Klaagster terecht niet aangemerkt als vertegenwoordiger

De Geschillencommissie Zorg




Commissie: Geestelijke Gezondheidszorg    Categorie: Ontvankelijkheid    Jaartal: 2024
Soort uitspraak: Niet Ontvankelijkheid   Uitkomst: niet ontvankelijkheid   Referentiecode: 237099/409544

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

Tot en met het moment van het indienen van de klacht bij de commissie op 26 oktober 2023 was er door klaagster geen volmacht overgelegd aan de zorgaanbieder waarin cliënte klaagster heeft gemachtigd om namens haar op te treden. Naar het oordeel van de commissie heeft de zorgaanbieder terecht op 13 oktober 2023 de beslissing genomen dat klaagster niet kon worden aangemerkt als vertegenwoordiger in de zin van artikel 14 lid 1 van de Wkkgz en dat om die reden de zorgaanbieder niet kon ingaan op de eisen van klaagster. Dat klaagster deze machtiging in januari 2024 alsnog heeft overgelegd, doet aan het vorenstaande niet af. Reeds hierom wordt klaagster niet ontvankelijk verklaard in haar klacht.

De uitspraak

In het geschil tussen

[naam], wonende te [plaats] (hierna te noemen: de cliënt)

en

Parnassia Groep BV, gevestigd te ‘s-Gravenhage
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).

Samenvatting
Tot en met het moment van het indienen van de klacht bij de commissie op 26 oktober 2023 was er door klaagster geen volmacht overgelegd aan de zorgaanbieder waarin cliënte klaagster heeft gemachtigd om namens haar op te treden. Naar het oordeel van de commissie heeft de zorgaanbieder terecht op 13 oktober 2023 de beslissing genomen dat klaagster niet kon worden aangemerkt als vertegenwoordiger in de zin van artikel 14 lid 1 van de Wkkgz en dat om die reden de zorgaanbieder niet kon ingaan op de eisen van klaagster. Dat klaagster deze machtiging in januari 2024 alsnog heeft overgelegd, doet aan het vorenstaande niet af. Reeds hierom wordt klaagster niet ontvankelijk verklaard in haar klacht.

Behandeling van het geschil
Uit de stukken blijkt dat eerst dient te worden vastgesteld of de cliënt in zijn klacht ontvankelijk is. Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg (verder te noemen: de commissie) heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

Partijen zijn niet voor de zitting opgeroepen.

De behandeling heeft plaatsgevonden op 15 augustus 2024 te Den Haag.

De commissie heeft het volgende overwogen.

Beoordeling
De commissie dient te oordelen of de zorgaanbieder heeft gehandeld zoals een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot/hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben gehandeld.

Standpunt van klaagster
Klaagster heeft bij de zorgaanbieder een klacht ingediend over de behandeling van cliënte. De zorgaanbieder heeft geweigerd om de klacht in behandeling te nemen omdat klaagster niet als contactpersoon staat vermeld en niet door cliënte is gemachtigd namens haar op te treden. Klaagster heeft wel telefonisch contact met de zorgaanbieder. Klaagster wijt het weigeren van een inhoudelijk schriftelijk antwoord op haar klacht aan het feit dat de zorgaanbieder samen met Stichting Humanitas, zonder raadpleging van de familie, een verzoek bij de rechtbank heeft ingediend tot het mentorschap en het onder bewind stellen van cliënte. Na een beschikking van de rechter zou de zorgaanbieder niet meer op de klachten van klaagster hoeven te reageren. Klaagster heeft op 12 januari 2024 een algemene volmacht overgelegd, gedateerd op 8 december 2022, waaruit blijkt dat zij wel degelijk door cliënte is gemachtigd om haar te vertegenwoordigen.

Standpunt van de zorgaanbieder
De klachten en aantijgingen van klaagster hebben geen betrekking op een situatie als bedoeld in artikel 14 lid 1 Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (verder: Wkkgz) noch op een situatie als bedoeld in artikel 14 lid 2 Wkkgz. De zorgaanbieder blijft bij haar standpunt dat klaagster destijds geen contactpersoon was van cliënte en dat de commissie onbevoegd is kennis te nemen van de klacht gelet op het bepaalde in artikel 14 Wkkgz.

Overwegingen van de commissie

De commissie beoordeelt de klacht zoals deze op 26 oktober 2023 aan haar is voorgelegd.

