Ziekenhuis deed na behandeling acute problemen te weinig om verergering  doorligwond te voorkomen

De Geschillencommissie Zorg




Commissie: Geestelijke Gezondheidszorg    Categorie: Zorgvuldigheid    Jaartal: 2019
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: gegrond   Referentiecode: 122569

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over

De cliënt was opgenomen geweest op de intensive care afdeling van het ziekenhuis. Tijdens de behandeling is een doorligwond ontstaan. Volgens cliënt had het ziekenhuis dat eerder moeten ontdekken en eerder wisselligging moeten toepassen. Dat zij dit niet hebben gedaan, heeft een negatieve uitwerking op zijn fysieke en psychische welzijn. Het ziekenhuis voert aan dat zij zorg hebben verleend volgens de gebruikelijke werkwijze en protocollen. De meervoudig handicap van cliënt was wel een complicerende factor. De commissie oordeelt dat het ziekenhuis in eerste instantie terecht de prioriteit heeft gelegd bij het herstel van de acute ademhalingsproblemen, maar dat de verergering van de doorligwond het ziekenhuis wel te verwijten valt. De cliënt heeft recht op een vergoeding van immateriële schade.

Volledige uitspraak

In het geschil tussen
[Cliënt], wonende te [plaats], en Parnassia Groep B.V., gevestigd te Den Haag, (verder te noemen: de zorgaanbieder).

Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij wege van bindend advies door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De commissie heeft kennis genomen van de overgelegde stukken.

Het geschil is buiten aanwezigheid van partijen behandeld op 13 mei 2019 te Den Haag. Partijen zijn niet voor de zitting opgeroepen, omdat eerst moet worden vastgesteld of de commissie het 

geschil inhoudelijk kan behandelen. De zorgaanbieder heeft zich in het verweerschrift beroepen op niet-ontvankelijkheid van de cliënt in zijn klacht. De cliënt is vervolgens in de gelegenheid gesteld om hier een schriftelijke reactie op te geven. De commissie heeft een reactie van de cliënt 

ontvangen. De commissie heeft eveneens kennis genomen van de overige stukken die zich in het dossier bevinden.

Onderwerp van het geschil
De klacht van de cliënt ziet op kwaliteit van de zorg, met name de bejegening en tegenwerking die de cliënt ervaart van (medewerkers van) de zorgaanbieder.

Standpunt van de zorgaanbieder met betrekking tot de ontvankelijkheid
De zorgaanbieder verzoekt de cliënt op grond van artikel 6, eerste lid sub a van het reglement van de commissie (verder: het reglement) niet-ontvankelijk te verklaren. De zorgaanbieder is van mening dat de cliënt geen of onvoldoende gebruik heeft gemaakt van de interne klachtenprocedure van de zorgaanbieder. De zorgaanbieder is niet in de gelegenheid gesteld om de klachten van de cliënt op te kunnen lossen en daarom kan de klacht niet aan de commissie worden voorgelegd.

De zorgaanbieder licht dit als volgt toe. 

Op 24 oktober 2018 heeft de cliënt een klacht ingediend. In december 2018 heeft de cliënt aangegeven de klacht te willen laten vervallen. In overleg met de patiëntvertrouwenspersoon (hierna: PVP) heeft de klachtenfunctionaris van de zorgaanbieder de klacht toen ‘gereed’ gemeld.

In februari 2019 heeft de cliënt via de PVP doorgegeven niet tevreden te zijn en heeft de klacht (opnieuw) ingediend. De PVP heeft hierbij aangegeven dat de cliënt niet in gesprek wil gaan met de zorgaanbieder over zijn klacht. Namens de zorgaanbieder is toen de noodzaak van het in gesprek gaan gemeld. Hierop heeft de PVP bericht dat de cliënt dat niet wenst en evenmin de klacht wenst voor te leggen aan de interne klachtencommissie. Dit omdat hij vreest dat zijn problemen daardoor alleen maar verergeren. Vervolgens heeft de cliënt, dus zonder het doorlopen van de interne klachtenprocedure, zijn klacht voorgelegd aan de commissie. Naar de mening van de zorgaanbieder is er geen sprake van dat in redelijkheid niet van de cliënt verlangd had kunnen worden zijn klacht bij de zorgaanbieder in te dienen. 

