Commissie: Zelfstandige Klinieken
Categorie: informatie(verstrekking)
Jaartal: 2024
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: ongegrond
Referentiecode:
240945/257643
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
De Geschillencommissie Zelfstandige Klinieken (hierna: de commissie) verklaart het klachtonderdeel met betrekking de nazorg ongegrond, nu niet is komen vast te staan dat de zorgaanbieder tekortgeschoten is in haar zorgplicht jegens de cliënte. De cliënte heeft voorafgaand aan de operatie een informatiefolder gekregen waarin staat dat zijzelf haar teen moet intapen. Daarnaast heeft de zorgaanbieder meermaals uitleg gegeven aan de cliënte en haar dochter over het intapen van de teen. Bovendien is niet komen vast te staan dat er een causaal verband bestaat tussen het (onvoldoende) tapen van de teen en het (weer) scheef staan van de teen. Verder is de commissie op grond van artikel 14 lid 1 van de Wet Kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) en artikel 3 lid 1 van het reglement van de commissie niet bevoegd om een oordeel te geven over de klacht met betrekking tot de interne klachtenafhandeling van de zorgaanbieder.
De uitspraak
In het geschil tussen
mevrouw [naam], wonende te [plaatsnaam]
(hierna te noemen: de cliënte)
vertegenwoordigd door: mevrouw [naam],
en
Equipe Zorgbedrijven, gevestigd te Rotterdam (hierna te noemen: de zorgaanbieder)
gemachtigde: mevrouw [naam].
Samenvatting
De Geschillencommissie Zelfstandige Klinieken (hierna: de commissie) verklaart het klachtonderdeel met betrekking de nazorg ongegrond, nu niet is komen vast te staan dat de zorgaanbieder tekortgeschoten is in haar zorgplicht jegens de cliënte. De cliënte heeft voorafgaand aan de operatie een informatiefolder gekregen waarin staat dat zijzelf haar teen moet intapen. Daarnaast heeft de zorgaanbieder meermaals uitleg gegeven aan de cliënte en haar dochter over het intapen van de teen. Bovendien is niet komen vast te staan dat er een causaal verband bestaat tussen het (onvoldoende) tapen van de teen en het (weer) scheef staan van de teen. Verder is de commissie op grond van artikel 14 lid 1 van de Wet Kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) en artikel 3 lid 1 van het reglement van de commissie niet bevoegd om een oordeel te geven over de klacht met betrekking tot de interne klachtenafhandeling van de zorgaanbieder.
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de commissie te laten beslechten.
De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
Partijen zijn niet voor de zitting opgeroepen. De behandeling heeft plaatsgevonden op 2 mei 2024 te Utrecht.
Beoordeling
De klacht
Informatie nazorg operatie (klachtonderdeel 1)
De cliënte stelt zich op het standpunt dat de zorgaanbieder haar niet heeft geïnformeerd over de nazorg van de voetoperatie. Zij voert hiertoe, voor zover relevant, het volgende aan.
De cliënte heeft op 30 januari 2023 bij de zorgaanbieder een operatie ondergaan aan haar hamerteen, met als doel de pijn bij het lopen te verlichten. Voorafgaand aan de operatie is aan de cliënte niet medegedeeld dat zijzelf verantwoordelijk zou zijn voor het intapen van haar voet tijdens de nazorg. Dit is ook niet vermeld in de aan haar verstrekte documentatie. Deze nalatigheid van de zorgaanbieder heeft ertoe geleid dat de teen van de cliënte weer scheef is gaan staan. De kinderen van de cliënte zijn geen verpleegkundigen en konden dus niet op adequate wijze voor de voet van de cliënte zorgen. Als de cliënte vóór haar operatie had geweten dat de verpleegkundige van de zorgaanbieder niet haar voet zou tapen tijdens de revalidatie, dan had zij wellicht voor een andere zorgaanbieder gekozen of een cursus voeten tapen gevolgd. Tijdens de revalidatie heeft de cliënte ook herhaaldelijk aan de zorgaanbieder telefonisch laten weten dat zij moeite heeft met het adequaat tapen van haar voet. De zorgaanbieder gaf in reactie hierop steeds aan dat de cliënte zelf haar voet moest tapen.
