Commissie: Verpleging Verzorging en Geboortezorg
Categorie: deels gegrond
Jaartal: 2024
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: deels gegrond
Referentiecode:
410433/439376
De uitspraak:
in het geschil tussen
[naam}, wonende te [plaats] (hierna te noemen: de cliënt)en
Stichting Icare, gevestigd te Meppel
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Verpleging Verzorging en Geboortezorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 6 september 2024 te Zwolle.
Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.
Partijen hebben ter zitting hun standpunt toegelicht.
De cliënt werd ter zitting bijgestaan door echtgenote van cliënt.
Ter zitting werd de zorgaanbieder vertegenwoordigd door rayonmanager en wijkverpleegkundigen.
Onderwerp van het geschil
De cliënt heeft de klacht voorgelegd aan de zorgaanbieder.
Het geschil betreft een volgens cliënt onterecht gedane melding bij Veilig Thuis en de gang van zaken wat betreft de informatieverstrekking rondom die melding.
Standpunt van de cliënt
Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken en de verklaring ter zitting. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De echtgenote van cliënt, verder ook te noemen: mevrouw, heeft de ziekte MS. Cliënt is mantelzorger van zijn echtgenote. Tot het gezin behoort ook hun zesjarige dochter. Tot in maart 2024 ontving mevrouw zorg van de zorgaanbieder. Op 4 maart 2024 hebben twee wijkverpleegkundigen, die mevrouw bezochten om haar steunkousen aan of uit te trekken, mevrouw medegedeeld dat de zorgaanbieder een melding bij Veilig Thuis had gedaan.
Cliënt was hierbij niet aanwezig en was ook nog niet geïnformeerd over de melding bij Veilig Thuis. Volgens cliënt hebben de verpleegkundigen zijn echtgenote verboden contact met hem op te nemen, omdat het de bedoeling was dat de zorgaanbieder cliënt zou informeren. Mevrouw heeft cliënt echter, nadat de verpleegkundigen waren vertrokken, ontdaan en in paniek opgebeld, waarna cliënt direct contact met de zorgaanbieder heeft opgenomen.
De klacht bestaat volgens cliënt uit de volgende drie onderdelen:
A. De zorgaanbieder heeft een onterechte zorgmelding gedaan bij Veilig Thuis;
B. Cliënt is (ten onrechte) niet gehoord over en betrokken bij de melding;
C. De zorgaanbieder is ernstig tekortgeschoten in de nazorg; na de mededeling aan mevrouw, hebben ze haar alleen thuis aan haar lot overgelaten.
Cliënt heeft ten aanzien van klachtonderdeel C vermeld dat hij en zijn echtgenote door de klachtencommissie van de zorgaanbieder in het gelijk zijn gesteld, maar dat hij dit onderdeel toch nog ter kennisneming wil meegeven.
Volgens cliënt heeft de zorgaanbieder in de zorgmelding een eenzijdig en onjuist beeld van de situatie in zijn gezin gecreëerd en zijn de zorgen van de zorgaanbieder voordat de melding is gedaan niet met hem en zijn echtgenote besproken. Volgens cliënt is onder andere ten onrechte in de melding aan Veilig Thuis gemeld dat hij 12 uur per dag afwezig zou zijn in verband met zijn werk. Volgens cliënt is er sprake van normale werkdagen van circa 8 uur.
De wijkverpleegkundigen hebben verklaard vooraf overleg met de praktijkondersteuner van de huisarts en de maatschappelijk werker van cliënt en zijn echtgenote te hebben gehad. Navraag door cliënt bij beiden heeft volgens cliënt geleerd dat zowel de praktijkondersteuner als de maatschappelijk werker hebben geadviseerd de zaak vóór het doen van een zorgmelding met cliënt en zijn echtgenote te bespreken.
Cliënt wijst erop dat de zorgaanbieder de vijf stappen van de Meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling niet allemaal heeft doorlopen. Stap 3 luidt als volgt:
Praat met de betrokkene(n) Bespreek je zorgen zo snel mogelijk met de betrokkenen, zoals de ouders/verzorgers van het kind. Alleen als jouw veiligheid of die van een betrokkene in gevaar kan komen door een gesprek, kan hiervan worden afgezien. Volgens cliënt heeft de zorgaanbieder deze stap ten onrechte overgeslagen.
Naar aanleiding van de bij de zorgaanbieder ingediende klacht heeft er een gesprek onder leiding van de klachtenfunctionaris met rayonmanager en een teamleider plaatsgevonden. De wijkverpleegkundigen waren volgens cliënt niet aanwezig omdat ze geen tijd hadden. Vervolgens is de klacht voorgelegd aan de klachtencommissie van de zorgaanbieder. Ondertussen is het onderzoek door Veilig Thuis gestart. De uitkomst van het onderzoek door Veilig Thuis was dat de gemelde zorgen niet zijn bevestigd. Het onderzoek is afgesloten. Cliënt en zijn echtgenote hebben één bladzijde van het onderzoeksrapport van Veilig Thuis overgelegd waarop de uitkomst van het onderzoek is samengevat. Ter zitting heeft cliënt verklaard het gehele onderzoeksrapport aan de commissie maar niet aan de zorgaanbieder te willen verstrekken.
