
Commissie: Zorg Algemeen
Categorie: -
Jaartal: 2024
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: ongegrond
Referentiecode:
376905/488280
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
Een cliënte diende een klacht in tegen Janssen Oisterwijk Kliniek B.V. wegens een mislukte neuscorrectie die zij in 2014 had ondergaan. Jaren later zakte haar neusbrug in en ging het puntje van haar neus omhoog staan, waarna zij elders een nieuwe correctie liet uitvoeren. De Geschillencommissie oordeelde dat de oorspronkelijke operatie lege artis was uitgevoerd en dat er geen duidelijke oorzaak werd gevonden voor de latere misvorming. Ook bleek uit een e-mail dat cliënte aanvankelijk had aangegeven een ongeluk te hebben gehad, wat haar verklaring over het spontaan veranderen van haar neus tegensprak. De commissie concludeerde dat de zorgaanbieder aan zijn inspanningsverplichting had voldaan en niet tekort was geschoten in de zorgplicht. De klacht werd daarom ongegrond verklaard en de vordering tot schadevergoeding afgewezen.
De uitspraak
in het geschil tussen
[Naam], wonende te [woonplaats] (hierna te noemen: de cliënt)en
Janssen Oisterwijk Kliniek B.V., gevestigd te Oisterwijk
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).
Samenvatting
Cliënte is niet tevreden over het resultaat van een neuscorrectie die zij in 2014 heeft ondergaan. Na een aantal jaren is de neusbrug ingezakt en is het puntje van haar neus omhoog gaan staan. Omdat zij geen vertrouwen in de zorgaanbieder meer heeft, heeft zij een nieuwe neuscorrectie bij een andere zorgaanbieder ondergaan.
Op grond van de overgelegde foto’s concludeert de commissie dat de correctie indertijd lege artis is uitgevoerd. Uit het onderzoek ter zitting en uit het dossier heeft de commissie niet kunnen verklaren hoe de neus na 10 jaar dusdanig is veranderd dat een nieuwe correctie noodzakelijk was. Nu door klaagster onvoldoende is aangedragen dat de uiteindelijke misvorming aan haar neus door het handelen van de verweerder is gekomen zal de commissie de klacht ongegrond verklaren en haar vordering tot schadevergoeding afwijzen.
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Zorg Algemeen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 3 december 2024 te Utrecht.
Beide partijen hebben ter zitting hun standpunten via een Zoom-verbinding met de commissie nader toegelicht. Klager is verschenen en werd bijgestaan door haar partner. Verweerder werd vertegenwoordigd door de gemachtigde [naam].
Beoordeling
Op grond van de geneeskundige behandelingsovereenkomst moet de zorgaanbieder bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen en daarbij handelen in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard (artikel 7:453 BW). Deze zorgplicht houdt in dat de zorgaanbieder die zorg moet betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht.
De verplichting die voor de zorgaanbieder voortvloeit uit een geneeskundige behandelingsovereenkomst wordt in beginsel niet aangemerkt als een resultaatsverplichting, waarbij de zorgaanbieder moet instaan voor het bereiken van een bepaald resultaat, maar als een inspanningsverplichting, waarbij de zorgaanbieder zich verplicht zich voor het bereiken van een bepaald resultaat in te spannen. De reden hiervoor is dat het bij een geneeskundige behandeling meestal niet mogelijk is een bepaald resultaat te garanderen, omdat het menselijk lichaam in het (genezings-)proces een ongewisse factor vormt; zelfs bij onberispelijk medisch handelen, kan het beoogde resultaat uitblijven. Van een tekortkoming kan dan ook pas worden gesproken indien komt vast te staan dat de behandelend arts zich onvoldoende heeft ingespannen of bij de inspanning een fout heeft gemaakt.
Voor aansprakelijkheid van de zorgaanbieder is vereist dat voldoende aannemelijk is dat de zorgaanbieder, dan wel ieder die werd ingeschakeld bij de uitvoering van de voor de zorgaanbieder uit de overeenkomst voortvloeiende verplichting, is tekortgeschoten in de uitvoering van die verplichting. De tekortkoming moet aan de zorgaanbieder kunnen worden verweten (toerekenbare tekortkoming) en de cliënt moet daarvan nadeel hebben ondervonden.
De commissie zal de klacht van cliënte beoordelen in het licht van het hierboven geschetste toetsingskader.
Standpunt van cliënte
Cliënte heeft op 24 september 2014 door de zorgaanbieder een neuscorrectie laten uitvoeren. Hoewel zij zich ervan bewust was dat een operatie geen garantie geeft op een goed resultaat, is de uitkomst van deze operatie ronduit slecht en niet acceptabel. Omdat het vertrouwen in de zorgaanbieder volledig weg is, heeft zij, na doorverwijzing van haar huisarts, op 5 september 2023 een consult gehad bij de Polikliniek Plastische Chirurgie in het [naam ziekenhuis]. Uiteindelijk is zij doorverwezen naar de [naam kliniek] in Amsterdam. De geconsulteerde chirurgen hebben allen verteld dat zij geschrokken zijn in welke staat haar neus in 2023 verkeerde. Inmiddels is cliënte opnieuw geopereerd aan haar neus. Tijdens haar meest recente controle is zij door haar chirurg gewezen op de mogelijkheid van een klachtenprocedure tegen de zorgaanbieder. Cliënte heeft de afgelopen jaren met een ernstig misvormde neus rondgelopen en veel geld besteed voor de correctie. Zij heeft destijds € 3.900,– betaald aan de zorgaanbieder voor een operatie. Om het resultaat te herstellen heeft zij voor de recente operatie € 12.000,– betaald. Cliënte verzoekt om een financiële compensatie.