Op grond van artikel 14 lid 1 van de Wkkgz kan over een gedraging jegens een cliënt in het kader van de zorgverlening schriftelijk een klacht worden ingediend door de cliënt, een nabestaande van de overleden cliënt dan wel een vertegenwoordiger van de cliënt. Als vertegenwoordiger wordt aangemerkt de persoon die een zorgaanbieder op grond van enige wettelijke bepaling in plaats van of naast de cliënt moet betrekken bij de nakoming van verplichtingen jegens de cliënt (artikel 1 Wkkgz).

Ingevolge artikel 3 van het reglement heeft de commissie tot taak alle geschillen tussen cliënt en zorgaanbieder te beslechten, waarbij als cliënt wordt aangemerkt de natuurlijke persoon die een geschil heeft met een zorgaanbieder alsmede de vertegenwoordiger van een cliënt in de zin van artikel 1 van de Wkkgz.

De commissie heeft het volgende vastgesteld.

Klaagster heeft op 6 september 2023 een klacht voorgelegd aan de klachtenfunctionaris in verband met de crisisopname van cliënte bij de zorgaanbieder. Omdat niet duidelijk was of de klacht gericht was tegen de Stichting Humanitas of tegen de zorgaanbieder heeft de klachtenfunctionaris op 13 september 2023 aan klaagster verzocht om een toelichting op haar klacht en daarbij vermeld dat, tenzij klaagster bewindvoerder is, de klachtenfunctionaris instemming van cliënte nodig heeft om de klacht te kunnen behandelen.

Op 22 september 2023 heeft cliënte op de brief van 13 september 2023 van de klachtenfunctionaris gereageerd. In deze brief geeft zij aan dat zij gevolmachtigde is van cliënte. Deze brief is binnengekomen op de afdeling Klantenreacties op 9 oktober 2023 en is niet naar de klachtenfunctionaris doorgeleid maar naar de betrokken behandelaars.

Bij brief van 13 oktober 2023 van de managers van de afdeling is aan klaagster meegedeeld, in antwoord op deze brief van 22 september, ingekomen 9 oktober 2023, dat zij deze niet kunnen behandelen daar de zorgaanbieder niet in het bezit is van een volmacht van klaagster en klaagster niet als contactpersoon is geregistreerd.

Uit de stukken blijkt dat klaagster in het bezit is van een algemene volmacht om cliënte te vertegenwoordigen. Deze algemene volmacht is opgesteld in het kader van de behandeling van een eerdere klacht in december 2022. De onafhankelijk klachtenfunctionaris heeft haar dossier met betrekking tot deze klacht niet gedeeld met de zorgaanbieder. Deze volmacht is niet aan het zorgdossier toegevoegd.

Klaagster heeft gesteld dat zij de volmacht in september 2023 heeft toegestuurd aan de klachtenfunctionaris. De klachtenfunctionaris heeft deze volmacht niet ontvangen zoals blijkt uit zijn brief van 13 september 2023 waarin wordt gewezen op de noodzaak van een volmacht om namens cliënte te kunnen optreden. Ook op 13 oktober 2023, zo blijkt uit de brief van de behandelaars aan klaagster, was de zorgaanbieder niet met de volmacht bekend. De zorgaanbieder heeft pas op 22 januari 2024 voor het eerst kennisgenomen van deze volmacht.

Tot en met het moment van het indienen van de klacht bij de commissie op 26 oktober 2023 was er door klaagster geen volmacht overgelegd aan de zorgaanbieder waarin cliënte klaagster heeft gemachtigd om namens haar op te treden. Naar het oordeel van de commissie heeft de zorgaanbieder terecht op
13 oktober 2023 de beslissing genomen dat klaagster niet kon worden aangemerkt als vertegenwoordiger in de zin van artikel 14 lid 1 van de Wkkgz en dat om die reden de zorgaanbieder niet kon ingaan op de eisen van klaagster. Dat klaagster deze machtiging in januari 2024 alsnog heeft overgelegd, doet aan het vorenstaande niet af.

Reeds hierom zal de commissie klaagster niet ontvankelijk verklaren in haar klacht.

Op grond van het voorgaande is de cliënt niet-ontvankelijk in de klacht.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De commissie verklaart klaagster niet ontvankelijk in de klacht.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg, bestaande uit mevrouw mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, mevrouw dr. N.D. Veen, de heer mr. R.P. Gerzon, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. W. Hartong van Ark, secretaris, op 15 augustus 2024.