Niet-ontvankelijkheid van klacht over thuisbehandeling en melding bij Veilig Thuis

De Geschillencommissie Zorg




Commissie: Gehandicaptenzorg    Categorie: -    Jaartal: 2024
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: niet-ontvankelijk   Referentiecode: 421026/519434

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

Een cliënt diende een klacht in tegen de zorgaanbieder over het achterwege laten van thuisbehandeling voor haar zoon en een melding bij Veilig Thuis. De zorgaanbieder verzocht de commissie om de cliënt niet-ontvankelijk te verklaren, omdat de klacht niet binnen de gestelde termijn van twaalf maanden was ingediend. De commissie stelde vast dat de klacht inderdaad te laat was ingediend en dat de cliënt hier redelijkerwijs een verwijt van kon worden gemaakt. De zorgaanbieder had de cliënt tijdens een bemiddelingsgesprek gewezen op de mogelijkheid om de klacht tijdig aan de geschillencommissie voor te leggen. Ondanks een financiële compensatie voor klachtengeld diende de cliënt pas na zestien maanden haar klacht in. De commissie kon daarom niet inhoudelijk op de zaak ingaan en verklaarde de klacht niet-ontvankelijk.

De uitspraak

in het geschil tussen

[naam], wonende te [plaats] (hierna te noemen: de cliënt)

en

Stichting Zorg Koninklijke Auris Groep, gevestigd te Rotterdam
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).

Samenvatting

Klaagster wordt niet-ontvankelijk verklaard in haar klacht over de werkwijze van de zorgaanbieder, daar zij haar klacht niet aan de commissie heeft voorgelegd binnen een termijn van twaalf maanden nadat zij de klacht aan de zorgaanbieder heeft voorgelegd. Er zijn geen omstandigheden aangevoerd waarom klaagster ter zake van de termijnoverschrijding redelijkerwijs geen verwijt treft.

Behandeling van het geschil
Uit de stukken blijkt dat eerst dient te worden vastgesteld of de cliënt in zijn klacht ontvankelijk is. Geschillencommissie Gehandicaptenzorg (verder te noemen: de commissie) heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

Partijen zijn niet voor de zitting opgeroepen.

De behandeling heeft plaatsgevonden op 1 november 2024 te Utrecht.

De commissie heeft het volgende overwogen.

Beoordeling
De commissie heeft het volgende overwogen.

Klaagster heeft aan de commissie een klacht voorgelegd met betrekking tot het handelen van de zorgaanbieder, te weten het achterwege laten van de thuisbehandeling van haar zoon en het doen van een melding bij Veilig Thuis.

De zorgaanbieder heeft de commissie verzocht klaagster niet-ontvankelijk te verklaren in haar klacht onder verwijzing naar artikel 6, lid 1, sub b, van het reglement van de commissie.

Dit betekent dat de commissie eerst dient te beoordelen of klaagster in haar klacht kan worden ontvangen alvorens inhoudelijk over de klachten te oordelen.

Ingevolge artikel 6, lid 1, sub b, van het reglement verklaart de commissie op verzoek van de zorgaanbieder de cliënt niet-ontvankelijk in zijn klacht indien hij zijn geschil niet binnen 12 maanden, na de datum waarop de cliënt de klacht bij de zorgaanbieder indiende, bij de commissie aanhangig heeft gemaakt.

In afwijking van deze bepaling kan de commissie op grond van artikel 6, lid 2, van het reglement besluiten het geschil toch in behandeling te nemen, indien de cliënt ter zake van de niet naleving van de voorwaarden naar het oordeel van de commissie redelijkerwijs geen verwijt treft.

De commissie heeft het volgende vastgesteld.

Vast is komen te staan dat er sprake is van een termijnoverschrijding in de zin van voormeld artikel, artikel 6, lid 1, sub b, van het reglement. Immers, de echtgenoot van klaagster heeft op 21 maart 2023 de klacht bij de zorgaanbieder ingediend en op 17 juli 2024, 16 maanden later, heeft klaagster haar klacht aan de commissie voorgelegd.

Naar het oordeel van de commissie is niet gebleken van omstandigheden als bedoeld in artikel 6, lid 2, van het reglement. Daarbij overweegt de commissie dat de zorgaanbieder klaagster en haar echtgenoot op 11 mei 2023, in het bemiddelingsgesprek dat heeft plaatsgevonden met medewerking van de klachtenfunctionaris, heeft gewezen op de mogelijkheid om de klacht aan de geschillencommissie voor te leggen. De zorgaanbieder heeft aangevoerd dat hij klaagster heeft gecompenseerd voor het benodigde klachtengeld voor het indienen van het geschil bij de commissie. Desondanks heeft klaagster na dit gesprek meer dan 12 maanden gewacht alvorens haar klacht bij de commissie in te dienen.

Nu klaagster niet-ontvankelijk zal worden verklaard in haar klacht, betekent dit dat de commissie niet meer toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van het geschil.

Op grond van het voorgaande is de cliënt niet-ontvankelijk in de klacht.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De cliënt wordt in de klacht niet-ontvankelijk verklaard.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Gehandicaptenzorg, bestaande uit de heer mr. H.A. van Gameren, voorzitter, mevrouw drs. Y.J.M. ten Brummelhuis, MSM , de heer H.A. van Dam, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. W. Hartong van Ark, secretaris, op 1 november 2024.