel dat de zorgaanbieder om onduidelijke redenen het dringende verzoek van de cliënte om een behandelaar niet uit te nodigen voor een gesprek heeft genegeerd en haar om onduidelijke redenen vooraf niet heeft geïnformeerd over de aanwezigheid van die behandelaar. De commissie is van oordeel dat de zorgaanbieder hiermee nalatig en onzorgvuldig heeft gehandeld ten opzichte van de cliënte en verklaart dit klachtonderdeel gegrond. De overige klachtonderdelen worden ongegrond verklaard.

De uitspraak

In het geschil tussen

mevrouw [naam], wonende te [plaatsnaam] (hierna te noemen: de cliënt)

en

Stichting Amsterdam UMC, gevestigd te Amsterdam
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).

Samenvatting
De cliënte heeft in het ziekenhuis van de zorgaanbieder een ingreep ondergaan waarbij een electrode in haar hersenen is geplaatst om een Deep Brain Stimulation (DBS) therapie mogelijk te maken. Na de ingreep kreeg de cliënte paniekgevoelens die snel in ernst toenamen. De electrode is op verzoek van de cliënte verwijderd en de therapie is niet gestart. De cliënte verwijt de zorgaanbieder dat zij niet over de bijwerking van angstklachten is geïnformeerd. Voorts verwijt de cliënte de zorgaanbieder een onheuse bejegening en een onzorgvuldige manier van communiceren. De commissie is van oordeel dat de angstklachten niet zijn aan te merken als een bijwerking of complicatie van de door de zorgaanbieder uitgevoerde ingreep. De zorgaanbieder kon of behoefde de cliënte hier dan ook niet over te informeren. Ten aanzien van de communicatieklacht is de commissie van oordeel dat de zorgaanbieder om onduidelijke redenen het dringende verzoek van de cliënte om een behandelaar niet uit te nodigen voor een gesprek heeft genegeerd en haar om onduidelijke redenen vooraf niet heeft geïnformeerd over de aanwezigheid van die behandelaar. De commissie is van oordeel dat de zorgaanbieder hiermee nalatig en onzorgvuldig heeft gehandeld ten opzichte van de cliënte en verklaart dit klachtonderdeel gegrond. De overige klachtonderdelen worden ongegrond verklaard.

Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Ziekenhuizen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De cliënt heeft de klacht voorgelegd aan de zorgaanbieder. De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.

Ter zitting heeft de zorgaanbieder fysiek het standpunt toegelicht. De cliënt heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid ter zitting het standpunt toe te lichten.

Ter zitting werd de zorgaanbieder vertegenwoordigd door mevrouw dr. [naam], psychiater en mevrouw mr. [naam], gemachtigde.

De behandeling heeft plaatsgevonden op 11 juni 2024 te Utrecht.

De commissie heeft het volgende overwogen.

Beoordeling

Klacht van de cliënte
De cliënte heeft in het ziekenhuis van de zorgaanbieder een ingreep ondergaan waarbij een electrode in haar hersenen is geplaatst om een Deep Brain Stimulation (DBS) therapie mogelijk te maken. Op 15 maart 2023 heeft de operatie plaatsgevonden. Omdat de cliënte veel pijn had aan haar hoofd is besloten dat zij een extra nacht in het ziekenhuis moest blijven. Bij thuiskomst bemerkte de cliënte dat haar stemming omsloeg. Zij kreeg paniekgevoelens die snel in ernst toenamen. De cliënte heeft contact opgenomen met haar psychiater en psycholoog. Beiden gaven aan dat zij de cliënte zo niet kenden. De psychiater van de zorgaanbieder liet weten dat zij een reactie zoals die van de cliënte nog nooit had meegemaakt waardoor de paniekgevoelens van de cliënte verergerden. Voor het eerst van haar leven werd aan de cliënte Oxazepam voorgeschreven. Een mogelijke crisisopname werd besproken, maar de cliënte voelde daar niet voor. Op verzoek van de cliënte werd op 23 maart 2023 een CT scan van de hersenen gemaakt. Daarop waren behalve minimaal oedeem geen noemenswaardige afwijkingen te zien. De cliënte bleef het gevoel houden dat haar ernstige klachten te maken hadden met de ingreep. De cliënte heeft een gesprek aangevraagd dat op 4 april 2023 heeft plaatsgevonden. Door de medewerkers van de zorgaanbieder werd aan de cliënte voorgehouden dat de operatie goed was gegaan en dat haar klachten niet konden worden verklaard. Navraag en onderzoek door de cliënte leerde haar echter dat bijwerkingen van emotionele aard kunnen voorkomen in de eerste dagen na de operatie. Hierover is de cliënte niets verteld. In een Amerikaanse studie las de cliënte over een verergering van mentale of emotionele klachten en over paniekaanvallen in 0,9% van de gevallen. De cliënte is van mening dat zij over deze risico’s en bijwerkingen vooraf had moeten worden geïnformeerd zodat zij dit in haar afwegingen om wel of niet over te gaan tot de ingreep en therapie had kunnen meenemen. In het geval van de cliënte had daardoor veel paniek, onzekerheid, psychische schade en trauma kunnen worden voorkomen.

