Klacht tegen zorgaanbieder gegrond verklaard wegens nalatigheid in diagnostiek

De Geschillencommissie Zorg




Commissie: Zelfstandige Klinieken    Categorie: -    Jaartal: 2024
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: gegrond   Referentiecode: 240248/385223

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

Een cliënt met ernstige pijnklachten, waaronder oorpijn, hoofdpijn en slikproblemen, werd doorverwezen naar de zorgaanbieder, waar de diagnose ‘atypische aangezichtspijn’ werd gesteld. Ondanks behandelingen verergerden haar klachten, en ze kreeg ernstig ondergewicht. Na zes maanden stelde een KNO-arts in een ander ziekenhuis een vergevorderde, niet-behandelbare keeltumor vast. Haar echtgenoot diende een klacht in en verweet de zorgaanbieder nalatigheid, omdat eerder een KNO-arts had moeten worden geraadpleegd. De commissie oordeelde dat de neurologen te lang vasthielden aan de verkeerde diagnose en belangrijke signalen, zoals slikproblemen en ernstig gewichtsverlies, negeerden. Hierdoor leed de cliënt onnodig lang ernstige pijn en had zij intensieve zorg nodig. De commissie kon niet vaststellen dat een eerdere diagnose het ziekteverloop had veranderd, maar wel dat de nalatigheid het lijden onnodig verlengde. De echtgenoot kreeg € 2.000 schadevergoeding en de zorgaanbieder moet tevens het klachtengeld van € 52,50 vergoeden.

De uitspraak

in het geschil tussen

[naam], wonende te [plaats] (hierna te noemen: de cliënt)

en

DC Klinieken, gevestigd te Amsterdam
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).

Samenvatting
Vanwege ernstige klachten waaronder oorpijn, oorsuizen, hoofdpijn en veel moeite en pijn bij het slikken werd de cliënte voor een second opinion doorverwezen naar de afdeling neurologie van de kliniek van de zorgaanbieder. Daar werd de diagnose ‘atypische aangezichtspijn’ gesteld. De behandelingen bestonden uit medicatie en injecties maar die hadden geen enkel effect; de klachten van de cliënte verergerden alleen maar en door slikklachten had zij ernstig ondergewicht. Na ruim een half jaar is door de KNO arts in een ander ziekenhuis een keeltumor in een vergevorderd en niet meer behandelbaar stadium vastgesteld. De cliënte is niet lang daarna overleden. Klager verwijt de zorgaanbieder dat eerder een KNO arts had moeten worden geconsulteerd zoals de richtlijn chronische aangezichtspijn in het geval van aanhoudende oorpijn voorschrijft.

De commissie verklaart de klacht gegrond. Door vast te houden aan de mogelijke diagnose ‘atypische aangezichtspijn’ en niet aan een aandoening in het KNO gebied te denken en die nader te onderzoeken hebben de neurologen last gehad van “tunnelvisie”. De commissie heeft niet vast kunnen stellen dat het ziekteverloop van de cliënte anders zou zijn geweest indien de keeltumor eerder was ontdekt. Wel is voor de commissie vast komen te staan dat door de nalatigheid van de zorgaanbieder de cliënte onnodig lang ernstige pijn heeft geleden en te kampen heeft gehad met ernstige slikproblemen waarvoor zij intensieve 24 uurszorg nodig had die klager haar heeft moeten verlenen. De commissie bepaalt dat klager een vergoeding van € 2.000, — toekomt voor het verlenen van die zorg aan zijn echtgenote en voor de pijn die niet alleen zij maar ook hij heeft geleden.

Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Zelfstandige Klinieken (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De cliënt heeft de klacht voorgelegd aan de zorgaanbieder. De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.

Ter zitting werd cliënt vertegenwoordigd door [naam], echtgenoot en [naam], zus van de cliënte.

Ter zitting werd de zorgaanbieder vertegenwoordigd door [naam], neuroloog en [naam], advocaat.

De behandeling heeft plaatsgevonden op 1 oktober 2024 te Utrecht.

De commissie heeft het volgende overwogen.

Beoordeling

Klacht van klager
Na een verwijzing door een neuroloog van het [naam ziekenhuis] in [stad] is de cliënte van september 2021 tot en met februari 2022 onder behandeling geweest in de kliniek van de zorgaanbieder in Alkmaar en Almere. De cliënte had ernstige klachten waaronder oorpijn, oorsuizen, hoofdpijn en veel moeite en pijn bij het slikken. Bij het eerste consult op 13 oktober 2021 in Alkmaar is door de neuroloog van de zorgaanbieder de diagnose “atypische aangezichtspijn” gesteld. De behandelingen bestonden uit medicatie en injecties in de kaak en in de slaapregio. De behandelingen hadden geen enkel effect; de pijn en de klachten van de cliënte werden alleen maar erger.