Ter zitting heeft cliënte haar standpunt nader toegelicht. Desgevraagd heeft zij meegedeeld dat zij in de jaren na de operatie geen neustrauma heeft opgelopen. In de loop der jaren is haar neusbrug steeds verder ingezakt en is het puntje van haar neus steeds verder omhoog komen te staan. Zij is niet naar de zorgaanbieder teruggegaan vanwege de slechte reviews op internet over de zorgaanbieder.
Standpunt zorgaanbieder
Van een misvormde neus was post operatief geen sprake. Bij de laatste controle heeft cliënte aangegeven tevreden te zijn. Na zes maanden zou cliënte een afspraak voor een nacontrole maken. Dit heeft zij nagelaten en de zorgaanbieder heeft haar niet meer gezien. Cliënte heeft ervoor gekozen om elders op consult te gaan en € 12.000,– uit te geven voor een verdere neus correctie. De behandelaar die de correctie heeft uitgevoerd heeft geen gegevens bij de zorgaanbieder opgevraagd. De staat van de neus die afgebeeld staat op foto’s, die kennelijk uit 2023 zijn, is zeker niet de staat van de neus na haar behandeling in 2014. De zorgaanbieder heeft aan zijn inspanningsverplichting voldaan.
Overwegingen van de commissie
Naar het oordeel van de commissie kan niet worden vastgesteld dat de neuscorrectie van24 september 2014 niet lege artis is uitgevoerd. De commissie heeft de in het dossier bevindende foto’s van de neus van klaagster direct na de behandeling, bestudeerd en op basis daarvan geconcludeerd dat het resultaat na de operatie goed was. Uit het onderzoek ter zitting en uit het dossier heeft de commissie niet kunnen verklaren hoe de neus na 10 jaar dusdanig is veranderd dat een nieuwe correctie noodzakelijk was. Nu door klaagster onvoldoende is aangedragen dat de uiteindelijke misvorming aan haar neus door het handelen van de verweerder is gekomen zal de commissie de klacht ongegrond verklaren.
De zorgaanbieder heeft na afloop van de zitting in het dossier een e-mail gevonden van cliënte aan de zorgaanbieder, d.d. 6 september 2023, waarin duidelijk wordt waarom de neus van cliënte is veranderd. In de e-mail heeft zij het volgende vermeld:
“Zojuist heb ik telefonisch contact opgenomen voor het opvragen voor mijn dossier. Ik heb recent een ongeluk gehad waardoor ik zeer waarschijnlijk aan mijn neus geopereerd moet worden. Het ziekenhuis heeft daarom gevraagd om mijn dossier op te vragen in verband met neuscorrectie die ik bij [naam] heb laten uitvoeren op 23-09-2014”.
Bij deze e-mail heeft cliënte een kopie van haar identiteitskaart meegezonden.
Hiermee door de commissie geconfronteerd heeft klaagster bij email van 2 januari 2025 de volgende reactie gegeven.
“Ik ben op 22 juni 2023 op consult geweest bij mijn huisarts [naam] naar aanleiding van mijn klachten over mijn neus. Mijn huisarts heeft mij vervolgens doorverwezen naar [naam] in het [naam] ziekenhuis.
Naar aanleiding van mijn consult bij [naam] heb ik mijn dossier bij [naam] opgevraagd. Omdat ik zeker wist dat ik geen hersteloperatie door [naam] wilde laten uitvoeren en [naam] aangaf dat sommige artsen terughoudend zijn met het afgeven van dossiers voor hersteloperaties, heb ik bij mijn aanvraag aangegeven dat het om een ongeluk ging, wat niet waar was. Ik gebruikte deze smoes ik omdat ik het belangrijk vond dat artsen die mij opnieuw zouden opereren toegang tot het dossier zouden hebben en ik bang was deze belangrijke informatie niet te krijgen voor mijn hersteloperatie.
Waarom ik dit gedaan heb, is omdat ik naar aanleiding van het consult bij [naam] erg geschrokken ben van de reputatie van [naam]. Zo vond ik op internet een artikel dat [naam] al meerdere berispingen heeft gehad, en zijn de reviews over deze kliniek veelal slecht. Zo schrijven meerdere eerdere patiënten dat [naam] niet meewerkend is om klachten te verhelpen.
Mocht het nodig zijn stel ik graag mijn medisch dossier open, zodat er gezien kan worden ik nergens spreek over een ongeluk, enkel bij het opvragen van het medisch dossier bij [naam].”
Deze twee na de hoorzitting verkregen processtukken zijn aan het dossier gevoegd. De inhoud hiervan heeft echter niet geleid tot een ander oordeel van de commissie dan die reeds direct na de zitting is genomen.
De commissie is van oordeel dat de klacht van cliënte ongegrond is en wijst haar vordering tot schadevergoeding af nu er geen sprake is van een tekortschieten van de zorgaanbieder.
Beslissing
Het door de cliënt verlangde wordt afgewezen.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Zorg Algemeen, bestaande uit de heer mr. A.R.O. Mooy, voorzitter, de heer dr. M-B. Bouman , de heer mr. R.P. Gerzon , leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. W. Hartong van Ark, secretaris, op 3 december 2024.