Voorts verwijt de cliënte de zorgaanbieder een onheuse bejegening met name door de verpleegkundig specialist . Verschillende malen heeft de verpleegkundig specialist de woorden van de cliënte anders vertaald en uitgelegd dan de cliënte ze had gezegd en bedoeld. Als gevolg hiervan zijn onwaarheden opgenomen in het dossier van de cliënte. De verpleegkundig specialist probeerde steeds haar persoonlijke invullingen en aannames op de cliënte te projecteren. Tijdens het maken van de CT scan was de verpleegkundig specialist ook aanwezig. Zij suggereerde dat de klachten van de cliënte mogelijk te maken hadden met haar eigen kwetsbaarheid. De cliënte heeft deze opmerking als kwetsend en zeker niet ondersteunend ervaren. De cliënte had de zorgaanbieder dan ook meerdere malen met nadruk gevraagd de verpleegkundig specialist niet uit te nodigen voor het gesprek dat zij op 4 april 2023 met haar behandelaars had. Tot verbijstering van de cliënte werd zij op 4 april 2023 juist door deze verpleegkundig specialist uit de wachtruimte opgehaald. De cliënte was niet over haar aanwezigheid geïnformeerd en was totaal overvallen. De cliënte verwijt de zorgaanbieder dan ook een onzorgvuldige wijze van communiceren.

Als gevolg van de handelwijze van de zorgaanbieder heeft de cliënte flinke emotionele schade geleden. Zij heeft meerdere behandelingen nodig gehad om haar angstklachten te verhelpen en heeft vakanties misgelopen. De schade van de cliënte bedraagt € 2.000,– welk bedrag zij van de zorgaanbieder verlangt.

Standpunt van de zorgaanbieder
De cliënte is sinds haar adolescentie bekend met klachten passend bij een obsessieve-compulsieve stoornis (OCS). De cliënte werd hiervoor behandeld met verschillende therapieën maar de OCS bleek uiteindelijk therapieresistent. In augustus 2022 werd de cliënte door haar behandelaars doorverwezen naar de afdeling Psychiatrie van de zorgaanbieder om de mogelijkheden van DBS te bespreken. Op 25 oktober 2022 werd de cliënte voor een intake gezien door de verpleegkundig specialist psychiatrie en de psychiater van de afdeling. Vervolgens zijn met de cliënte meerdere gesprekken gevoerd waarin alle aspecten van de ingreep zijn besproken en werd haar bedenktijd gegeven. Ook werd een MRI scan vervaardigd. Op verzoek van de cliënte heeft de zorgaanbieder contacten met ervaringsdeskundigen geregeld. Na akkoord werd de operatie ingepland. De cliënte had op 3 maart 2023 een gesprek met de neurochirurg om de operatie, waarbij middels een punctie een electrode in de hersenen wordt geplaatst, en mogelijke bijwerkingen te bespreken. De ingreep vond plaats op 15 maart 2023 en verliep ongecompliceerd. Op 20 maart 2023 belde de cliënte met de verpleegkundig specialist en meldde zij dat zij angstige gedachten had. Op verzoek van de cliënte werd op 23 maart 2023 een CT scan vervaardigd. Hierop werd minimaal oedeem gezien en aan de cliënte werd uitgelegd dat dit vanzelf weg zou trekken. De cliënte gaf aan dat zij aanhoudende angstgevoelens had en het DBS materiaal (de electrode) wilde laten verwijderen. Omdat de behandelaars hoopten dat de angstgevoelens tijdelijk zouden zijn wilden zij inzetten op stabilisatie van de klachten om zo met de DBS behandeling te kunnen starten door de electrode “aan te zetten”. Om dit te bespreken werd de cliënte uitgenodigd voor een gesprek op 4 april 2023. De cliënte heeft de psychiater aangegeven dat zij niet wilde dat de verpleegkundig specialist bij dat gesprek aanwezig zou zijn vanwege een gebrek aan vertrouwen.