Volgens cliënt heeft het doen van de melding door de zorgaanbieder bij het gezin van cliënt enorme (psychische) schade aangericht. Mevrouw heeft een ernstige terugval in de ziekte MS gehad. Het gezin is door een hel gegaan volgens cliënt. Cliënt en zijn echtgenote zijn van oordeel dat hun enorm onrecht is aangedaan.
Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken en de verklaring ter zitting. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
Naar aanleiding van tijdens de verzorgingsmomenten opgepikte signalen, die onder andere uit gesprekken met mevrouw naar voren zijn gekomen, zijn zorgen ontstaan die diverse keren in het team zijn besproken. In november 2023 hebben medewerkers van de zorgaanbieder die betrokken waren bij de zorg aan mevrouw dit in het dossier gemeld. De zorgen zijn ook uitgesproken tegenover mevrouw.
Na de rapportage in het dossier heeft cliënt gebeld met de zorgaanbieder en heeft cliënt uiteindelijk telefonisch gesproken met een wijkverpleegkundige. Volgens haar werd ze in dat gesprek ‘behoorlijk aangevallen’.
Volgens de zorgaanbieder waren er ook signalen van andere instanties over de gang van zaken in het gezin. Het ging daarbij om meer dan alleen de afwezigheid van cliënt in verband met zijn werk. Het ging en gaat ook om het feit dat er meer zorg nodig is, ook voor de toekomst. Dit is door verschillende disciplines, waaronder de zorgaanbieder, geconstateerd. De signalen werden ook door mevrouw zelf afgegeven en er is ook met mevrouw over gesproken. Er ligt veel druk bij het hele gezin. Uitgangspunt is dat het kind zich niet moet hoeven aanpassen. De zorgaanbieder vreest dat cliënt overbelast is of raakt en dat mevrouw het niet meer aan kan. Naast dat er meer zorg nodig is om de veiligheid van het kind te garanderen, zijn er volgens de zorgaanbieder meer aanpassingen in de woning nodig.
De zorgaanbieder heeft drie keer contact gehad met Veilig Thuis op verschillende momenten in het proces. De situatie is diverse keren intern besproken: met collega’s in de vorm van intervisie, met andere teams en met de teammanager. Ook is er vooraf contact geweest met de maatschappelijk werker van het gezin en met de (praktijkondersteuner van de) huisarts. Veilig Thuis heeft geadviseerd eerst een melding te doen en die melding vervolgens daarna met de betrokken personen te bespreken. Achterliggende gedachte daarbij was onder andere dat de verwachting was dat bij informeren vooraf over het doen van een melding de zorg per direct zou worden stopgezet door cliënt en zijn echtgenote en die zorg bij informeren achteraf nog enige tijd kon worden voortgezet. Volgens de zorgaanbieder is er bewust voor gekozen eerst mevrouw te informeren over de melding, onder meer omdat het eerste gesprek met cliënt in november 2023 naar aanleiding van de zorgen geuit in het dossier al bedreigend was voor de zorgaanbieder. Nadat mevrouw was geïnformeerd over de melding heeft cliënt in een telefoongesprek met de zorgaanbieder opnieuw dreigende taal gebruikt. Ook heeft cliënt de zorgverleners op een vervelende manier via whatsapp benaderd en zijn zij op social media onheus bejegend. De wijkverpleegkundigen waren dan ook niet afwezig bij het gesprek met de klachtenfunctionaris omdat ze geen tijd hadden, maar omdat ze zich onveilig voelden.
De zorgaanbieder heeft verklaard niet in detail op de precieze melding bij Veilig Thuis te willen ingaan en in het verlengde daarvan op de gronden waarop is besloten eerst de melding bij Veilig Thuis te doen en daarna mevrouw en vervolgens cliënt te informeren. De reden hiervoor is volgens de zorgaanbieder dat er nog personen cq instanties bij cliënt en mevrouw zijn betrokken, die onderdeel van de melding zijn geweest.
Wat betreft het feit dat de zorgaanbieder mevrouw na de mededeling dat er een melding bij Veilig Thuis was gedaan alleen heeft gelaten, heeft de zorgaanbieder in het gesprek onder leiding van de klachtenfunctionaris, maar ook bij brief van 14 maart 2024, excuses aangeboden. De klachtencommissie heeft deze klacht gegrond verklaard.
