Commissie: Ziekenhuizen
Categorie: bejegening/ zorgverlening
Jaartal: 2024
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: ongegrond
Referentiecode:
250018/380895
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
De cliënte verwijt de MDL-arts en de gynaecoloog van de zorgaanbieder dat zij, ondanks haar ernstige darmklachten, geen indicatie hebben gezien voor operatief ingrijpen waardoor de cliënte onnodig lang pijn heeft geleden en zich in België heeft moeten laten opereren. De commissie verklaart de klacht van de cliënte ongegrond. De commissie stelt vast dat de artsen binnen en buiten het ziekenhuis hebben gezocht naar de beste behandelmogelijkheden voor de cliënte en hebben getracht haar klachten zoveel mogelijk te verlichten. De Richtlijn Rectumprolaps is door de artsen van de zorgaanbieder op juiste wijze gevolgd. Op goede gronden hebben de artsen geen indicatie voor operatief ingrijpen gezien. Dat de cliënte in België een operatie heeft ondergaan, maakt dat niet anders.
De uitspraak
In het geschil tussen
mevrouw [naam], wonende te [plaatsnaam] (hierna te noemen: de cliënt)
en
Stichting Amphia, gevestigd te Breda
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).
Samenvatting
De cliënte verwijt de MDL-arts en de gynaecoloog van de zorgaanbieder dat zij, ondanks haar ernstige darmklachten, geen indicatie hebben gezien voor operatief ingrijpen waardoor de cliënte onnodig lang pijn heeft geleden en zich in België heeft moeten laten opereren. De commissie verklaart de klacht van de cliënte ongegrond. De commissie stelt vast dat de artsen binnen en buiten het ziekenhuis hebben gezocht naar de beste behandelmogelijkheden voor de cliënte en hebben getracht haar klachten zoveel mogelijk te verlichten. De Richtlijn Rectumprolaps is door de artsen van de zorgaanbieder op juiste wijze gevolgd. Op goede gronden hebben de artsen geen indicatie voor operatief ingrijpen gezien. Dat de cliënte in België een operatie heeft ondergaan, maakt dat niet anders.
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Ziekenhuizen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De cliënt heeft de klacht voorgelegd aan de zorgaanbieder. De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
Partijen zijn niet voor de zitting opgeroepen.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 24 juni 2024 te Utrecht.
De commissie heeft het volgende overwogen.
Beoordeling
Klacht van de cliënte
De cliënte kampte al jaren met onder andere ernstige (darm)klachten. De cliënte heeft zich hiervoor gewend tot de Maag- Darm- Leverarts (MDL-arts) van de zorgaanbieder maar in plaats van een doorverwijzing naar de chirurg verwees hij haar door naar de gynaecoloog/bekkenbodemspecialist. Deze gynaecoloog heeft de cliënte evenmin verwezen naar een chirurg. Met veel moeite heeft de cliënte een second opinion verkregen bij een specialist in Brussel die de vermoedens van de cliënte bevestigde dat sprake was van een ernstige darm- en achterwandverzakking en tot de conclusie kwam dat operatief ingrijpen noodzakelijk was. Na de operatie ervoer de cliënte meteen verlichting en een vermindering van klachten. Helaas zal de cliënte op korte termijn opnieuw een ingrijpende operatie moeten ondergaan om hevige restpijnen en belemmeringen weg te kunnen nemen. De cliënte verwijt de (artsen van de) zorgaanbieder dat zij drie jaar lang niet serieus is genomen en haar problemen en klachten niet zijn opgelost. De cliënte heeft haar klachten ingediend bij de zorgaanbieder waarna de klachtencommissie een teleurstellende uitspraak heeft gedaan waarin de artsen van de zorgaanbieder werden beschermd. De cliënte kan zich niet in die uitspraak vinden en verlangt een oordeel van de commissie. De cliënte vraagt erkenning van haar klacht en een vergoeding van de schade die zij door toedoen van de zorgaanbieder heeft geleden. Hoewel die schade niet in geld is uit te drukken is de cliënte van mening dat een bedrag van € 35.000,– enigszins recht doet aan alle kosten die zij door de operatie in België heeft moeten maken, de herstelingreep die zij nog zal moeten ondergaan en de emotionele schade die zij heeft geleden.