Omdat de verpleegkundig specialist de deskundige is die het meest op de hoogte was van de situatie van de cliënte heeft de psychiater haar toch voor het gesprek uitgenodigd. Om de rust te bewaren voor de cliënte werd tijdens het gesprek van 4 april 2023 besproken dat de psychiater en de verpleegkundig specialist zich zouden terugtrekken en de behandeling door andere behandelaars zou worden overgenomen. De zorgaanbieder betreurt het dat de DBS behandeling uiteindelijk niet is gestart. Op verzoek van de cliënte is het DBS materiaal op 31 oktober 2023 door de neurochirurg verwijderd.

In het kader van de klachtenprocedure heeft de zorgaanbieder uitvoerig gereageerd op de klachten van de cliënte. De zorgaanbieder verwijst naar de uitgebreide toelichting en uitleg die de betrokken behandelaars in het kader van die procedure hebben gegeven. De klachten van de cliënte zijn niet bekend als complicatie van de ingreep die de cliënte heeft ondergaan en de zorgaanbieder behoefde haar daar dan ook niet over te informeren. De zorgaanbieder herkent zich niet in de bejegeningsklacht van de cliënte. De betrokken zorgverleners hebben steeds met zorg en aandacht gereageerd op de zorgen van de cliënte en daarbij oog gehad en gehouden voor haar leed.

Oordeel commissie
De cliënte heeft haar klachten voorgelegd aan de klachtencommissie van de zorgaanbieder. In de uitspraak van 13 november 2023 zijn de klachten ongegrond verklaard. De cliënte is het niet eens met die uitspraak en vraagt een oordeel van de commissie. De door de cliënte geformuleerde klachtonderdelen zijn als volgt samen te vatten:

1. De cliënte is onvolledig geïnformeerd over mogelijke bijwerkingen voorafgaand aan de Deep Brain Stimulation ingreep die op 15 maart 2023 door de zorgaanbieder is uitgevoerd;
2. De cliënte is onheus bejegend door de zorgaanbieder;
3. De wijze van communiceren van de zorgaanbieder liet te wensen over.

1. Informeren over bijwerkingen
De commissie heeft niet kunnen vaststellen dat de klachten van angst en paniek die de cliënte na de ingreep van 15 maart 2023 heeft ervaren het gevolg zijn van het plaatsen van de elektrode. Dat betekent dat niet gezegd kan worden dat de klachten van de cliënte zijn aan te merken als een bijwerking of complicatie van de door de zorgaanbieder uitgevoerde ingreep. De cliënte heeft een Amerikaans onderzoek aangehaald waarin paniekaanvallen in 0,9% van de gevallen waren geregistreerd. In dat onderzoek betrof het echter gevallen waarin de geplaatste elektrode was “aangezet”. Voordat de geplaatste electrode was geactiveerd is die in het geval van de cliënte op 31 oktober 2023 weer verwijderd. Bij de cliënte is slechts sprake geweest van een punctie waarbij de electrode is geplaatst. In die fase is een bijwerking van angst of paniekaanvallen niet eerder in de literatuur beschreven. De zorgaanbieder kon en behoefde de cliënte daar dan ook niet over te informeren. Evenals de klachtencommissie verklaart de commissie dit klachtonderdeel ongegrond.