Beoordeling van het geschil
De commissie overweegt het volgende.
De commissie zal de klacht behandelen in twee klachtonderdelen, te weten klachtonderdeel A: er is ten onrechte een melding gedaan bij Veilig Thuis en klachtonderdeel B: cliënt is ten onrechte niet betrokken bij (de informatievoorziening rondom) de melding bij Veilig Thuis. Wat betreft klachtonderdeel C concludeert de commissie dat het geen klachtonderdeel is maar informatie die cliënt van belang acht voor behandeling van
klachtonderdeel A en B. De commissie zal hierover dan ook geen oordeel geven.
De commissie heeft het aanbod van cliënt om het gehele onderzoeksrapport van Veilig Thuis aan de commissie te verstrekken, terwijl de zorgaanbieder er van cliënt niet over mag beschikken, geweigerd, nu beide partijen in een procedure (als deze) over dezelfde stukken moeten beschikken, zodat daarover hoor en wederhoor kan plaatsvinden.
De commissie concludeert dat zij daardoor, maar ook op grond van het feit dat de zorgaanbieder niet over bepaalde zaken nader wilde verklaren, geen volledig inzicht heeft in de zaak. Op basis van wat er wel bekend is, komt de commissie tot de volgende oordelen.
Wat betreft het klachtonderdeel dat er ten onrechte een melding bij Veilig Thuis is gedaan, is de commissie van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat de melding ten onrechte is gedaan. De commissie concludeert dat de zorgaanbieder niet over de spreekwoordelijke één nacht ijs is gegaan bij de melding. Er is veelvuldig intern overleg en overleg met Veilig Thuis geweest en er waren gedurende een langere periode signalen, tijdens de contacten met mevrouw, maar ook vanuit andere betrokken instanties, dat de veiligheid van het kind mogelijk in gevaar kwam. Dat Veilig Thuis uiteindelijk heeft geconcludeerd dat de gemelde zorgen niet kunnen worden bevestigd en dat het onderzoek is afgesloten, maakt niet dat de melding onterecht is geweest. De uitkomst van een onderzoek door Veilig Thuis kan immers (gelukkig) ook zijn dat er geen sprake is van een onveilige situatie terwijl daar wel aanwijzingen voor leken te zijn. De commissie is van oordeel dat hiervan in de onderhavige situatie sprake was. De commissie is van oordeel dat dit klachtonderdeel ongegrond is.
Klachtonderdeel B, dat naar de commissie aanneemt ook betrekking heeft op de situatie dat voorafgaande aan de melding bij Veilig Thuis niet met cliënt en zijn echtgenote is gesproken over het voornemen een melding bij Veilig Thuis te doen, is naar het oordeel van de commissie wel gegrond. In stap 3 van de Meldcode is vermeld dat de melder kan afzien van het (vooraf) informeren van de betrokkenen als de veiligheid van de melder of van een betrokkene in gevaar kan komen door een gesprek.
De commissie is van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is geworden, onder meer omdat de zorgaanbieder hierover niet nader wilde verklaren, dat dit gevaar bestond. De zorgaanbieder heeft ter zitting vermeld dat er voorafgaand aan de melding bij Veilig Thuis, in november 2023, één dreigend telefoongesprek van cliënt met de zorgaanbieder heeft plaatsgevonden, maar heeft voor het overige niet duidelijk gemaakt waardoor de veiligheid van de (medewerkers van de) zorgaanbieder of van een betrokkene in gevaar zou komen als cliënt en zijn echtgenote voorafgaand aan de melding zouden zijn geïnformeerd.
Dat geldt ook voor het feit dat, afgezien van het feit dat cliënt en zijn echtgenote vooraf hadden moeten worden geïnformeerd, bewust is besloten mevrouw als eerste, buiten aanwezigheid van cliënt, in te lichten over het feit dat er een melding bij Veilig Thuis was gedaan. Ook daarvan is naar het oordeel van de commissie onvoldoende aannemelijk gemaakt waar het gevaar uit zou bestaan en wie er in gevaar zou komen als cliënt en zijn echtgenote tegelijkertijd zouden worden geïnformeerd.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ten dele gegrond is.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
– verklaart klachtonderdeel A ongegrond;
– verklaart klachtonderdeel B gegrond;
– bepaalt dat de zorgaanbieder, nu de klacht gedeeltelijk gegrond is, overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 52,50 aan de cliënt te vergoeden ter zake van het klachtengeld.
– bepaalt dat betaling van het klachtengeld binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies dient plaats te vinden.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Verpleging Verzorging en Geboortezorg, bestaande uit mr. M.M. Verhoeven, voorzitter, mr. M.B. van Leusden-Donker, mr. R.P. Gerzon, leden, in aanwezigheid van mr. C. Koppelman, secretaris, op 6 september 2024.