Commissie: Ziekenhuizen
Categorie: (Immateriele) schadeCommunicatiegeen fouten bij uitvoeren ingreep/lege artis
Jaartal: 2023
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: ten dele gegrond
Referentiecode:
205859/229076
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
De commissie wijst een klacht over door cliënt gestelde medische fouten vanaf het plaatsvinden van een blaasoperatie tot aan een openhartoperatie af, maar wijst het klachtonderdeel betreffende gebrekkige communicatie en tekortkomingen op organisatorisch vlak toe.
Volledige uitspraak
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Ziekenhuizen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De cliënt heeft de klacht voorgelegd aan de zorgaanbieder. De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.
Ter zitting werd de zorgaanbieder vertegenwoordigd door mevrouw mr. [naam] (jurist), de heer drs. [naam] (uroloog), mevrouw dr. [naam], (internist-oncoloog) en de heer dr. [naam],(cardioloog). Dokter [naam internist-oncoloog] en dokter [naam cardioloog] waren digitaal aanwezig.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 10 november 2023 te Utrecht.
De commissie heeft het volgende overwogen.
Beoordeling
Het standpunt van cliënt
Op 28 maart 2022 is bij cliënt een blaassteen verwijderd. Volgens cliënt heeft de operatie vijf uur langer geduurd dan was gepland. Vervolgens is verzuimd om hem een antistollingsmiddel toe te dienen. Cliënt is twee dagen opgenomen geweest in verband met de operatie. Via een katheter werd gedurende die twee dagen de blaas gespoeld. De ‘spoelingen’ werden afgevoerd in open emmers die, naar cliënt aanneemt, een bron van bacteriën zijn.
Op 30 maart 2022 is cliënt ontslagen uit het ziekenhuis, maar diezelfde avond heeft hij zich weer gemeld op de Spoedeisende Hulp (SEH) van het ziekenhuis, omdat hij niet kon plassen en ondragelijke pijn had. Aangezien er geen uroloog aanwezig was, moest het nachthoofd zelf een katheter inbrengen. Volgens cliënt is zijn huisarts niet geïnformeerd over het ontslag en heeft de huisarts ook geen advies gekregen over de nazorg.
Op 26 april 2022 heeft cliënt zich met gezichtsvelduitval gemeld bij de SEH van het OLVG-West, alwaar de afdeling neurologie een herseninfarct heeft vastgesteld met als gevolg hemianopsie (halfzijdige uitval van het gezichtsveld). In het geval van cliënt rechtszijdig. Cliënt vermoedt dat het herseninfarct en het uitvallen van een deel van zijn gezichtsveld het gevolg is van het feit dat hem geen antistolling is toegediend tijdens de tweedaagse ziekenhuisopname.
Op 26 april 2022 werd cliënt al behandeld met antibiotica, omdat hij maar niet opknapte na de blaassteenoperatie (nachtelijk zweten en moeite met plassen). Op 13 mei 2022 heeft cliënt zich met hoge koorts gemeld op de SEH van het ziekenhuis van de zorgaanbieder. Cliënt is direct opgenomen en een dag later is bacteriële endocarditis van de aortaklep vastgesteld. De endocarditis werd veroorzaakt door een stafylokokken bacterie. Er is gestart met een nieuwe antibioticakuur. Op 27 mei 2022 is cliënt ontslagen uit het ziekenhuis.
Op 13 juni 2022 is cliënt met een ambulance naar het ziekenhuis vervoerd in verband met een pijnlijke, rode en dikke linker bovenarm. Na een ECG is cliënt per taxi naar huis gegaan.
Op 14 juni 2022 is cliënt op verzoek van zijn cardioloog, dokter [naam cardioloog], naar de SEH gegaan alwaar cliënt met zijn partner, naar eigen zeggen, urenlang, in de wachtkamer heeft moeten wachten. Na het maken van een echo van de arm bleek er een stolsel in een ‘hoofdader’ aanwezig te zijn waardoor de aderen rondom waren ontstoken. Er was sprake van trombose in de linker bovenarm. Cliënt is naar huis gezonden met zwaardere bloedverdunners (Xarelto) en morfine. De arm werd niet gezwachteld of anderszins behandeld.
