
Commissie: Complementaire en Alternatieve Gezondheidszorg
Categorie: -
Jaartal: 2024
Soort uitspraak: voorbeslissing
Uitkomst: niet-ontvankelijk
Referentiecode:
246600/467325
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
De broer van klaagster was in behandeling bij een therapeute en nodigde zijn familie, waaronder klaagster, uit voor enkele sessies. Klaagster voelde zich echter niet begrepen door de therapeute en vond haar aanpak amateuristisch en niet empathisch, wat volgens haar tot verdeeldheid binnen de familie leidde. Ze diende een klacht in en eiste schadevergoeding voor de stress en therapiekosten die ze zelf had moeten maken. De commissie oordeelde echter dat klaagster geen behandelrelatie met de therapeute had en daarom niet-ontvankelijk was in haar klacht. Het feit dat ze betrokken was bij de sessies maakte haar nog geen cliënt. De klacht werd dan ook niet inhoudelijk beoordeeld en afgewezen.
De uitspraak
in het geschil tussen
[naam], wonende te [plaats] (hierna te noemen: de cliënt)en
[naam], gevestigd te [plaats] (hierna te noemen: de zorgaanbieder).Samenvatting
De broer van klaagster was in behandeling bij een therapeute van de zorgaanbieder. In het kader van die behandeling zijn klaagster en haar familieleden uitgenodigd voor meerdere gesprekken. Klaagster verwijt de therapeute dat zij amateuristisch en niet empathisch heeft gehandeld waardoor verdeeldheid in de familie van klaagster is ontstaan en de verhouding tussen klaagster en haar broer is verslechterd. De commissie verklaart klaagster niet-ontvankelijk in haar klacht. De therapeute van de zorgaanbieder is een behandelovereenkomst aangegaan met de broer van klaagster, hij is haar cliënt. Tussen de zorgaanbieder en klaagster bestaat geen behandelrelatie. Dat klaagster bij meerdere gesprekken tussen de therapeut en haar broer betrokken is geweest maakt dat niet anders.
Behandeling van het geschil
Uit de stukken blijkt dat eerst dient te worden vastgesteld of de cliënt in zijn klacht ontvankelijk is. Geschillencommissie Complementaire Gezondheidszorg (verder te noemen: de commissie) heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
Partijen zijn niet voor de zitting opgeroepen.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 1 oktober 2024 te Utrecht.
De commissie heeft het volgende overwogen.
Beoordeling
Klacht van klaagster
De broer van klaagster was in behandeling bij de therapeute van de zorgaanbieder. Begin 2023 heeft de broer klaagster, zijn zus, en hun ouders gevraagd bij gesprekken met de therapeute aanwezig te zijn. De familieleden van klaagster zijn aan die wens van de broer tegemoetgekomen. Meerdere sessies hebben plaatsgevonden maar de therapeute had geen inzicht in de familie en de familieverhoudingen en ging voorbij aan ieders gevoelens met name die van klaagster. Klaagster en haar broer hadden een vakantie gepland maar tijdens een sessie werd tot verbijstering van klaagster besloten dat die niet door zou gaan.
De houding en handelwijze van de therapeute zorgde voor verdeeldheid in de familie. Het vertrouwen van klaagster in de therapeute verdween volledig. De therapeute gaf klaagster te kennen dat zij zelf een therapeut moest zoeken om te leren omgaan met haar angst voor afwijzing. Hierdoor werd de indruk gewekt dat klaagster de oorzaak was van alle problemen. Klaagster is naar de klachtenfunctionaris van de zorgaanbieder gestapt waarna de therapeute in een gesprek haar excuses heeft aangeboden. Klaagster heeft vervolgens nog om een afrondend gesprek gevraagd maar daar heeft de therapeute afhoudend op gereageerd. De therapeute heeft veel schade aangericht in de familie van klaagster; de verhoudingen zijn verslechterd en er is verdeeldheid ontstaan. Klaagster verlangt dat de therapeute hierop wordt aangesproken. Voorts verlangt klaagster een schadevergoeding voor de stress die door toedoen van de therapeute in de familie is ontstaan en een vergoeding voor de therapie die klaagster door toedoen van de therapeute bij een andere coach heeft moeten volgen.
Standpunt van de zorgaanbieder
De zorgaanbieder stelt zich primair op het standpunt dat klaagster niet-ontvankelijk is in haar klacht omdat zij geen cliënt is van de zorgaanbieder.
Voor zover dat formele standpunt niet slaagt, betwist de zorgaanbieder inhoudelijk dat sprake is geweest van enig onzorgvuldig handelen jegens klaagster. Uit empathische overwegingen en vanuit oprechte betrokkenheid heeft de therapeute klaagster in overweging gegeven zelf een therapeut in de arm te nemen. Dat voorstel heeft de therapeute met de beste intenties gedaan en uitgesproken in het bijzijn van de gezinsleden van klaagster. Later heeft de therapeute begrepen dat het overbrengen van dit voorstel in het bijzijn van anderen voor verdriet en ongemak heeft gezorgd bij klaagster. Dat was uiteraard niet de bedoeling van de therapeute. In het gesprek met de klachtenfunctionaris heeft de therapeute hiervoor dan ook haar excuses gemaakt aan klaagster. Dit maakt de handelwijze van de therapeute echter niet onzorgvuldig. De therapeute had een behandelrelatie met de broer van klaagster en was dan ook geenszins verplicht met klaagster een afrondend gesprek te voeren.
Oordeel commissie
Op grond van artikel 19 lid 1 van de Wkkgz heeft de commissie tot taak geschillen over gedragingen van een zorgaanbieder jegens een cliënt in het kader van de zorgverlening te beslechten.
De therapeute van de zorgaanbieder is een behandelovereenkomst aangegaan met de broer van klaagster, hij is haar cliënt. Tussen de zorgaanbieder en klaagster bestond en bestaat geen behandelrelatie. Dat klaagster bij meerdere gesprekken tussen de therapeute en haar broer betrokken is geweest maakt dat niet anders. Op het moment dat klaagster haar kritiek en haar zorgen over het behandeladvies van de therapeute uitte heeft de therapeute klaagster dan ook op juiste gronden in overweging gegeven zelf een therapeut te bezoeken. Klaagster kan bij de commissie geen klacht indienen over de therapie die haar broer heeft gevolgd.
Op grond van het voorgaande is de cliënt niet-ontvankelijk in de klacht.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie verklaart klaagster niet-ontvankelijk in haar klacht.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Complementaire Gezondheidszorg, bestaande uit mevrouw mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, de heer mr. A.W. Lonnee , mevrouw mr. L.M.T. Otten, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. J.C. Quint, secretaris, op 1 oktober 2024.