Vervolgens werd de cliënte doorverwezen naar een neuroloog in Almere waar de diagnose van de eerdere neuroloog in Alkmaar werd bevestigd. Op 25 januari 2022 is de cliënte op verzoek van de huisarts opgenomen in het [ziekenhuis] voor het plaatsen van een neus/maagsonde. Het lukte de cliënte niet meer te eten en haar gewicht was nog maar 38 kg. Op 25 februari 2022 is de cliënte voor de tweede maal opgenomen, ditmaal om de sonde te verwijderen vanwege verstikkingsverschijnselen en het opgeven van bloed. Tijdens deze opname werd de werkelijke oorzaak van de klachten door de KNO-arts van het [ziekenhuis] vastgesteld: een keeltumor (oropharynx carcinoom cT4bNxM0), in een vergevorderd en niet meer behandelbaar stadium. Op 7 april 2022 is de cliënte overleden.

Klager houdt de zorgaanbieder verantwoordelijk voor de zware lijdensweg die de cliënte heeft doorgemaakt door het stellen van de verkeerde diagnose en het langdurig (zes maanden) voortzetten van een behandeling die niet tot verbetering maar uitsluitend tot verslechtering van de gezondheid van de cliënte leidde. Klager verwijt de zorgaanbieder dat neurologen en pijnspecialisten zijn geraadpleegd hoewel een KNO arts had moeten worden geconsulteerd. Het verloop van het ziektebeeld had dan heel anders en minder pijnlijk kunnen verlopen. Klager houdt de zorgaanbieder verantwoordelijk voor de lijdensweg van zijn echtgenote. Klager verlangt een vergoeding voor de schade die hij en zijn echtgenote door het medisch onzorgvuldig handelen van de zorgaanbieder hebben geleden. Die schade bestaat naast de pijn en het lijden van zowel de cliënte als klager als haar echtgenoot uit de intensieve palliatieve verzorgstaak die klager aan de cliënte heeft moeten leveren.

Standpunt zorgaanbieder
De afdeling neurologie van de zorgaanbieder houdt zich met name bezig met patiënten met hoofdpijn. De oorzaak daarvan is soms moeilijk te achterhalen. De cliënte werd in september 2021 in de kliniek gezien na verwijzing door de neuroloog van het [ziekenhuis] voor een second opinion met vermelding “last van pijn linkerzijde hoofd”. Er was geen somatische oorzaak voor de hoofdpijn gevonden. Vervolgens is op basis van de klachten die de cliënte op dat moment benoemde naar de mogelijke oorzaak van haar hoofdpijn gezocht. Zij had last van een zeurende pijn op een vaste plek, links ter plaatse van haar slaap. Pijnklachten in de mond- en keelholte benoemde zij niet. Er werden verschillende differentiaal diagnoses opgesteld, waarop onderzoek en behandeling werden afgestemd. In het geval van de cliënte werden als differentiaal diagnoses benoemd ‘medicatie afhankelijke hoofdpijn’, ‘cervicogene hoofdpijn links’ en ‘atypische aangezichtspijn’.
De eerste twee diagnoses vielen na onderzoek af waarmee atypische aangezichtspijn overbleef. Aangezichtspijn is een vorm van hoofdpijn maar het is complexer. Ook de andere neurologen in de kliniek van de zorgaanbieder werden bij de casus van de cliënte betrokken, ook zij kwamen na eigen onafhankelijke beoordeling uit op de diagnose atypische aangezichtspijn.

Vanwege toename van klachten bij praten, eten en drinken werd eind oktober 2021 een vierde differentiaal diagnose ‘niet neurologisch mond/kaak/oorprobleem’ toegevoegd. De cliënte had pijn bij het kaakkopje en aanhoudend last met eten. De cliënte werd verwezen naar de kaakchirurg in het [ziekenhuis] maar dat onderzoek gaf geen afwijkingen te zien, waarmee werd teruggekeerd naar de diagnose atypische aangezichtspijn. Ook werd de cliënte gezien door twee anesthesioloog- pijnspecialisten. De neurologe heeft contact opgenomen met de huisarts van de cliënte en voorgesteld nader onderzoek te doen naar de mond en keel van de cliënte. In overleg met de huisarts werd gekozen voor een onderzoek door de kaakchirurg. Achteraf betreurt de neuroloog het dat niet voor de KNO arts is gekozen. Vanwege de door de cliënte benoemde pijn in de kaakkop leek de verwijzing naar de kaakchirurg het meest voor de hand liggend. De cliënte was al langer bekend met ondergewicht.

De neurologe was in de veronderstelling dat het onderzoek door de kaakchirurg ook een onderzoek van het slikgebied met zich bracht. De neuroloog heeft specifiek benoemd dat een thorax foto van het hoofd/halsgebied moest worden gemaakt. Ook is twee keer een MRI gemaakt en is bloedonderzoek gedaan om het vermoeden van een maligniteit te onderzoeken. De neuroloog heeft zich steeds afgevraagd of iets over het hoofd werd gezien en steeds (aanvullend) onderzoek gedaan en overlegd met collega’s. De zorgaanbieder betreurt het zeer dat niet eerder de juiste diagnose werd gesteld maar is van mening dat geen sprake is van onzorgvuldig handelen.