Op 17 juni 2022 ontving cliënt, na veelvuldig telefonisch contact tussen zijn thuiszorgorganisatie, de huisarts en het ziekenhuis, een mailtje van de assistent van dokter [naam internist-oncoloog] met een formulier waarmee zwachtels bij de firma [naam] (medische speciaalzaken) konden worden besteld. Deze firma meldde echter alleen aan thuiszorgorganisaties te leveren. Op 7 juli 2022 heeft de partner van cliënt tijdens een consult van cliënt bij dokter [naam internist-oncoloog] met een telefoon van het ziekenhuis met de firma [naam] gebeld. Uit dat telefoongesprek bleek echter dat het weken kon duren voordat er een afspraak bij de firma kon worden gemaakt. Cliënt is vervolgens zelf met drukverbanden aan de slag gegaan. Het heeft volgens cliënt tot eind juli geduurd voordat zijn linkerarm weer pijnvrij was.
Volgens cliënt heeft dokter [naam cardioloog], die op de hoogte was van zijn hartproblemen als gevolg van de endocarditis, niet geacteerd op het moment dat cliënt zich heeft gemeld met de dikke en rode linker bovenarm. Volgens cliënt is ook internist [naam internist-oncoloog] te laat in actie gekomen en is hij door dokter [naam internist-oncoloog] van het kastje naar de muur gestuurd wat betreft de zwachteltherapie.
Volgens cliënt werd in het ziekenhuis van de zorgaanbieder onhygiënisch gewerkt, nu naast het feit dat met open emmers met urine werd rondgelopen, door verpleegkundigen geen handschoenen werden gedragen bij bloedafname.
Als gevolg van de slechte ervaringen met het ziekenhuis van de zorgaanbieder heeft cliënt zich laten overschrijven naar het AMC-Amsterdam. In het AMC-Amsterdam is op 1 augustus 2023 de door de endocarditis ernstig beschadigde aortaklep vervangen.
Volgens cliënt is hij in 2022 het slachtoffer geworden van aantoonbare nalatigheid en verwijtbare medische fouten bij de opnames in het ziekenhuis van de zorgaanbieder.
Cliënt heeft op 20 december 2022 een klacht ingediend bij de zorgaanbieder. Kort daarna heeft cliënt een bevestiging ontvangen van de indiening van de klacht van klachtbemiddelaar mevrouw [naam klachtbemiddelaar 1]en naar aanleiding van dat contact heeft op 22 december 2022 telefonisch contact tussen cliënt en [naam klachtbemiddelaar 1] plaatsgevonden. Begin januari 2023 heeft cliënt een brief van klachtbemiddelaar mevrouw mr. [naam klachtbemiddelaar 2], met een uitnodiging om de klacht telefonisch te bespreken, ontvangen. Mr. [naam klachtbemiddelaar 2] bleek het bericht van [naam klachtbemiddelaar 1] dat zij klacht al in behandeling had genomen over het hoofd te hebben gezien. Op 20 februari 2023 heeft een klachtbemiddelingsgesprek onder leiding van [naam klachtbemiddelaar 1] plaatsgevonden. Bij het gesprek waren cliënt, dokter [naam uroloog], dokter [naam internist-oncoloog] en dokter [naam cardioloog] aanwezig. Volgens cliënt hebben de artsen zijn klachten van tafel geveegd. Cliënt heeft uiteindelijk besloten een klacht in te dienen bij de geschillencommissie.
Aanname van cliënt is dat tijdens de blaasoperatie een stafylokokken bacterie zijn lichaam is binnengekomen. Het binnendringen van die bacterie heeft tezamen met het ten onrechte onthouden van antistollingsmiddelen geleid tot een herseninfarct met gezichtsveldverlies en tenslotte tot een openhartoperatie.
Tijdens een consult bij dokter [naam uroloog] op 7 juli 2022 heeft dokter [naam uroloog] toegezegd uit te zoeken of het juist is dat tijdens de opname in verband met de blaasoperatie geen antistollingsmiddelen zijn toegediend. De reactie ontving cliënt eerst nadat hij een klacht had ingediend bij de zorgaanbieder.
Volgens cliënt waren de poliklinieken telefonisch slecht bereikbaar. Er was sprake van extreem lange wachttijden en de patiëntenlijn was vaak onbereikbaar. Volgens klachtbemiddelaar [naam klachtbemiddelaar 1] was dit het gevolg van de overgang van een oud naar een nieuw computersysteem. Volgens cliënt werd ook het dubbel inplannen van afspraken met als gevolg allerlei communicatieproblemen ten nadele van de gezondheid van de cliënt, door de zorgaanbieder aan die overgang toegeschreven. Ook allerlei andere fouten werden volgens cliënt vaak afgedaan met de mededeling dat ze werden veroorzaakt door ‘overgangsproblemen naar een nieuw computersysteem’.