Interne klachtbehandeling (klachtonderdeel 2)
Daarnaast is de zorgaanbieder haar wettelijke verplichtingen met betrekking tot de interne klachtenbehandeling niet nagekomen, omdat zij geen antwoord heeft gegeven op de kern van de klacht van de cliënte. De zorgaanbieder heeft de verantwoordelijkheid voor de nazorg systematisch bij de cliënte en haar dochters neergelegd. Zij wijst erop dat de cliënte met het ondertekenen van het toestemmingsformulier heeft bevestigd bekend te zijn met de nazorg. Het toestemmingsformulier informeert de cliënte echter niet dat zijzelf haar voet moet tapen. De klacht van de cliënte is hierdoor onbeantwoord gebleven.
De cliënte verzoekt de commissie te bepalen dat de zorgaanbieder aan de cliënte € 5.000,– aan schadevergoeding dient te betalen wegens de emotionele belasting van de cliënte en de tijd die de dochter van de cliënte heeft besteed aan het opstellen van meerdere klachten tegen de zorgaanbieder.
De reactie van de zorgaanbieder
De zorgaanbieder betwist dat zij onzorgvuldig heeft gehandeld jegens de cliënte en voert hiertoe, voor zover relevant, het volgende aan.
Informatie nazorg operatie (klachtonderdeel 1)
Dat er sprake is geweest van onvoldoende informatievoorziening en dat de cliënte als gevolg daarvan een onjuiste keuze met betrekking tot de behandeling en de zorgaanbieder zou hebben gemaakt is door de cliënte niet onderbouwd. Het is aan de cliënte om dit te bewijzen.
Uit het dossier van de cliënte, de aan cliënte verstrekte informatiefolder en het door de cliënte ondertekende toestemmingsformulier volgt dat de zorgaanbieder de cliënte voorafgaand aan de operatie voldoende heeft voorzien van informatie over de nazorg. Daarbij komt dat in de aantekeningen van het dossier en de brief aan de huisarts is vermeld dat tijdens de eerste controle in aanwezigheid van een familielid van de cliënte tape is aangebracht op de geopereerde voet en dat aan de cliënte instructies zijn gegeven over het tapen. Bovendien heeft de zorgaanbieder na de operatie ook herhaaldelijk met de cliënte en haar dochter gesproken over het tapen van de geopereerde voet. De zorgaanbieder heeft de cliënte en haar dochter ook een consult hierover aangeboden, maar zij hebben hiervan geen gebruik gemaakt.
Interne klachtenafhandeling (klachtonderdeel 2)
Primair stelt de zorgaanbieder zich op het standpunt dat de commissie op grond van artikel 14 lid 1 van de Wkkgz en artikel 3 lid 1 van het reglement van de commissie niet bevoegd is om een oordeel te geven over hetgeen is besproken en gecommuniceerd in het kader van de interne klachtenprocedure. Subsidiair voert de zorgaanbieder aan dat de cliënte haar verwijt met betrekking tot de klachtenafhandeling onvoldoende heeft onderbouwd. Meer subsidiair stelt de zorgaanbieder dat zij de klacht van de cliënte zorgvuldig in behandeling heeft genomen. Ter onderbouwing verwijst zij naar de emailwisseling tussen de dochter van de cliënte en de klachtenfunctionaris van de zorgaanbieder (overgelegd als bijlage 8). De zorgaanbieder betwist dat de cliënte herhaaldelijk klachten bij haar heeft ingediend en benadrukt dat de cliënte dit ook niet heeft aangetoond aan de hand van stukken.
Volgens de zorgaanbieder dient de klacht van de cliënte ongegrond te worden verklaard en het verzoek tot schadevergoeding te worden afgewezen.
