Klacht over zorguren en schadevergoeding ongegrond verklaard

De Geschillencommissie Zorg




Commissie: Geestelijke Gezondheidszorg    Categorie: Redelijk belang    Jaartal: 2024
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: ongegrond   Referentiecode: 240192/385683

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

Cliënte stelt dat zij van de zorgaanbieder niet de zorg heeft gekregen waarop zij op grond van de
Wmo-indicatie recht heeft en dat ook de kwaliteit van de zorg onvoldoende is geweest. Naar aanleiding van de klachten van cliënte heeft de interne klachtencommissie cliënte en de zorgaanbieder gehoord en haar bovengenoemde klachten gegrond verklaard, met uitzondering van de klacht over het aantal uren dat aan haar zorg is verleend.

Ter zitting heeft de zorgaanbieder te kennen gegeven dat er gepaste maatregelen zijn genomen, in lijn met de aanbevelingen van de klachtencommissie. De commissie is van oordeel dat cliënte geen belang meer heeft bij een uitspraak over deze gegronde klachten. Voor de commissie is niet komen vast te staan dat cliënte structureel te weinig zorguren heeft ontvangen en dat de gemiste zorguren niet meer op een later tijdstip kunnen worden ingevuld.

De commissie verklaart deze klacht ongegrond en wijst de gevorderde schadevergoeding af

De uitspraak

in het geschil tussen

[Naam], wonende te [woonplaats] (hierna te noemen: de cliënt)

en

Stichting LEVANTOgroep, gevestigd te Sittard
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).

Beoordeling
De commissie overweegt het volgende.

Op grond van de zorgovereenkomst moet de zorgaanbieder bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen en daarbij handelen in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard (artikel 7:453 van het Burgerlijk Wetboek). Deze zorgplicht houdt in dat de zorgaanbieder die zorg moet betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot/hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht.

De commissie zal de klachten van cliënte beoordelen in het licht van het hierboven geschetste toetsingskader.

De klachten van cliënte, voor zover deze na behandeling door de klachtencommissie door klaagster bij de geschillencommissie zijn gehandhaafd, komen kortheidshalve op het volgende neer:

1. De zorgaanbieder geeft haar privacy geschonden;
2. De zorg die cliënte heeft ontvangen was onvoldoende;
3. Zij heeft niet de uren zorg gekregen die zij nodig had;
4. Het zorgplan is niet met haar besproken;
5. Er zijn aanzienlijk meer uren aan de Gemeente WMO in rekening gebracht dan daadwerkelijk zijn geleverd);
6. De zorgaanbieder heeft niet gereageerd op haar e-mails.

Cliënte voelde zich door de opstelling van de zorgaanbieder genegeerd en het gevolg van het ontvangen van onvoldoende, adequate zorg is dat haar huis duidelijk minder leefbaar is geworden. Cliënte vordert van de zorgaanbieder een schadevergoeding als gevolg van schade/diefstal, ongeveer € 3700,– alsmede de schade als gevolg van de niet geleverde zorg te weten 38,5 uren die ten onrechte in rekening is gebracht bij de gemeente, de schade vanwege de chaos die in de woning is ontstaan en het niet op tijd kunnen leegmaken van de gehuurde loods als gevolg van de niet geleverde zorg waardoor zij deze loods langer heeft moeten aanhouden, schade door privacy schending en schade die zij heeft geleden als gevolg van de proceshouding van de zorgaanbieder.

Naar aanleiding van de klachten van cliënte heeft de interne klachtencommissie cliënte en de zorgaanbieder gehoord en haar bovengenoemde klachten gegrond verklaard, met uitzondering van de klacht over het aantal uren dat aan haar zorg is verleend. Ter zitting heeft de zorgaanbieder te kennen gegeven dat er gepaste maatregelen zijn genomen, in lijn met de aanbevelingen van de klachtencommissie. Er zijn ontwikkelcoaches aangesteld en er is extra begeleiding gekomen bij de urenregistratie. De commissie is gelet op het vorenstaande van oordeel dat cliënte geen belang meer heeft bij een uitspraak over deze gegronde klachten. Gelet op het verzoek tot schadevergoeding heeft de cliënte evenwel belang bij een uitspraak daarover.