Er werd volgens cliënt door de zorgaanbieder niet gecommuniceerd met de huisarts. De huisarts had volgens cliënt moeten worden geïnformeerd over de duur en de complexiteit van de operatie. Volgens cliënt had de huisarts eerder kunnen acteren op de klachten van cliënt als zij daarvan op de hoogte was geweest.
Cliënt heeft verzocht hem schadevergoeding van in totaal € 100.000,– toe te kennen voor de verwijtbare medische fouten die door de zorgaanbieder zijn gemaakt, waardoor hij fysiek sterk beperkt is en een trauma heeft opgelopen. In verband met dit trauma heeft cliënt zich onder behandeling moeten laten stellen van een psycholoog.
Cliënt heeft ter zitting verklaard dat hij zijn vordering tot schadevergoeding beperkt tot € 25.000,–.
Het standpunt van de zorgaanbieder
Op 13 september 2023 heeft mr. [naam] (jurist van de zorgaanbieder) aan het secretariaat van de commissie bericht dat cliënt geen formele klachtprocedure bij de zorgaanbieder heeft doorlopen. In het verweerschrift van 11 oktober 2023 wordt hier opnieuw op gewezen. Cliënt zou niet-ontvankelijk zijn in zijn klacht bij de commissie. Ter zitting heeft mr. [naam jurist zorgaanbieder] verklaard dat de zorgaanbieder het beroep op de niet-ontvankelijkheid laat vallen, omdat op de website van de zorgaanbieder niet duidelijk is vermeld welke klachtprocedure binnen de organisatie van de zorgaanbieder moet zijn gevolgd om ontvankelijk te zijn in de procedure bij de geschillencommissie. De website moet worden aangepast en er moet duidelijker over de klachtenprocedures worden gecommuniceerd.
Dokter [naam uroloog] heeft verklaard dat hij voorafgaand aan de blaasoperatie, nu de ‘steen’ in de blaas aan de blaaswand bleef vastzitten, de verwachting had dat er sprake was van een tumor. Nadat hij tijdens de operatie in de blaas heeft gekeken, heeft dokter [naam uroloog] geconstateerd dat er sprake was van een enorme blaassteen (van vier centimeter doorsnee). Aangezien hij de operatie wilde voltooien, heeft dokter [naam uroloog] de blaassteen met een laserstraal verpulverd. Omdat het zo’n grote blaassteen was, heeft het verpulveren relatief lang geduurd.
Wat betreft het feit dat in de avond van 30 maart 2022 geen uroloog beschikbaar was in het ziekenhuis, heeft dokter [naam uroloog] verklaard dat bij de receptie het dienstschema van de urologen niet bekend was en de verkeerde uroloog uit bed is gebeld.
In het computersysteem van de zorgaanbieder is geregistreerd dat de prikken met fraxiparine (antistolling) zijn voorgeschreven en tijdens de opnamedagen ook zijn toegediend. Op 6 januari 2023 heeft dokter [naam uroloog] dit aan cliënt gemaild. Dokter [naam uroloog] heeft in dezelfde email bericht dat hij nog niet weet waarom deze informatie niet strookt met de overtuiging van cliënt dat hij de prikken niet heeft gekregen. Dokter [naam uroloog] heeft ter zitting verklaard dat hij op 7 juli 2022 heeft toegezegd uit te zoeken hoe het met de tromboseprikken was gegaan. Dokter [naam uroloog] heeft daarvoor per email een beroep moeten doen op de teamleider omdat hijzelf het oude computersysteem niet meer kon raadplegen. Na het versturen van de email heeft hij echter niet gecontroleerd of de teamleider had gereageerd. Pas toen hij de klacht las, dacht hij er weer aan. Dokter [naam uroloog] heeft verklaard dat hij ten onrechte niet heeft geagendeerd of hij een reactie van de teamleider had ontvangen. Volgens de zorgaanbieder is de klacht over het niet toedienen van antistollingsmiddel tijdens de opname na de blaasoperatie ongegrond omdat uit het computersysteem blijkt dat het antistollingsmiddel is toegediend.
In het verweerschrift heeft de zorgaanbieder erop gewezen dat bij cliënt sprake is geweest van een CVA (Cerebro Vasculair Accident) en dat dit een arterieel (slagaderlijk) trombotisch event is. Toediening van profylactisch fraxiparine tijdens bedlegerigheid beschermt tegen veneuze (aderlijke) trombo-embolische processen. Een causaal verband tussen het optreden van het arterieel CVA en de opname in het ziekenhuis van de zorgaanbieder ontbreekt daardoor.
