Commissie: Ziekenhuizen
Categorie: -
Jaartal: 2025
Soort uitspraak: voorbeslissing
Uitkomst: ontvankelijk
Referentiecode:
952459/1136203
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
De cliënt diende een klacht in tegen het LUMC over de beëindiging van haar behandelovereenkomst, de inhoud van een artsenbrief, lange wachttijd voor een recept en de houding van de klachtenfunctionaris. Ook vond zij dat de Raad van Bestuur te laat reageerde en feitelijk onjuiste informatie in zijn oordeel had opgenomen. Het ziekenhuis stelde dat de klacht niet-ontvankelijk was omdat deze te laat bij de Geschillencommissie was ingediend. Volgens het ziekenhuis was het oordeel van de Raad van Bestuur op 9 februari 2024 aangetekend verstuurd, met daarbij de mededeling dat de cliënt binnen 12 maanden naar de commissie kon stappen. De cliënt maakte haar klacht echter pas op 13 februari 2025 aanhangig, volgens het ziekenhuis dus te laat. De commissie oordeelde dat de cliënt al op 3 februari 2025 een aangetekend poststuk met het vragenformulier had verzonden. PostNL deed op 5 februari 2025 een bezorgpoging, maar het secretariaat haalde het stuk pas op 12 februari op. Dat komt niet voor risico van de cliënt. Daarmee is de klacht tijdig ingediend. De commissie wijst erop dat de opstelling van het ziekenhuis niet strookt met de bedoeling van laagdrempelige geschilbeslechting in de Wkkgz. De cliënt wordt ontvankelijk verklaard, zodat de inhoudelijke behandeling van de klacht later zal volgen.
De uitspraak
in het geschil tussen
[naam], wonende te [plaatsnaam] (hierna te noemen: de cliënt)en
Academisch Ziekenhuis Leiden (LUMC), gevestigd te Leiden
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).
Behandeling van het geschil
Uit de stukken blijkt dat eerst dient te worden vastgesteld of de cliënt in haar klacht ontvankelijk is.
De Geschillencommissie Ziekenhuizen (verder te noemen: de commissie) heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 18 augustus 2025 te Utrecht.
Partijen zijn niet voor de zitting opgeroepen.
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de vraag of de cliënt het geschil tijdig bij de commissie aanhangig heeft gemaakt.
Standpunt van de cliënt
Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt dat op het volgende neer.
De cliënt is het niet eens met de eenzijdige beëindiging van haar behandelovereenkomst. Verder heeft de cliënt meermaals moeten verzoeken om aanpassing van een brief aan de huisarts van de cliënt en heeft de cliënt lang moeten wachten op een recept. Ook klaagt de cliënt over de klachtenfunctionaris, die het opnam voor de arts. Verder heeft de Raad van bestuur (te) laat gereageerd op de klachten van de cliënt en stond er feitelijk onjuiste informatie in het oordeel.
Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt dat op het volgende neer.
Het uiteindelijke oordeel van de Raad van Bestuur op de klacht van de cliënt is op 9 februari 2024 aangetekend per post naar de cliënt verstuurd. Deze brief is ongeopend op 27 februari 2024 retour gezonden aan de zorgaanbieder, aangezien de cliënt deze brief niet heeft opgehaald bij het postkantoor. Hierop heeft de zorgaanbieder op 29 februari 2024 de brief van 9 februari 2024 per e-mail naar de cliënt verstuurd.
In de bovengenoemde brief staat ook vermeld dat de cliënt zich kan wenden tot de Geschillencommissie binnen een termijn van 12 maanden na dagtekening van de brief. Dat betekent dat de cliënt de klacht bij de Geschillencommissie voor 9 februari 2025 had moeten indienen. Nu de cliënt pas op 13 februari 2025 de klacht aanhangig heeft gemaakt, is de termijn van 12 maanden verstreken.
De zorgaanbieder stelt zich op het standpunt dat de cliënt niet-ontvankelijk is in haar klachten vanwege het overschrijden van de termijn van 12 maanden zoals vastgelegd in het Reglement van de Geschillencommissie Ziekenhuizen en is benoemd in de brief van de Raad van Bestuur.
Beoordeling van het geschil
Op grond van artikel 6 lid 1 sub c van het Reglement Geschillencommissie Ziekenhuizen kan de commissie op verzoek van het ziekenhuis – gedaan bij eerste gelegenheid – de cliënt niet ontvankelijk verklaren in zijn/haar klacht indien hij/zij zijn/haar geschil niet binnen 12 maanden, na afhandeling van de klacht door het ziekenhuis, bij de commissie aanhangig heeft gemaakt.
In geschil tussen partijen is de vraag of de cliënt het geschil tijdig bij de commissie aanhangig heeft gemaakt. Het besluit van de Raad van Bestuur van de zorgaanbieder is op 9 februari 2024 per aangetekende brief aan de cliënt verzonden. Dit poststuk heeft de cliënt echter nimmer bereikt, naar eigen zeggen omdat zij geen kennisgeving van de aangetekende zending heeft ontvangen. Hoe dit ook zij, zelfs indien 9 februari 2024 als aanvangsdatum voor de reglementaire termijn van twaalf maanden wordt gehanteerd, is naar het oordeel van de commissie geen sprake van termijnoverschrijding.
Uit de door de cliënt overgelegde schermafbeelding van PostNL volgt dat zij het vragenformulier reeds op 3 februari 2025 aangetekend aan de commissie heeft verzonden. In de avond van 5 februari 2025 heeft PostNL een bezorgpoging bij de commissie ondernomen. Dat het secretariaat van de commissie het aangetekende poststuk pas op 12 februari 2025 bij het postkantoor heeft opgehaald, kan de cliënt niet worden tegengeworpen en komt derhalve niet voor haar risico.
De commissie merkt voorts op dat een dergelijke proceshouding van de zorgaanbieder niet in overeenstemming is met het uitgangspunt van laagdrempelige en voortvarende geschilbeslechting, zoals door de wetgever beoogd in de Wkkgz.
De cliënt is ontvankelijk in haar klacht. De inhoudelijke behandeling van de klacht zal plaatsvinden op een nader aan de klaagster en de zorgaanbieder bekend te maken datum en tijdstip.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De cliënt wordt in de klacht ontvankelijk verklaard.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Ziekenhuizen, bestaande uit mevrouw mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, mevrouw drs. M.L.T.B.M. Köhlen, de heer mr. R.P. Gerzon, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. S.M.E. Balfoort, secretaris, op 18 augustus 2025.