Commissie: Geestelijke Gezondheidszorg
Categorie: bejegeningzorgverlening
Jaartal: 2024
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: ongegrond
Referentiecode:
242883/338235
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
Voor de commissie is voldoende komen vast te staan dat de zorgaanbieder gedurende de periode dat cliënt bij haar onder behandeling is geweest steeds heeft beoordeeld welke behandeling op dat moment voor cliënt het meest passend is geweest en is uiteindelijk in overleg met cliënt tot de conclusie gekomen dat zij aan cliënt geen passende behandeling meer kan geven. De commissie merkt daarbij op dat, zoals de zorgaanbieder ter zitting heeft toegegeven, het moeilijk is geweest om een passende diagnose te stellen, ook vanwege de bijwerkingen van de gebruikte medicatie. Niet kan worden uitgesloten dat de zorgaanbieder met de wetenschap van nu, waarbij ook de problemen die cliënt tijdens zijn jeugd heeft gehad worden betrokken, wellicht bij de intake een andere behandeling zou hebben voorgesteld.
De commissie kan niet vaststellen dat de zorgaanbieder tijdens de behandeling aantoonbaar fouten heeft gemaakt. De klacht zal dan ook ongegrond worden verklaard.
De uitspraak
In het geschil tussen
[naam], wonende te [plaats] (hierna te noemen: de cliënt)en
Parnassia Groep BV, gevestigd te ‘s-Gravenhage
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).
Samenvatting
Voor de commissie is voldoende komen vast te staan dat de zorgaanbieder gedurende de periode dat cliënt bij haar onder behandeling is geweest steeds heeft beoordeeld welke behandeling op dat moment voor cliënt het meest passend is geweest en is uiteindelijk in overleg met cliënt tot de conclusie gekomen dat zij aan cliënt geen passende behandeling meer kan geven. De commissie merkt daarbij op dat, zoals de zorgaanbieder ter zitting heeft toegegeven, het moeilijk is geweest om een passende diagnose te stellen, ook vanwege de bijwerkingen van de gebruikte medicatie. Niet kan worden uitgesloten dat de zorgaanbieder met de wetenschap van nu, waarbij ook de problemen die cliënt tijdens zijn jeugd heeft gehad worden betrokken, wellicht bij de intake een andere behandeling zou hebben voorgesteld.
De commissie kan niet vaststellen dat de zorgaanbieder tijdens de behandeling aantoonbaar fouten heeft gemaakt. De klacht zal dan ook ongegrond worden verklaard.
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De cliënt heeft de klacht voorgelegd aan de zorgaanbieder. De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.
Ter zitting werd cliënt bijgestaan door zijn moeder.
Ter zitting werd de zorgaanbieder vertegenwoordigd door [naam] en [naam]
De behandeling heeft plaatsgevonden op 15 augustus 2024 te Den Haag.
De commissie heeft het volgende overwogen.
Beoordeling
De commissie dient te oordelen of de zorgaanbieder heeft gehandeld zoals een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot/hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben gehandeld.
Standpunt van cliënt
Cliënt is van 2013 tot 2023 behandeld door de zorgaanbieder. Hij is niet tevreden over de behandeling die hij heeft gekregen. Hij heeft zijn zorgen destijds geuit bij de betrokken hulpverleners. Daarnaast heeft hij eerder een klacht ingediend bij de klachtencommissie. Die klacht is ongegrond verklaard. Cliënt werd behandeld om zijn zelfbeeld te versterken en zijn traumatische gebeurtenissen te verwerken. Hij heeft hiervoor de volgende therapieën ondergaan: farmacotherapie; structurerende en ondersteunende gesprekken, cognitieve gedragstherapie, mindfulnesstraining, zelfbeeldtraining en Eye Movement Desensitization and Reprocessing (afgekort als EMDR).
Alle behandelingen die hem zijn voorgeschreven heeft hij gevolgd vanwege zijn vastberadenheid zijn leven weer op orde te krijgen. Helaas hebben de behandelingen niet hiertoe geleid. Cliënt is ervan overtuigd dat de gevolgde behandelingen in combinatie met de voorgeschreven medicatie averechts hebben gewerkt. Inmiddels heeft cliënt de behandeling bij de zorgaanbieder stopgezet en het gaat nu veel beter met hem. De behandeling die hij heeft ondergaan, heeft geleid tot een vervreemding van zichzelf. Dit heeft geresulteerd in het verslechteren van zijn band met zijn kinderen.
Door de omschakeling van medicatie (van SRI naar TCA) is cliënt in een ongelukkige gemoedstoestand beland. Door het gebrek aan toezicht heeft cliënt een zelfmoordpoging ondernomen waarbij hij de pezen van zijn linker pols heeft doorgesneden. Naast de lichamelijke beperking die hij hieraan heeft overgehouden, heeft deze actie ook tot gevolg gehad dat zijn zoon, die nog bij hem thuis woonde, is weggegaan.