Na ontslag uit het ziekenhuis is door de huisarts meermaals overlegd met de uroloog en is aan cliënt antibiotica voorgeschreven.
Op 13 mei 2022 is cliënt opgenomen in verband met een endocarditis. De endocarditis is veroorzaakt door een bacterie in het bloed die volgens de zorgaanbieder afkomstig kan zijn uit de blaas. Dat de bacterie uit de blaas is gekomen, is echter niet vastgesteld. Na een operatie is het mogelijk dat een ontsteking ontstaat die kan leiden tot een endocarditis. Nadat de endocarditis is geconstateerd, is volgens de zorgaanbieder direct adequate behandeling gestart. Dat endocarditis is opgetreden, kan volgens de zorgaanbieder niet aan hem worden verweten.
Op 13 juni 2022 heeft cliënt zich aan het eind van de middag gemeld op de SEH van de zorgaanbieder in verband met pijn in de linkerarm. Op grond van uitgebreid lichamelijk onderzoek is vastgesteld dat de klachten mogelijk costo-myalgene oorsprong hadden (uit de spieren rondom ribben afkomstig). Cardiale pathologie is uitgesloten. Cliënt is naar huis gestuurd met de mededeling dat hij zich opnieuw moest melden als de klachten zouden verergeren, hetgeen cliënt op 14 juni 2022 heeft gedaan. Op 14 juni 2022 is de diagnose veneuze trombose van de linkerarm gesteld. Gelet op de atypische klachten en de recente opname in verband met de endocarditis heeft de zorgaanbieder zich op 13 juni 2022 gefocust op de cardiale situatie. Volgens dokter [naam cardioloog] komt een trombosearm in combinatie met endocarditis (en dus reeds antistolling gebruik) niet of nauwelijks voor. Op 14 juni 2022 is na de diagnose direct behandeling met intensievere antistolling gestart.
De omstandigheid dat er een kort delay is geweest voordat de juiste diagnose werd gesteld, is volgens de zorgaanbieder niet verwijtbaar. Volgens de zorgaanbieder is de klacht dat geen of te laat behandeling is ingezet, ongegrond.
Wat betreft bloedafname zonder het dragen van handschoenen heeft de zorgaanbieder aangevoerd dat indien bloedafname via een gesloten afnamesysteem plaatsvindt, hetgeen bij cliënt is gebeurd, geen handschoenen hoeven te worden gedragen.
Dokter [naam internist-oncoloog] heeft verklaard dat cliënt in eerste instantie is verwezen naar de afdeling dermatologie voor compressietherapie (zwachtelen) van zijn arm. Die afdeling heeft echter aan cliënt medegedeeld geen armen te zwachtelen. Vervolgens heeft dokter [naam internist-oncoloog] gebeld met de huisarts met de vraag of de compressietherapie in de regio waar cliënt woont, kon worden geregeld en dat bleek niet te kunnen. De assistente van dokter [naam internist-oncoloog] heeft vervolgens contact gehad met de firma [naam] en cliënt hierover geïnformeerd.
De zorgaanbieder is van oordeel dat door de zorgaanbieder is gehandeld als van een redelijk handelend en van een redelijk bekwame zorgaanbieder mag worden verwacht. Er is geen sprake van een tekortkoming in de behandeling. De zorgaanbieder verzoekt de klacht op alle onderdelen ongegrond te verklaren. Nu er geen sprake is van een toerekenbare tekortkoming moet de vordering tot schadevergoeding volgens de zorgaanbieder worden afgewezen.
De overwegingen van de commissie:
Ten aanzien van de ontvankelijkheid
De commissie stelt vast dat op de website van de zorgaanbieder tot recent geen duidelijk onderscheid werd gemaakt tussen de mogelijke (rechts)gevolgen van het doorlopen van de informele of de formele interne klachtenprocedure. Overwogen wordt dat deze onduidelijkheid in beginsel niet ten nadele kan strekken van de cliënt in die zin dat hem daardoor een beroepsmogelijkheid wordt ontnomen.
De commissie hoeft echter in dit bindend advies niet meer te oordelen over de ontvankelijkheid van de klacht van cliënt. De zorgaanbieder heeft immers zijn op grond van artikel 6 van het Reglement Geschillencommissie Ziekenhuizen gebaseerde niet-ontvankelijkheidsverweer ter zitting ingetrokken.
