Klacht over prostaatkankerbehandeling en communicatie bij ziekenhuis

De Geschillencommissie Zorg




Commissie: Ziekenhuizen    Categorie: -    Jaartal: 2025
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: ongegrond   Referentiecode: 601965/677931

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

Een cliënt diende een klacht in tegen een ziekenhuis over de behandeling van zijn prostaatkanker en de communicatie hierover. Hij vond dat de artsen niet volgens protocollen en richtlijnen hadden gehandeld en dat hij onvoldoende uitleg kreeg over zijn behandeling en medisch dossier. Ook voelde hij zich niet serieus genomen in de klachtenprocedure. Het ziekenhuis stelde dat de behandeling conform de richtlijnen was uitgevoerd en dat de cliënt meerdere keren de mogelijkheid kreeg om vragen te bespreken via een afspraak of beeldbellen, wat hij weigerde. De Geschillencommissie oordeelde dat de medische behandeling voldeed aan de professionele standaard en dat de zorgaanbieder voldoende inspanningen had verricht om uitleg te geven. De keuze voor hormoon- en radiotherapie was in overleg met de cliënt gemaakt en medisch verantwoord. De commissie verklaarde zich onbevoegd voor de klachten over de klachtenprocedure. Uiteindelijk werd de klacht over de behandeling en communicatie ongegrond verklaard.

De uitspraak

in het geschil tussen

[naam], wonende te [woonplaats] (hierna te noemen: de cliënt)

en

Maastricht Universitair Medisch Centrum+, gevestigd te Maastricht
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).

Behandeling van het geschil

Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Ziekenhuizen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

De behandeling heeft plaatsgevonden op 3 februari 2025 te Utrecht.

Partijen zijn niet voor de zitting opgeroepen.

Onderwerp van het geschil

De cliënt heeft de klacht voorgelegd aan de zorgaanbieder.

Het geschil betreft de vraag of de zorgaanbieder conform de professionele standaard heeft gehandeld in de behandeling van de cliënt. Ook beoordeelt de commissie haar bevoegdheid.

Standpunt van de cliënt

Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt dat op het volgende neer.

De cliënt was bij de zorgaanbieder onder behandeling voor prostaatkanker. Twee urologen (van wie één nog in opleiding) hebben gehandeld in strijd met de protocollen en richtlijnen voor prostaatkanker en de artseneed. Zo kreeg de cliënt geen uitleg over de mogelijke vervolgstappen die genomen zouden worden en is een mogelijk risicovolle testosteronverlagende injectie gegeven. Ook kreeg de cliënt ondanks vele verzoeken geen uitleg over informatie in zijn medisch dossier.

De cliënt voelt zich niet serieus genomen door de zorgaanbieder, ook niet in de klachtenprocedure bij de klachtencommissie en de Raad van Bestuur.

Standpunt van de zorgaanbieder

Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt dit op het volgende neer.

Op 27 september 2023 is bij de cliënt een biopt afgenomen. De uitslag daarvan is in een MDO besproken.
Op 11 oktober 2023 is het behandeladvies vanuit het MDO met de cliënt besproken: een hormoonbehandeling in combinatie met bestraling, dan wel een operatie. Gekozen werd voor een hormoonbehandeling in combinatie met bestraling. De PSA-controle zou na drie maanden plaatsvinden.

Gedurende dit consult had de cliënt schriftelijke vragen meegenomen. De uroloog in opleiding heeft deze allemaal beantwoord. Na dit consult is de cliënt niet meer in het ziekenhuis geweest. Hij heeft, zoals hij daarvoor ook al deed, nog wel veel mailberichten met vragen gestuurd. In de beantwoording door de uroloog is ook geadviseerd om een afspraak in te plannen zodat zijn vragen konden worden doorgenomen. De mailberichten werden door de cliënt ook naar andere afdelingen in het ziekenhuis gestuurd. De uroloog in opleiding heeft opnieuw aangegeven dat de cliënt bij vragen een afspraak kon maken, waarbij ze ook heeft voorgesteld dat de cliënt elders een second opinion elders kon vragen als hij geen vertrouwen in haar had of in haar uitleg ten aanzien van de ingezette diagnostiek en behandeling. De cliënt bleef een telefonische afspraak dan wel via beeldbellen weigeren.

Richtlijn
Dat niet volgens de richtlijn en artseneed gehandeld is, betwist de zorgaanbieder ten zeerste. Uit de door de cliënt genoemde voorbeelden volgt dit ook niet. Met betrekking tot de behandeling van de cliënt is volgens de geldende richtlijn gehandeld (EAU Guideline prostate cancer).

Gedurende de consulten is steeds op de vragen van de cliënt ingegaan en voor zover mogelijk zijn de mailberichten beantwoord. Echter, de wijze waarop de vragen door de cliënt werden gesteld en de manier waarop hij wenste te communiceren waren dusdanig belastend dat van de zorgverleners niet verlangd kon worden in die wens mee te gaan.

Klachtenprocedure
Voor zover de klacht ziet op de uitspraak van de klachtencommissie en het oordeel van de Raad van bestuur, is de commissie niet bevoegd een inhoudelijk oordeel te geven. Nu dit klachtonderdeel geen betrekking heeft op een gedraging van de zorgaanbieder in het kader van de zorgverlening, dient de commissie de cliënt ter zake van voornoemd klachtonderdeel niet-ontvankelijk te verklaren.

Beoordeling van het geschil

Bevoegdheid
Allereerst dient de commissie te beoordelen of zij bevoegd is het klachtonderdeel over de klachtenprocedure te behandelen. Naar het oordeel van de commissie is dit niet het geval.