Cliënte heeft voorts gesteld dat aan haar niet de uren zorg zijn verleend, die aan haar wekelijks zijn toegekend. De commissie heeft vastgesteld dat voor cliënte door de gemeente een Wmo-beschikking is afgegeven van 1748 uren voor een traject met een looptijd van 1 augustus 2022 tot en met
29 februari 2028. Dat betekent dat de geïndiceerde uren binnen de gehele looptijd ingezet mogen worden, zonder minimum of maximum aan ureninzet per week.
Dat maakt een gespreide en flexibele inzet van het totale aantal beschikbare uren mogelijk. Aanvankelijk werd door de gemeente gemiddeld 4 uur per week geïndiceerd. Op enig moment is de indicatie gewijzigd naar gemiddeld 6 uur per week die gespreid en flexibel werden ingevuld door de zorgaanbieder. De klachtencommissie heeft vastgesteld dat de zorgaanbieder veelal eenzijdig en zonder overleg met cliënte heeft beslist over de wijze waarop en mate waarin de beschikbare uren zijn ingezet. Door het gebrek aan uitleg over de gespreide en flexibele inzet van het totaal voor cliënte beschikbaar aantal uren, is bij cliënte het idee ontstaan dat zij te weinig zorguren heeft ontvangen. Ter zitting heeft de zorgaanbieder aangegeven dat er altijd is gestreefd om aan cliënte gemiddeld 6 uren zorg te leveren maar dat dit aantal uren niet altijd is gehaald vanwege de personeelswisselingen en de persoonlijke omstandigheden van cliënte waardoor zij regelmatig en langdurig niet beschikbaar was. Het is niet zo dat de niet ingevulde uren zijn vervallen. Deze kunnen op een later tijdstip worden ingevuld. Voor de commissie is niet komen vast te staan dat cliënte structureel te weinig zorguren heeft ontvangen en dat de gemiste zorguren niet meer op een later tijdstip kunnen worden ingevuld. De klacht zal ongegrond worden verklaard.

Verzoek om schadevergoeding

Voor aanspraak op een schadevergoeding is ten minste vereist dat de zorgaanbieder in enig opzicht toerekenbaar tekort is geschoten. Gezien de bevindingen van de klachtencommissie, die voor een groot deel door de zorgaanbieder zijn overgenomen staat vast dat sprake is geweest van een tekortkoming. De vraag is of en in hoeverre hierdoor een verplichting tot schadevergoeding ontstaat.

Cliënte heeft zich op het standpunt gesteld dat, vanwege het ontbreken van zes weken zorg, haar huis in een chaos is veranderd en zij de door haar gehuurde loods langer heeft moeten aanhouden. Zij stelt hiervoor de zorgaanbieder aansprakelijk. De commissie is van oordeel dat cliënte niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij vanwege het ontbreken van zes weken zorg aan de zorgaanbieder toe te rekenen schade heeft geleden. Daarbij overweegt zij dat de zorgaanbieder een inspanningsverplichting heeft ten aanzien van de zorgverlening aan cliënte. Het doel is de begeleiding van cliënte bij het afstand nemen van haar spullen. ‘Hoarding’ maakt immers een substantieel deel uit van cliënte haar problematiek. Het is niet zo dat de zorgaanbieder binnen het kader van de hulpverlening verantwoordelijk is voor het resultaat, te weten een lege loods en een opgeruimd huis binnen een bepaalde tijd. De zorgaanbieder heeft ter zitting aangevoerd dat het erg moeilijk was om een begeleider te vinden die cliënte in deze (zomer)periode kon helpen. Vanwege de geuite beschuldigingen van diefstal kon de vaste medewerker niet meer worden ingezet en was er in verband met de vakantieperiode niemand direct beschikbaar om de werkzaamheden over te nemen.

Uiteindelijk is een extern bergeleidster aangetrokken voor de begeleiding van cliënte. Gezien deze omstandigheden kan de zorgaanbieder niet worden verweten dat gedurende zes weken geen zorg is verleend. Daarbij overweegt de commissie dat de zorgaanbieder al langdurig cliënte heeft begeleid bij het afstand nemen van haar spullen en dat het einde van dit traject niet in zicht was. De relatief korte tijd waarin cliënte het zonder begeleiding heeft moeten stellen heeft naar het oordeel van de commissie geen invloed gehad op de duur van dit traject. De vordering zal worden afgewezen. Cliënte vordert de schade als gevolg van de niet geleverde zorg te weten 38,5 uren die ten onrechte in rekening is gebracht bij de gemeente. De commissie zal deze vordering afwijzen nu is gebleken dat deze uren niet zijn vervallen. Ten overvloede overweegt de commissie dat cliënte maandelijks een eigen bijdrage betaalt aan de gemeente van € 19,– voor alle geleverde zorg en niet zelf deze uren zorg hoeft te vergoeden en derhalve geen schade heeft geleden.

Ook de overige vorderingen van cliënte zullen vanwege het gebrek aan onderbouwing worden afgewezen.

Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De commissie verklaart de klacht over het aantal uren zorg ongegrond en wijst het gevorderde af.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg, bestaande uit mevrouw
mr. dr. E. Venekatte, voorzitter, mevrouw drs. P.H.P.M. Rollé, de heer mr. R.P. Gerzon , leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. W. Hartong van Ark, secretaris, op 14 november 2024.