Standpunt van de cliënt met betrekking tot de ontvankelijkheid
De cliënt stelt dat hij wel degelijk de klacht bij de zorgaanbieder heeft gemeld, hij heeft zijn vakantie afgezegd en bleef in contact met de PVP. De zorgaanbieder heeft de feiten niet juist weergegeven. Het klopt dat hij niet aan tafel wenste te gaan met de casemanager en de behandelaar. Hij heeft geen vertrouwen in een constructief gesprek met diegenen met wie hij in conflict is. Hij is immers nooit door hen serieus genomen en er is niet naar hem geluisterd. De cliënt stelt niks meer vernomen te hebben van de klachtencommissie. Hij heeft de klacht laten rusten en de PVP gezegd dat mocht het weer niet goed gaan met de casemanager, hij de klacht weer “zou doen”. De cliënt verzoekt hem wel ontvankelijk te verklaren in zijn klacht. Hij is niet of nauwelijks geholpen.

Beoordeling van het geschil
Alvorens aan een inhoudelijke toetsing van het geschil kan worden toegekomen, zal de commissie eerst dienen te oordelen over de ontvankelijkheid van de cliënt in deze procedure. 

De commissie stelt het volgende vast. De cliënt heeft zijn klacht weliswaar eerst telefonisch en vervolgens bij brief van 31 oktober 2018 ingediend bij de klachtenfunctionaris van de zorgaanbieder, maar heeft de interne klachtenprocedure vervolgens niet (geheel) doorlopen. De cliënt heeft immers de klacht gemeld, maar is vervolgens niet bereid gebleken – hetgeen de cliënt ook niet heeft betwist – in gesprek te gaan met (zijn behandelaren bij) de zorgaanbieder. Dit met elkaar in gesprek gaan maakt echter een wezenlijk onderdeel uit van de klachtenprocedure bij de zorgaanbieder, zodat de commissie deze situatie begrepen acht onder ‘het niet eerst volgens de wet bij de zorgaanbieder indienen’ als bedoeld in artikel 6, eerste lid onder a van het reglement. Voorts is het de commissie niet gebleken dat dat in gesprek gaan niet in redelijkheid van hem verlangd zou kunnen worden: mocht een dergelijk gesprek op niets uitlopen, dan kan de zaak worden voortgezet bij de klachtencommissie van de zorgaanbieder. Het doorlopen van deze interne klachtenprocedure is een ontvankelijkheidsvereiste waaraan de cliënt niet heeft willen voldoen. 

De commissie overweegt verder als volgt. In reactie op de bij de commissie ingediende klacht van de cliënt, heeft de zorgaanbieder zich in het verweerschrift op het standpunt gesteld dat de cliënt niet ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn klacht, omdat de cliënt eerst gebruik dient te maken van de geboden mogelijkheid om de interne klachtenprocedure te volgen. Conform artikel 6, eerste lid onder a van het van toepassing zijnde reglement dient de cliënt in zijn klacht(en) dan ook niet ontvankelijk te worden verklaard, nu hij zijn klacht niet eerst bij de zorgaanbieder heeft ingediend en de zorgaanbieder bij eerste gelegenheid om niet-ontvankelijkverklaring heeft verzocht. 

Dat alles maakt naar het oordeel van de commissie dat de commissie geen inhoudelijk oordeel kan uitspreken over de klacht van de cliënt.  

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De commissie verklaart de cliënt niet-ontvankelijk in zijn klacht.

Aldus beslist op 13 mei 2019 door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg, bestaande uit de heer mr. A.R.O. Mooy, voorzitter, mevrouw drs. F. Zwanepol en de heer mr. P.C. de Klerk, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. B.J. van Gent, secretaris.