De commissie heeft tot taak geschillen tussen cliënt en de zorgaanbieder te beslechten voor zover deze betrekking hebben op de totstandkoming of de uitvoering van een gesloten behandelingsovereenkomst tussen cliënt en de zorgaanbieder. Ingevolge artikel 14, lid 1, van de Wkkgz, in samenhang met het reglement van de commissie kan schriftelijk een klacht worden ingediend door de cliënt over een gedraging jegens hem in het kader van de zorgverlening.

De tweede en derde klacht van de cliënt zien op de uitspraak van de klachtencommissie en het oordeel van de Raad van Bestuur. De commissie is niet bevoegd een inhoudelijk oordeel te geven over de werkwijze van de klachtencommissie en de inhoud van dat oordeel. Ditzelfde geldt voor de beslissing van de Raad van Bestuur om het oordeel van de klachtencommissie over te nemen. Nu deze klachten niet zien op een gedraging van de zorgaanbieder in het kader van de zorgverlening, zal de commissie zich ter zake van voornoemde klachten onbevoegd verklaren.

De commissie gaat over tot de inhoudelijke behandeling van het medisch-inhoudelijke klachtonderdeel.

Toetsingskader
De overeenkomst die de cliënt met de zorgaanbieder heeft gesloten, betreft een geneeskundige behandelingsovereenkomst in de zin van artikel 7:446 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
Op grond van de behandelingsovereenkomst die de cliënt met de zorgaanbieder is aangegaan, moet de zorgaanbieder bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen en daarbij handelen in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard (het goed hulpverlenerschap uit artikel 7:453 van het BW), die mede bepaald wordt door onder meer de stand en inzichten van de medische wetenschap, richtlijnen en protocollen. Het goed hulpverlenerschap houdt in dat de zorgaanbieder die zorg moet betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht.

Inhoudelijke beoordeling
Bij de cliënt is een rectaal toucher verricht, waaruit afwijkingen zijn gebleken. Dit is op zichzelf een medische indicatie om een prostaatbiopsie te nemen, hetgeen de zorgaanbieder ook heeft gedaan. Gelet hierop had de uitslag van de MRI-scan (ongeacht wie die uitslag van de MRI heeft beoordeeld) geen toegevoegde waarde voor de beslissing wel of geen prostaatbiopsie af te nemen. De biopsie is transperineaal (door de huid heen) uitgevoerd, hetgeen geen noodzaak tot toediening van antibiotica met zich meebrengt. Naar het oordeel van de commissie is het bovenstaande geheel conform de richtlijn Guideline prostate cancer van de European Association of Urology.

Vervolgens is in overleg met de cliënt besloten tot radiotherapie, te beginnen in het voorjaar van 2024. Aangezien de cliënt voorafgaand hieraan gedurende enkele maanden in het buitenland zou verblijven, is in samenspraak met hem in oktober 2023 overgegaan tot toediening van een Zoladex-injectie. Dit geneesmiddel remt de productie van testosteron, een hormoon dat de groei van prostaatkanker kan bevorderen. De zorgaanbieder heeft met deze behandeling beoogd mogelijke progressie van de ziekte te voorkomen, gelet op het uitstellen van de radiotherapie. De commissie acht deze handelwijze in overeenstemming met de professionele standaard. Verwijzing van de cliënt naar de werkwijze van een andere (private) zorgaanbieder maakt dit niet anders.

De commissie benadrukt dat de gekozen behandeling heeft plaatsgevonden na overleg met en instemming van de cliënt. Van de keuze om over te gaan tot hormoon- en radiotherapie en niet “active surveillance” kan derhalve de zorgaanbieder geen verwijt worden gemaakt.

Contact en informatieverstrekking
Uit het medisch dossier blijkt dat de cliënt een grote hoeveelheid medisch-inhoudelijke vragen heeft gesteld. De behandelend arts heeft in de periode tussen 20 september 2024 en 10 januari 2024 in ieder geval zestien e-mails genoteerd. In tegenstelling tot wat de cliënt aandraagt betroffen dit naar het oordeel van de commissie geen vragen die simpelweg met ja of nee te beantwoorden waren. Voor een zorgvuldige beantwoording van dergelijke medisch-inhoudelijke vragen is context en toelichting vereist. De zorgaanbieder heeft hiervoor diverse malen gepoogd een (digitale) afspraak te maken met de cliënt. Naar het oordeel van de commissie is hierin geen sprake van ontwijkend gedrag aan de kant van de zorgaanbieder, maar betracht de zorgaanbieder hiermee juist zorgvuldigheid. De zorgaanbieder heeft de cliënt willen accommoderen door beeldbellen of telefonisch contact, op een tijdstip dat met inachtneming van eventueel tijdsverschil zou passen voor de cliënt. Gelet hierop is het niet aan de inspanningen van de zorgaanbieder te wijten dat het contact niet tot stand is gekomen. Van een zorgaanbieder kan niet worden verlangd dat een dergelijk grote hoeveelheid medisch-inhoudelijke vragen binnen een korte tijd schriftelijk worden beantwoord.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing

De commissie:

– verklaart zich onbevoegd ter zake van de klachtonderdelen betreffende de handelwijze van de klachtencommissie en het bestuur;

– verklaart de klacht van de cliënt voor het overige ongegrond.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Ziekenhuizen, bestaande uit mevrouw mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, de heer prof. dr. R.J.A. van Moorselaar, de heer mr. P.O.H. Gevaerts, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. S.M.E. Balfoort, secretaris, op 3 februari 2025.