Oordeel commissie
De neurologen van de zorgaanbieder hebben toegelicht en verklaard dat zij uitvoerig en uitgebreid onderzoek naar de klachten van de cliënte hebben uitgevoerd die niet leidden tot een duidelijke diagnose. Vervolgens zijn diverse differentiaal diagnoses onderzocht. Die leidden evenmin tot een eenduidige diagnose waarop de diagnose atypische aangezichtspijn is aangehouden. De commissie twijfelt niet aan de goede intenties van de neurologen en aan de aandacht die zij hebben gehad voor de klachten van de cliënte. Echter, de commissie is van oordeel dat de neurologen al snel – drie weken nadat de cliënte in de kliniek van zorgaanbieder is gezien- zijn uitgegaan van de ‘verlegenheidsdiagnose’ atypische aangezichtspijn en daar niet meer vanaf zijn gestapt hoewel daartoe alle reden bestond. Ingezette behandelingen en pijnmedicatie hadden geen effect en de toestand van de cliënte verslechterde zienderogen.

De neurologen van de zorgaanbieder hebben toegelicht dat de cliënte tijdens de consulten met name klaagde over pijn in het hoofd, de slaap en de kaak. Uit het dossier blijkt echter dat de cliënte van aanvang af (mede) melding heeft gemaakt van oorpijn en slikklachten. Die klachten en met name de ernstige slikproblemen zijn nooit weggeweest maar zijn juist toegenomen. Wel is door de neurologen benoemd dat mogelijk sprake was van een mond/kaak/oorprobleem maar dat heeft geleid tot een verwijzing naar de pijnspecialist en vervolgens naar de kaakchirurg, hoewel in de richtlijn chronische aangezichtspijn is opgenomen dat “bij persisterende otalgie (oorpijn) een consult van een KNO-arts wenselijk is”. In combinatie met de ernstige slikproblemen en het ernstige (levensbedreigende) ondergewicht van de cliënte – ook al was zij hier eerder mee bekend – had dit moeten leiden tot een verwijzing naar de KNO-arts.

Nu de zorgaanbieder dit heeft nagelaten is de commissie van oordeel dat de neuroloog van de zorgaanbieder niet heeft gehandeld zoals van een redelijk handelend neuroloog in vergelijkbare omstandigheden verwacht mag worden. Daarbij merkt de commissie nog op dat de neuroloog onvoldoende op de hoogte was van de aard en de beperkingen van het onderzoek door de kaakchirurg, waarin het hals-en keelgebied niet werden meegenomen. De verwijzing en terugkoppeling is aan de huisarts overgelaten, waar een rechtstreeks contact met de kaakchirurg op zijn plaats was geweest.

De commissie verklaart de klacht van klager dat de zorgaanbieder nalatig heeft gehandeld in het onderzoeken en diagnosticeren van de ernstige pijnklachten van de cliënte dan ook gegrond.
Klager heeft de commissie verzocht hem een schadevergoeding toe te kennen. De commissie heeft niet vast kunnen stellen dat het ziekteverloop van de cliënte anders zou zijn geweest indien de keeltumor eerder was ontdekt. Wel is voor de commissie vast komen te staan dat door de nalatigheid van de zorgaanbieder de cliënte onnodig lang ernstige pijn heeft geleden en te kampen heeft gehad met ernstige slikproblemen waarvoor zij intensieve 24 uurszorg nodig had die klager haar heeft moeten verlenen. Die pijn en die zorg zijn een oorzakelijk gevolg van het nalaten van de zorgaanbieder. De commissie is van oordeel dat klager een vergoeding toekomt voor het verlenen van de intensieve zorg aan zijn echtgenote en voor de pijn die niet alleen zij maar ook hij heeft geleden door de gevolgen van de ‘tunnelvisie’ van de zorgaanbieder. De commissie stelt die vergoeding naar redelijkheid en billijkheid vast op een bedrag van € 2.000, –. Omdat de klacht gegrond is zal de commissie voorts bepalen dat het klachtengeld door de zorgaanbieder aan klager dient te worden vergoed.

Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht gegrond is.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De commissie:
– verklaart de klacht van klager gegrond;
– bepaalt dat de zorgaanbieder binnen 14 dagen na verzending van dit bindend advies een bedrag van € 2000,– aan klager dient te vergoeden;
– bepaalt dat de zorgaanbieder overeenkomstig het reglement van de commissie binnen 14 dagen na verzending van dit bindend advies een bedrag van € 52,50 aan klager dient te vergoeden ter zake van het klachtengeld

Overeenkomstig het reglement van de commissie is de zorgaanbieder aan de commissie behandelingskosten verschuldigd.

Deze behandelingskosten worden geheel betaald.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Zelfstandige Klinieken, bestaande uit
mevrouw mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, de heer dr. J.W. Stenvers, de heer mr. P.C. de Klerk , leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. J.C. Quint, secretaris, op 1 oktober 2024.