
Commissie: Ziekenhuizen
Categorie: -
Jaartal: 2024
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: ongegrond
Referentiecode:
293781/476598
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
De cliënte diende een klacht in over de bejegening door een kinderarts op de spoedeisende hulp, waarbij zij zich onheus behandeld en vals beschuldigd voelde. De zorgaanbieder voerde aan dat de kinderarts zorgvuldig heeft gehandeld en het protocol kindermishandeling moest volgen vanwege de aard van de fractuur bij het kind. De commissie oordeelde dat de kinderarts binnen de grenzen van haar professionele verantwoordelijkheid is gebleven. Tijdens de zitting kon de cliënte haar beschuldigingen niet onderbouwen en bood het medisch dossier geen steun voor haar stellingen. De commissie stelde vast dat er geen sprake was van verwijtbaar handelen door de kinderarts. De klacht werd ongegrond verklaard en de gevraagde schadevergoeding afgewezen.
De uitspraak
in het geschil tussen
[naam], wonende te [naam](hierna te noemen: de cliënt)
en
Ijsselland Ziekenhuis, gevestigd te Capelle aan den IJssel
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).
Samenvatting
Het geschil betreft in de kern de behandeling van de cliënte door de zorgaanbieder, meer specifiek de kinderarts, op de afdeling spoedeisende hulp. De cliënte klaagt dat zij onheus is bejegend en vals is beschuldigd. Klachten ongegrond.
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Ziekenhuizen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De cliënte heeft de klacht voorgelegd aan de zorgaanbieder. De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 16 november 2024 te Den Haag. Partijen hebben digitaal aan de zitting deelgenomen. De cliënte is verschenen. Namens de zorgaanbieder zijn [naam], kinderarts, [naam], stafmanager klachtmanagement en [naam], stafmedewerker klachtmanagement. [naam], advocaat, heeft via een telefonische verbinding aan de zitting deelgenomen.
De cliënte heeft ter zitting haar standpunt nader toegelicht. De zorgaanbieder heeft nader verweer gevoerd.
De commissie heeft het volgende overwogen.
Beoordeling
Klachten van de cliënte
De cliënte heeft in de nacht van 2 oktober 2023 op 3 oktober 2023 samen met haar echtgenoot, een vriendin en haar zoontje van toen zes weken oud de spoedeisende hulp van de zorgaanbieder bezocht. Het zoontje van de cliënte had koorts. Het zoontje bleek ook een fractuur in zijn been te hebben. De kinderarts die dienst had, heeft cliënte toen naar haar zeggen onheus bejegend en onprofessioneel gehandeld. De cliënte kreeg de schuld van de fractuur en de kinderarts had anders op de paniekaanval van de cliënte moeten reageren in plaats van haar aan een verhoor te onderwerpen. De cliënte heeft een klacht bij het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg (RTG) ingediend, maar deze klacht weer ingetrokken. Als oplossing van dit geschil wenst de cliënte een vergoeding voor de geleden psychische schade te ontvangen.
Verweer van de zorgaanbieder
De zorgaanbieder stelt voorop dat hij het zeer vervelend vindt dat de ervaringen van de cliënte zo naar voor haar zijn geweest. De kinderarts had gewild dat zij de cliënte deze nare ervaring had kunnen besparen. De kinderarts heeft de cliënte niet de schuld gegeven van de fractuur van haar zoontje. Gelet op de aard van de fractuur heeft zij de cliënte wel gevraagd of er iets gebeurd kon zijn wat de breuk veroorzaakt zou kunnen hebben. Toen de cliënte een paniekaanval kreeg, werd zij gerustgesteld door haar partner en haar vriendin. Pas nadat zij was gekalmeerd, heeft de kinderarts aanvullende vragen gesteld. De kinderarts beseft dat dit zeer moeilijk voor de cliënte moet zijn geweest, maar het was bij dit type fractuur nu eenmaal noodzakelijk om dergelijke vragen te stellen. Van onprofessioneel handelen dan wel ander verwijtbaar handelen van de kinderarts is geen sprake geweest. Het verzoek om toekenning van de schadevergoeding moet worden afgewezen, omdat het verzoek op geen enkele manier is toegelicht of nader is onderbouwd.
Oordeel commissie
De commissie oordeelt als volgt.
De zorgaanbieder, in dit geval de kinderarts, dient bij haar beroepsmatig handelen te blijven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening en rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het door de cliënte klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm was aanvaard. De commissie is van oordeel dat de zorgaanbieder niet is tekortgeschoten in voornoemde zorgplicht en overweegt daartoe als volgt.
Uit de overgelegde stukken blijkt dat het zoontje van de cliënte met koorts en een dikke knie op de spoedeisende hulp van de zorgaanbieder is binnengebracht. De kinderarts heeft als hoofdbehandelaar het zoontje vervolgens onderzocht en een differentiaaldiagnose gemaakt (een lijst van de ziektebeelden die de klachten en symptomen van het zoontje zouden kunnen verklaren). Uit bloedonderzoek bleek dat de ontstekingswaarden waren verhoogd. De radioloog is daarnaast ingeschakeld om een foto van het been te maken. Uit die foto bleek dat sprake was van een hoekfractuur, die zou kunnen zijn ontstaan als gevolg van een trauma (oorzaak van buitenaf). Vanwege de aard van de fractuur diende het protocol kindermishandeling te worden gevolgd en dit heeft de kinderarts gedaan. Zij heeft de cliënte gevraagd of er iets gebeurd kon zijn wat de breuk in het been van het zoontje kon verklaren. De cliënte kreeg vervolgens een paniekaanval. De cliënte werd vervolgens met succes gekalmeerd door haar partner en de vriendin. De kinderarts heeft gewacht met haar vervolgvragen totdat de cliënte was gekalmeerd. De vragen zijn beantwoord en beide ouders hebben die nacht bij het zoontje doorgebracht. De kinderarts heeft laten weten dat er nog geen verklaring voor de koorts plus een verhoging van de ontstekingswaarden was, dat moest nog verder worden onderzocht. Later bleek het zoontje osteomyelitis (een botinfectie) te hebben.
Tijdens de zitting is de cliënte gevraagd op welke wijze zij onheus is bejegend en of en wanneer de kinderarts de suggestie heeft gewekt, dat de cliënte de schuld kreeg van de breuk. De cliënte heeft hierop laten weten dat dit niet direct is gedaan, maar omdat haar werd gevraagd of de baby gevallen was of was omgeduwd, kreeg zij de indruk dat het haar schuld was. De cliënte heeft haar klachten dus niet onderbouwd. Bovendien heeft de kinderarts ontkend de cliënte te hebben beschuldigd en ook het medisch dossier biedt geen aanknopingspunten, die de stellingen van de cliënte ondersteunen. Dit betekent dat niet kan worden vastgesteld of en zo ja, wanneer de kinderarts de cliënte heeft beschuldigd en dus is van onprofessioneel handelen, dan wel ander verwijtbaar handelen van de kinderarts geen sprake geweest.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klachten ongegrond zijn.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.
Beslissing
De commissie
– verklaart de klachten ongegrond,
– wijst het door de cliënte verlangde af.
Het door de cliënt verlangde wordt afgewezen.
Overeenkomstig het reglement van de commissie is de zorgaanbieder aan de commissie behandelingskosten verschuldigd.
Deze behandelingskosten worden geheel betaald.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Ziekenhuizen, bestaande uit mevrouw mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, de heer drs. G.J. van der Burg, de heer mr. M.H.J.N. van Berckel Smit, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. M. de Bruijn, secretaris, op 18 november 2024.