Commissie: Verpleging Verzorging en Geboortezorg
Categorie: zorgverlening
Jaartal: 2024
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: ongegrond
Referentiecode:
232583/252740
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
De commissie verklaart een klacht over het inzetten van onvrijwillige zorg door de zorgaanbieder na bedreiging door cliënt van een medebewoner ongegrond.
De uitspraak
In het geschil tussen
mevrouw [naam], wonende te [plaatsnaam] (hierna te noemen: de cliënt)
en
Zorggroep Alliade, gevestigd te Heerenveen
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).
Samenvatting
De commissie verklaart een klacht over het inzetten van onvrijwillige zorg door de zorgaanbieder na bedreiging door cliënt van een medebewoner ongegrond.
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Verpleging Verzorging en Geboortezorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De cliënt heeft de klacht voorgelegd aan de zorgaanbieder. De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
Partijen zijn niet voor de zitting opgeroepen.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 19 april 2024 te Zwolle.
De commissie heeft het volgende overwogen.
Beoordeling
Het standpunt van de cliënt
Cliënt heeft tot en met 5 mei 2023 op de locatie van de zorgaanbieder aan de Coehoorn van Scheltingaweg in Heerenveen gewoond. Volgens cliënt is er bij hem sprake van een autismespectrumstoornis. Op
13 februari 2023 heeft er een incident plaatsgevonden, waarbij cliënt een mes voor een buurman heeft gehouden. Als reactie op dit incident zijn door de zorgaanbieder alle scherpe voorwerpen uit de woning van cliënt verwijderd en heeft cliënt zorgbeveiliging gekregen, onder meer inhoudende dat hij zijn woning slechts onder begeleiding van een zorgbeveiliger mocht verlaten. Er is sprake geweest van zorgbeveiliging totdat cliënt zijn woning op 5 mei 2023 moest verlaten.
Volgens cliënt was er sprake geweest van machtsmisbruik door de zorgaanbieder, aangezien er geen crisismaatregel van toepassing was of een zorgmachtiging was afgegeven. Cliënt heeft geen psychiater of psycholoog gezien; hij heeft alleen gesproken met zijn huisarts. Volgens cliënt zijn ook andere beweringen over zijn dreigende uitingen en gedrag, zoals dat hij zou hebben gezegd heet water over iemand heen te zullen gooien en dat hij zijn mond op de arm van een medewerker zou hebben gezet, onjuist.
Cliënt heeft verzocht € 25.000,– aan schadevergoeding aan hem toe te kennen om zijn klacht op te lossen. Volgens cliënt was er sprake geweest van psychologische mishandeling.
Het standpunt van de zorgaanbieder
Cliënt is bekend met ernstige PDD-NOS/ASS. Cliënt heeft een 3 GGZ-W indicatie (wonen met intensieve begeleiding en gedragsregulering). Er is geen behandelindicatie zodat de huisarts de regiebehandelaar is. Cliënt heeft sinds 2005 bij de zorgaanbieder en haar rechtsvoorgangers gewoond.
Cliënt valt niet onder de gehandicaptenzorg en ook niet onder de Wet zorg en dwang, omdat hij geen verstandelijke beperking heeft.
Volgens de zorgaanbieder heeft cliënt op 13 februari 2023 een medebewoner bedreigd met een mes.
Voorafgaand aan en na het incident op 13 februari 2023 heeft cliënt volgens de zorgaanbieder verschillende keren bedreigingen via whatsapp geuit, waarbij hij medewerkers heeft uitgescholden en dood heeft gewenst. Cliënt heeft onder andere verklaard in zijn recht te staan als hij iemand vermoordt waarvan hij last heeft. Daarnaast heeft cliënt spullen opzettelijk kapotgemaakt of beschadigd en kwetsende uitspraken gedaan over medebewoners. Cliënt heeft ook uitingen gedaan over suïcide.
Volgens de zorgaanbieder was er sprake van een complexe en voor alle betrokkenen heftige en onwenselijke situatie. Gezien de aanwezige risico’s voor cliënt, de medebewoners en medewerkers is de inzet van onvrijwillige zorg noodzakelijk geacht.
Na het besluit tot het inzetten van onvrijwillige zorg is er veelvuldig overleg geweest en geëvalueerd. De bij het overleg en evaluatie betrokken personen waren onder meer het hoofd van de locatie, de directeur van de regio, de GZ-psycholoog, de manager van de Centrale Behandeldienst, de regieverpleegkundige en begeleiders. Daarnaast is er diverse keren afgestemd met de Raad van Bestuur van de zorgaanbieder en is er veelvuldig contact geweest met de huisarts. Vanaf eind februari 2023 zijn aan cliënt meer begeleidingsmomenten aangeboden om ondersteuning te bieden en te monitoren hoe het met cliënt ging. In de overleggen is telkens geëvalueerd of de ingezette onvrijwillige zorg kon worden afgeschaald. Hiertoe is gelet op de blijvend aanwezige risico’s niet overgegaan. Ondertussen is gekeken naar een andere meer geschikte woonplek voor cliënt, die uiteindelijk is gevonden bij [naam andere zorgaanbieder] (wonen en dagbesteding in [plaatsnaam]) waarnaar cliënt op 5 mei 2023 is verhuisd.
De overwegingen van de commissie
De commissie concludeert dat cliënt met een GGZ-indicatie tot 5 mei 2023 woonachtig was bij een zorgaanbieder voor gehandicaptenzorg, ouderenzorg en jeugdzorg. Cliënt heeft echter geen verstandelijke beperking waardoor hij niet onder de Wet zorg en drang (Wzd) valt. De Wzd regelt onder andere de rechten bij onvrijwillige zorg van mensen met een verstandelijke beperking.
De commissie concludeert dat de zorgaanbieder de bepalingen uit de Wzd betreffende onvrijwillige zorg desondanks heeft toegepast. Bij gebreke van bij de indicatie van cliënt (exact) passende wetgeving en gelet op de risico’s voor ‘schade’ aan cliënt, medebewoners en medewerkers was de toepassing van de bepalingen in de Wzd over de onvrijwillige zorg, naar het oordeel van de commissie noodzakelijk en gerechtvaardigd. De commissie heeft bij dat oordeel betrokken dat door de onvrijwillige zorg op de Wzd te baseren de inzet ervan in het geval van zorgvuldige naleving van de regels van de Wzd, waarvan naar het oordeel van de commissie sprake was, met de noodzakelijke waarborgen was omgeven. Wat betreft het zorgvuldig handelen wijst de commissie onder meer op het nauwgezet monitoren en evalueren van de situatie van cliënt in multidisciplinaire overleggen waarbij telkens ook het belang van cliënt bij meer (bewegings-)vrijheid, is betrokken.
De commissie is op grond van vorenstaande van oordeel dat de zorgaanbieder niet is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst op basis waarvan cliënt bij de zorgaanbieder woonachtig was. De commissie zal de klacht ongegrond verklaren.
Wat betreft de vordering tot schadevergoeding merkt de commissie op dat voor een aanspraak daarop is vereist dat de zorgaanbieder in enig opzicht toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de zorgovereenkomst. Nu de commissie heeft vastgesteld dat de zorgaanbieder niet is tekortgeschoten, zal de vordering tot schadevergoeding worden afgewezen.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
– verklaart de klacht ongegrond;
– wijst de vordering af.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Verpleging Verzorging en Geboortezorg, bestaande uit mr. M.M. Verhoeven, voorzitter, mr. M.B. van Leusden-Donker, dr. J. Zomerplaag, leden, in aanwezigheid van mr. C. Koppelman, secretaris, op 19 april 2024.