Standpunt zorgaanbieder
De zorgaanbieder betreurt het dat de cliënte zich niet serieus genomen heeft gevoeld. De zorgaanbieder probeert steeds de best mogelijke zorg te bieden en heeft dat in het geval van de cliënte ook gedaan. De MDL-arts van de zorgaanbieder heeft de darmklachten van de cliënte uitvoerig onderzocht en door meerdere artsen in het ziekenhuis laten beoordelen. De MDL-arts heeft de cliënte verwezen naar de bekkenbodemspecialist van het ziekenhuis die overleg heeft gehad met een collega in het [naam ander ziekenhuis]. De richtlijnen voor het onderzoek naar een inwendige darmverzakking zijn gevolgd en onderzoek gaf aan dat sprake was van een verzakking van maximaal graad 2 waarbij chirurgisch ingrijpen niet is geïndiceerd. Ook met de chirurg van het ziekenhuis is de casus van de cliënte besproken in een multidisciplinair overleg (MDO). Al met al heeft noch onderzoek, noch intercollegiaal overleg tot de conclusie geleid dat de geconstateerde verzakkingsgraad noopte tot operatief ingrijpen. Het feit dat de cliënte nadien in België is geopereerd maakt niet dat de zorgaanbieder verwijtbaar heeft gehandeld. De zorgaanbieder spreekt de hoop uit dat de behandeling in België de cliënte de zo gewenste verlichting van klachten zal geven.
Oordeel commissie
De klacht van de cliënte is als volgt samen te vatten: De cliënte verwijt de MDL-arts en de gynaecoloog van de zorgaanbieder dat zij, ondanks haar ernstige darmklachten, geen indicatie hebben gezien voor operatief ingrijpen waardoor de cliënte onnodig lang pijn heeft geleden en zij zich in België heeft moeten laten opereren. Klaagster heeft haar klacht in tien klachtonderdelen voorgelegd aan de klachtencommissie van de zorgaanbieder. Bij uitspraak van 16 januari 2024 heeft de klachtencommissie acht van de tien klachtonderdelen betreffende het onzorgvuldig of nalatig handelen van de artsen van de zorgaanbieder ongegrond verklaard.
Over de twee door de klachtencommissie gegrond verklaarde onderdelen overweegt de commissie als volgt. De MDL-arts heeft de cliënte pas na tussenkomst van de klachtbemiddelaar uitgenodigd voor een consult (klachtonderdeel 2). Uit het dossier en de overgelegde stukken leidt de commissie af dat de MDL-arts de cliënte meerdere malen heeft uitgenodigd voor een afspraak die de cliënte meerdere keren op eigen initiatief heeft geannuleerd. Anders dan de klachtencommissie verklaart de commissie dit klachtonderdeel dan ook ongegrond. De gynaecoloog heeft zonder overleg met de cliënte contact gezocht met het MMC om mogelijkheden voor de behandeling van de cliënte in dat ziekenhuis te bespreken (klachtonderdeel 7). Voor overleg met een collega-arts is formeel geen toestemming van de cliënte nodig. Daarbij heeft de gynaecoloog getracht het overleg met de cliënte te bespreken in een telefonisch consult en heeft hij een boodschap op haar voicemail ingesproken. Anders dan de klachtencommissie verklaart de commissie ook dit klachtonderdeel ongegrond. Ten aanzien van de overige klachtonderdelen overweegt de commissie dat de Richtlijn Rectumprolaps door de artsen van de zorgaanbieder op juiste wijze is gevolgd. Op goede gronden hebben de artsen geen indicatie voor operatief ingrijpen gezien. Operatief ingrijpen kan worden overwogen bij een inwendige darmverzakking van Oxford graad 3 of 4 wanneer conservatieve therapie niet succesvol is gebleken. Bij het onderzoek in het ziekenhuis van de zorgaanbieder werd bij de cliënte een inwendige darmverzakking van maximaal Oxford graad 2 vastgesteld. De diagnose is conform de Richtlijn vastgesteld op basis van een defecogram. Een MRI-onderzoek, zoals dat in België is uitgevoerd, is niet superieur aan een defecogram. De commissie stelt vast dat de artsen door onderzoek en overleg binnen en buiten het ziekenhuis hebben gezocht naar de beste behandelmogelijkheden voor de cliënte en hebben getracht haar klachten zoveel mogelijk te verlichten. De commissie is dan ook van oordeel dat de artsen van de zorgaanbieder hebben gehandeld zoals van een redelijk handelend zorgverlener in vergelijkbare omstandigheden verwacht mag worden. Dat de cliënte in België een operatie heeft ondergaan maakt dat niet anders. Daarbij heeft de cliënte in een bericht van 18 juni 2024 aan de commissie te kennen gegeven dat haar klachten na de operatie in België niet verholpen zijn. Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klachten van de cliënte ongegrond zijn. De commissie komt dan ook niet toe aan een beoordeling van het verzoek tot het toekennen van schadevergoeding.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie verklaart de klacht van de cliënte ongegrond en wijst het door haar verzochte af.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Ziekenhuizen, bestaande uit mevrouw mr. dr. E. Venekatte, voorzitter, mevrouw dr. K.M.A.J. Tytgat, de heer mr. R.P. Gerzon, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. J.C. Quint, secretaris, op 24 juni 2024.