Cliënt verzoekt de commissie te bewerkstelligen dat de zorgaanbieder erkent dat de ondergane behandelingen niet goed zijn aangeslagen. Dit zal hem namelijk helpen om dit hoofdstuk voor zichzelf en voor zijn kinderen te sluiten. Cliënt heeft destijds ook gevraagd aan het wijkteam de ondergane behandeling en de effecten hiervan op cliënt uit te leggen aan zijn kinderen, zodat hij zijn band met zijn kinderen kan herstellen. Het voorstel van cliënt is dan ook dat hij samen met het wijkteam het gesprek aangaat met zijn kinderen, zodat hij kan werken aan zijn band met zijn kinderen.
Standpunt zorgaanbieder
Samengevat gaat het om een langdurige behandeling van een cliënt met beperkte coping vaardigheden en complexe problematiek op verschillende gebieden (mentaal, angst, somberheidsklachten en emotie-regulatieproblematiek). Tijdens de behandeling is steeds aandacht geweest voor het vinden van een balans tussen de voor- en nadelen van de benzodiazepinen die cliënt kreeg voorgeschreven. Cliënt had baat bij het nemen van deze medicatie. Echter door het jarenlange gebruik van benzodiazepinen is cliënt afhankelijk geworden van dit middel. Afbouw van benzodiazepines bleef een onderwerp van gesprek. Gaandeweg het behandeltraject is getracht cliënt zo goed mogelijk te begeleiden bij de medicatie afbouw en in dit proces is steeds een psychiater geconsulteerd. Cliënt raakte gemotiveerd om de benzodiazepines af te bouwen en is daarin geslaagd.
De zorgaanbieder heeft gedurende de behandelperiode klager zoveel mogelijk passende behandelingen geboden. De zorgaanbieder kan niet vaststellen dat de behandelingen tot een ‘vervreemding’ van cliënt zelf hebben geleid. Tijdens de behandeling bij het FACT-team was cliënt reeds ingesteld op medicatie, welke overeenkomstig de normen passend is bij de behandeling van de vastgestelde diagnosen.
De zorgaanbieder begrijpt heel goed dat cliënt het contact met zijn kinderen wil herstellen, daarom heeft de klachtenfunctionaris geprobeerd een gesprek te organiseren met cliënt, zijn gemachtigde, behandelaar en zijn kinderen. Dat is niet gelukt omdat er van de zijde van de kinderen geen behoefte aan is.
Overwegingen van de commissie
Voor de commissie is voldoende komen vast te staan dat de zorgaanbieder gedurende de periode dat cliënt bij haar onder behandeling is geweest steeds heeft beoordeeld welke behandeling op dat moment voor cliënt het meest passend is geweest en uiteindelijk in overleg met cliënt tot de conclusie is gekomen dat zij aan cliënt geen passende behandeling meer kan geven.
De commissie merkt daarbij op dat, zoals de zorgaanbieder ter zitting heeft toegegeven, het moeilijk is geweest steeds een passende diagnose te stellen, ook vanwege de bijwerkingen van de gebruikte medicatie. In het dossier dat voor de intake is gebruikt, staat vermeld dat cliënt zwakbegaafd was en last had van depressies en agressie. Gedurende de behandeling is bij de zorgaanbieder twijfel ontstaan over de diagnose zwakbegaafd. De zorgaanbieder wilde op verzoek van cliënt een intelligentietest laten uitvoeren. De zorgaanbieder heeft echter niet de expertise in huis om zwakbegaafdheid vast te stellen. Niet kan worden uitgesloten dat de zorgaanbieder met de wetenschap van nu, waarbij ook de problemen, die cliënt tijdens zijn jeugd heeft gehad, zouden zijn betrokken, wellicht bij de intake een andere behandeling zou hebben voorgesteld.
De commissie kan echter niet vaststellen dat de zorgaanbieder tijdens de behandeling aantoonbaar fouten heeft gemaakt. Niet kan worden geoordeeld dat de zorgaanbieder onzorgvuldig heeft gehandeld in de periode dat cliënt bij haar onder behandeling was.
De commissie begrijpt het belang van cliënt om het contact met zijn kinderen te herstellen. De zorgaanbieder heeft getracht contact tussen de kinderen van cliënt en cliënt te bewerkstelligen. De kinderen willen hieraan op dit moment geen medewerking verlenen.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie verklaart de klacht ongegrond.
Het door de cliënt verlangde wordt afgewezen.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg, bestaande uit mevrouw mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, mevrouw dr. N.D. Veen, de heer mr. R.P. Gerzon, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. W. Hartong van Ark, secretaris, op 15 augustus 2024.