De inhoudelijke beoordeling.
De commissie dient te beoordelen of de zorgaanbieder is tekortgeschoten in de nakoming van de geneeskundige behandelovereenkomst die tussen cliënt en de zorgaanbieder is gesloten. Bij de uitvoering van de overeenkomst moet de hulpverlener de zorgplicht in acht nemen. De zorgplicht houdt in beginsel geen resultaatsverplichting in, maar wordt aangemerkt als een inspanningsverplichting.
De commissie zal de klacht behandelen in de volgende onderdelen:
- klachtonderdeel A, door verwijtbare medische fouten gemaakt vanaf de geplande blaasoperatie, heeft cliënt een herseninfarct met blijvende gezichtsvelduitval gekregen, en moest hij uiteindelijk een openhartoperatie ondergaan;
- klachtonderdeel B, het te laat diagnosticeren en behandelen van een trombosearm;
- klachtonderdeel C, er werd onvoldoende hygiënisch gewerkt in het ziekenhuis;
- klachtonderdeel D, de communicatie was gebrekkig en de organisatie was niet op orde.
Klachtonderdeel A
De commissie constateert dat dokter [naam uroloog] op een echo van de blaas een ‘bolvorm’ die aan de zijwand van de blaas vastzat, heeft gezien, terwijl blaasstenen meestal op de bodem van de blaas liggen en ook bewegen als je er met het echoapparaat op duwt. Dat was bij cliënt niet het geval. Daardoor had dokter [naam uroloog] het vermoeden dat er sprake was van een gezwel. Besloten is om het gezwel via transurethrale resectie te verwijderen. Echter, toen dokter [naam uroloog] in de blaas keek, zag hij dat het wel om een blaassteen ging. Vervolgens heeft hij besloten de operatie af te maken via dezelfde toegang naar de blaas en de blaassteen met een laserstraal te verpulveren, hetgeen, gelet op de omvang van de blaassteen, langer duurde dan bij een blaassteen van gebruikelijke omvang. Indien vooraf duidelijk was geweest dat het om een blaassteen ging en van deze omvang, zou dokter [naam uroloog] de blaassteen via een incisie in de onderbuik hebben verwijderd.
Dat dokter [naam uroloog] heeft besloten de operatie te voltooien en de blaassteen te verpulveren in plaats van de blaassteen via een incisie in de onderbuik te verwijderen, maakt niet dat er sprake is van tekortkomingen tijdens de operatie. Een dergelijke operatie is niet complex en de duur ervan was, nu deze in tegenstelling tot de verklaring van cliënt niet vijf uur extra, maar in totaal 3,5 uur heeft geduurd, niet exceptioneel. Cliënt heeft geen extra of andere risico’s gelopen dan bij verwijdering van de blaassteen door de buikwand. De operatie is lege artis uitgevoerd.
Wat betreft de stafylokokken bacterie (Staphylococcus lugdenensis) die is aangetroffen op de aortaklep van cliënt, overweegt de commissie dat die bacterie niet kan overleven in de blaas en urinewegen. De bacterie die bij cliënt is aangetroffen, komt alleen voor op de huid. De bacterie kan niet als gevolg van de blaasoperatie in het lichaam van cliënt zijn terechtgekomen. De bacterie was mogelijk al voor de operatie aanwezig in het lichaam van cliënt. Het herseninfarct is voorts niet het gevolg van het mogelijk niet toedienen van antistollingsmiddelen tijdens de opname in verband met de blaasoperatie. Het herseninfarct was arterieel en niet veneus, terwijl antistollingsmiddelen na een operatie, zoals de blaasoperatie die cliënt heeft ondergaan, worden toegediend om veneuze trombose te voorkomen. Die vorm van trombose kan zich kort na een operatie voordoen in de benen en daarna eventueel in de longen. Het herseninfarct was het gevolg van het loslaten van stukjes van de aortaklep. Het loslaten was het gevolg van de Staphylococcen endocarditis.
Op grond van vorenstaande concludeert de commissie dat door de zorgaanbieder geen medische fouten zijn gemaakt in het traject van de blaasoperatie tot aan de overgang van de behandeling van cliënt naar het AMC-Amsterdam. De behandeling van de Staphylococcen endocarditis en het herseninfarct heeft – voor zover behandeling ervan mogelijk is – op zorgvuldige wijze plaatsgevonden. De commissie is van oordeel dat klachtonderdeel A ongegrond is.