2. bejegening
Over de inhoud van de gesprekken die de cliënte met de medewerkers van de zorgaanbieder heeft gevoerd kan de commissie geen uitspraak doen omdat niet objectief kan worden vastgesteld wat door partijen over en weer gezegd is en met welke bedoeling en in welke context. De commissie twijfelt niet aan de oprechtheid van de verklaringen van de cliënte op dit punt, noch aan die van de zorgaanbieder. De commissie overweegt dat in gevallen waarin de lezingen van partijen omtrent een klacht uiteenlopen en niet goed kan worden vastgesteld welke van beide lezingen het meest aannemelijk is, die klacht niet gegrond kan worden verklaard.

3. Communicatie
Uit het dossier leidt de commissie af dat de cliënte een moeizame relatie had met de verpleegkundig specialist. De cliënte heeft de zorgaanbieder meermaals laten weten dat zij zich niet kon vinden in de uitlatingen van de verpleegkundig specialist en dat zij opmerkingen van deze verpleegkundig specialist als kwetsend en niet ondersteunend heeft ervaren. Op 4 april 2023 heeft een gesprek tussen partijen plaatsgevonden. Vaststaat dat de cliënte de zorgaanbieder in verschillende e-mails vooraf heeft laten weten geen prijs te stellen op de aanwezigheid van de verpleegkundig specialist bij dat gesprek. De zorgaanbieder heeft dit uitdrukkelijke verzoek van de cliënte genegeerd en de verpleegkundig specialist, zonder de cliënte hierover vooraf te informeren, toch uitgenodigd voor het gesprek. De psychiater van de zorgaanbieder heeft toegelicht dat zij het noodzakelijk achtte dat de verpleegkundig specialist bij het gesprek aanwezig was omdat zij de cliënte en haar situatie goed kende en de verpleegkundig specialist zich bij de cliënte betrokken voelde. De zorgaanbieder heeft echter niet duidelijk kunnen maken waarom de cliënte hierover niet is geïnformeerd. De commissie is van oordeel dat de zorgaanbieder, gelet op de uitdrukkelijke wens van de cliënte en rekening houdend met de aard van haar klachten, haar vooraf had dienen te informeren over de aanwezigheid van de verpleegkundig specialist. Door dit niet te doen heeft de zorgaanbieder nalatig en onzorgvuldig gehandeld ten opzichte van de cliënte. Anders dan de klachtencommissie verklaart de commissie dit klachtonderdeel gegrond.

De cliënte heeft een bedrag van € 2.000,– aan schadevergoeding gevorderd vanwege de emotionele schade die zij stelt te hebben geleden door het handelen van de zorgaanbieder. Aangezien de cliënte die vordering niet heeft onderbouwd of toegelicht wijst de commissie de vordering al om die reden af. Omdat de klacht van de cliënte deels gegrond is zal de commissie wel bepalen dat het door de cliënte betaalde klachtengeld door de zorgaanbieder aan haar dient te worden vergoed.

Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ten dele gegrond is.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De commissie:
– verklaart de klacht van de cliënte zoals hierboven onder 3. is beschreven gegrond;
– verklaart de klacht voor het overige ongegrond;
– wijst af het verzoek tot het toekennen van schadevergoeding;
– bepaalt dat de zorgaanbieder overeenkomstig het reglement van de commissie binnen 14 dagen na verzending van dit bindend advies een bedrag van € 52,50 aan de cliënte dient te vergoeden ter zake van het klachtengeld.
Bovendien dient de zorgaanbieder overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 52,50 aan de cliënt te vergoeden ter zake van het klachtengeld.

Overeenkomstig het reglement van de commissie is de zorgaanbieder aan de commissie behandelingskosten verschuldigd.

Deze behandelingskosten worden geheel betaald.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Ziekenhuizen, bestaande uit mevrouw mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, de heer prof. dr. R.H.M.A. Bartels, de heer mr. M.H.J.N. van Berckel Smit, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. J.C. Quint, secretaris, op 11 juni 2024.