De beoordeling van het geschil
Informatie nazorg operatie (klachtonderdeel 1)
In de eerste plaats is in geschil of de zorgaanbieder tekortgeschoten is in haar zorgplicht jegens de cliënte in het kader van de nazorg.
De commissie overweegt in dit verband als volgt. In de informatiefolder die aan de cliënte voorafgaand aan de operatie is verstrekt staat, voor zover relevant, het volgende vermeld.
“Wanneer komt u voor een controle terug?
Ongeveer twee weken na de ingreep komt u voor het controleren van de wond en het eventueel verwijderen van de hechtingen op de polikliniek van Annatommie mc. Dan gaat u ook starten met tapen van de teen.”
Hieruit volgt dat de zorgaanbieder de cliënte voorafgaand aan de operatie (in ieder geval) schriftelijk heeft geïnformeerd dat zij de teen zelf moet tapen.
De stelling van de cliënte dat zij en haar dochters de teen niet adequaat konden tapen is naar het oordeel van de commissie onvoldoende gemotiveerd. Immers, de zorgaanbieder heeft aangegeven dat patiënten doorgaans zelf de teen kunnen tapen, dat de zorgaanbieder bij de eerste controle na de operatie aan de cliënte en een familielid van haar uitleg heeft gegeven over het tapen en dat zij meermaals telefonisch uitleg heeft gegeven over het tapen. De cliënte heeft hier onvoldoende tegenin gebracht. Het lag op de weg van de cliënte om aan te geven waarom het tapen van de teen, ondanks de herhaaldelijk gegeven instructies, alsnog voor problemen zorgde. Dit geldt te meer nu de zorgaanbieder tevens aan de cliënte en haar dochter op 16 maart 2023 een consult over het tapen heeft aangeboden en zij hiervan geen gebruik hebben gemaakt.
Ten overvloede overweegt de commissie dat bovendien niet is komen vast te staan dat er een causaal verband bestaat tussen het (onvoldoende) tapen van de teen en het (weer) scheef staan van de teen.
De conclusie uit het voorgaande is dat niet is komen vast te staan dat de zorgaanbieder tekortgeschoten is in zijn zorgplicht jegens de cliënte. Dit klachtonderdeel zal dan ook ongegrond worden verklaard en het verzoek tot schadevergoeding zal worden afgewezen.
Interne klachtenafhandeling (klachtonderdeel 2)
De cliënte stelt dat de zorgaanbieder de klacht van de cliënte bij de interne klachtenprocedure niet adequaat heeft afgehandeld. De zorgaanbieder heeft aangevoerd dat de commissie op grond van artikel 14 lid 1 van de Wkkgz juncto artikel 3 van het reglement van de commissie niet bevoegd is om over dit klachtonderdeel te oordelen.
De commissie overweegt in dit verband als volgt. Ingevolge artikel 14 lid 1 van de Wkkgz juncto artikel 3 van het reglement van de commissie kan een cliënt schriftelijk een klacht indienen over een gedraging jegens een cliënt in het kader van de zorgverlening. Dit klachtonderdeel ziet naar het oordeel van de commissie niet op een gedraging in het kader van de zorgverlening, maar op de interne klachtafhandeling van de zorgaanbieder. De commissie acht zich daarom niet bevoegd om over dit klachtonderdeel te oordelen.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
– verklaart het klachtonderdeel 1 van de cliënte ongegrond;
– verklaart zich onbevoegd om over het klachtonderdeel 2 van de cliënte te oordelen;
– wijst het verzoek tot schadevergoeding van de cliënte af.
Overeenkomstig het reglement van de commissie is de zorgaanbieder aan de commissie behandelingskosten verschuldigd.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Zelfstandige Klinieken, bestaande uit mevrouw mr. S.W.M. Speekenbrink, voorzitter, mevrouw dr. M. van Hal, de heer mr. P.C. de Klerk, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. R.H.W. Theuns – van Waasdijk, secretaris, op 2 mei 2024.