Klachtonderdeel B
Ook de trombosearm heeft zich voorgedaan tijdens de behandeling door het ziekenhuis van de zorgaanbieder. Dat de trombose van de arm een dag nadat cliënt zich voor het eerst met zijn pijnlijke dikke bovenarm in het ziekenhuis heeft gemeld, is gediagnosticeerd, acht de commissie niet medisch onzorgvuldig. Een trombosearm ten tijde van endocarditis is ongebruikelijk. De delay van een dag maakt niet dat de trombosearm niet voldoende tijdig en adequaat is behandeld. Klachtonderdeel B is naar het oordeel van de commissie ongegrond.
Klachtonderdeel C
Ten aanzien van de bloedafname zonder het dragen van handschoenen overweegt de commissie dat bij gesloten bloedafname, zoals die bij cliënt heeft plaatsgevonden, het dragen van handschoenen overbodig is. Wat betreft de open emmers met urine, overweegt de commissie dat bacteriën zich niet door de lucht kunnen verplaatsen. Het gebruik hiervan is niet onhygiënisch. De commissie is van oordeel dat klachtonderdeel C ongegrond is.
Klachtonderdeel D
De commissie is van oordeel dat er qua communicatie en ook op organisatorisch vlak wel het één en ander is misgegaan. De communicatie over de klachtenprocedure bij de zorgaanbieder is en was gebrekkig. Ook was intern kennelijk niet duidelijk wie de klacht in behandeling had genomen. De commissie is van oordeel dat ook de gang van zaken rondom het zwachtelen van de trombosearm te wensen overliet nu cliënt op dit vlak te veel aan zijn lot is overgelaten terwijl hij ontzorgd had moeten worden. Dat er op 30 maart 2022 geen uroloog te bereiken was omdat het dienstschema van de urologen niet bekend was bij de receptie, is naar het oordeel van de commissie eveneens een teken dat de situatie organisatorisch niet op orde was. Tenslotte is niet definitief duidelijk geworden, al is dat medisch gezien in het geval van cliënt niet van belang, of de antistollingsmiddelen wel of niet zijn toegediend. Dit maar ook andere zaken werden toegeschreven aan de overgang van het ene naar het andere computersysteem. De commissie is echter van oordeel dat een patiënt van een dergelijke overgang geen hinder mag ondervinden. Wat betreft het informeren van en communiceren met de huisarts door de zorgaanbieder heeft de commissie geen tekortkomingen geconstateerd. Klachtonderdeel D is, met uitzondering van de communicatie met de huisarts, gegrond.
De commissie concludeert dat cliënt door de tekortkomingen in de communicatie en op organisatorisch vlak medisch gezien niet is benadeeld. Wel is ter zitting voldoende aannemelijk geworden dat deze tekortkomingen, in combinatie met hetgeen hem in medische zin is overkomen, diep hebben ingegrepen in het persoonlijke leven van cliënt. In dit verband heeft hij onweersproken gesteld dat dit voor hem traumatisch (PTSS) was en dat als gevolg daarvan behandelingen door een psycholoog noodzakelijk waren. Dit leidt de commissie tot het oordeel dat cliënt recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding omdat hij hierdoor in zijn persoon is aangetast als bedoeld in 6:106 lid1 sub B van het Burgerlijk Wetboek. De immateriële schadevergoeding zal naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid worden vastgesteld op € 1.000,–. Het meer of anders gevorderde wordt afgewezen.
Op grond van het voorgaan de is de commissie van oordeel dat de klacht ten dele gegrond is.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
- verklaart de klachtonderdelen A tot en met C ongegrond;
- verklaart klachtonderdeel D, met uitzondering van de communicatie met de huisarts, gegrond;
- wijst de vordering tot immateriële schadevergoeding toe tot een bedrag van € 1.000,–;
- wijst de vordering tot (im)materiële schadevergoeding voor het overige af;
- bepaalt dat de zorgaanbieder overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 127,50 aan de cliënt dient te vergoeden ter zake van het klachtengeld;
- bepaalt dat de betaling van de schadevergoeding en het klachtengeld binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies dient plaats te vinden.
Overeenkomstig het reglement van de commissie is de zorgaanbieder aan de commissie behandelingskosten verschuldigd.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Ziekenhuizen, bestaande uit de heer mr. J.M.P. Drijkoningen, voorzitter, de heer dr. M.T.W.T. Lock, de heer J. Zomerplaag, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. C. Koppelman, secretaris, op 10 november 2023.