Commissie: Ambulancezorg
Categorie: bejegening
Jaartal: 2024
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: ongegrond
Referentiecode:
244734/327903
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
Klager heeft in 2022 waarschijnlijk een hartvliesontsteking doorgemaakt. De pijn die hij daardoor ondervond was ondraaglijk. Klager heeft in 2022 driemaal een ambulance gebeld en driemaal is een ambulance gekomen zonder hem mee te nemen naar het ziekenhuis. Klager verwijt de zorgaanbieder dat hierdoor geen aanvullend onderzoek is verricht en klager niet de benodigde medicatie heeft ontvangen tegen de ontsteking en de pijn waardoor hij gezondheidsschade heeft geleden. De commissie verklaart de klacht ongegrond. De ambulancemedewerkers hebben klager tot drie keer toe uitvoerig en volgens protocol onderzocht en op goede gronden vastgesteld dat op dat moment geen nader onderzoek in het ziekenhuis geïndiceerd was.
De uitspraak
In het geschil tussen
de heer [naam], wonende te [plaatsnaam] (hierna te noemen: de cliënt)
en
Witte Kruis Regio Zeeland, gevestigd te Goes
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).
Samenvatting
Klager heeft in 2022 waarschijnlijk een hartvliesontsteking doorgemaakt. De pijn die hij daardoor ondervond was ondraaglijk. Klager heeft in 2022 driemaal een ambulance gebeld en driemaal is een ambulance gekomen zonder hem mee te nemen naar het ziekenhuis. Klager verwijt de zorgaanbieder dat hierdoor geen aanvullend onderzoek is verricht en klager niet de benodigde medicatie heeft ontvangen tegen de ontsteking en de pijn waardoor hij gezondheidsschade heeft geleden. De commissie verklaart de klacht ongegrond. De ambulancemedewerkers hebben klager tot drie keer toe uitvoerig en volgens protocol onderzocht en op goede gronden vastgesteld dat op dat moment geen nader onderzoek in het ziekenhuis geïndiceerd was.
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Ambulancezorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De cliënt heeft de klacht voorgelegd aan de zorgaanbieder. De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.
Ter zitting werd de zorgaanbieder vertegenwoordigd door de heer [naam], medisch manager en de heer [naam], Operationeel Hoofd.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 11 juni 2024 te Utrecht.
De commissie heeft het volgende overwogen.
Beoordeling
Klacht van klager
In april 2022 ervoer klager een stekende pijn op de borst die ondraaglijk was. Klager heeft tot driemaal toe een ambulance moeten bellen. Tot driemaal toe is de ambulance inderdaad bij klager geweest maar werd hij niet meegenomen naar het ziekenhuis zodat geen aanvullend onderzoek werd verricht. Vanwege aanhoudende klachten heeft klager in het voorjaar van 2023 een cardioloog bezocht die klager vertelde dat hij in 2022 waarschijnlijk een hartvliesontsteking had doorgemaakt. Indien klager daar in 2022 medicatie voor had gekregen had hij niet zolang pijn geleden en niet zo’n afschuwelijke periode doorgemaakt. Nog steeds is de gezondheid van klager verre van optimaal. De ontsteking heeft blijvende schade veroorzaakt waardoor klager veel sneller ziek is en zijn conditie ernstig te wensen overlaat. Ook mentaal heeft klager een enorme klap opgelopen. De kwaliteit van leven van klager is enorm achteruit gegaan; klager is met zijn 34 jaar een oude man. Klager houdt de zorgaanbieder verantwoordelijk voor zijn gezondheidsschade. Als de ambulancemedewerkers adequaat hadden opgetreden, was klager alle ellende bespaard gebleven. Klager verlangt een schadevergoeding van € 25.000,– van de zorgaanbieder.
Standpunt van de zorgaanbieder
Op 6, 7 en 15 april 2022 heeft klager 112 gebeld met het verzoek een ambulance te sturen. Op 6 en 7 april 2022 heeft klager niet gesproken over pijn op de borst of hartklachten. Op 6 april 2022 werd gesproken over angst voor een belemmerende circulatie bij een pijnlijke bult op de rug, waarvoor eerder contact was geweest met de huisarts en een mogelijke relatie met het COVID vaccin door klager werd aangegeven. Ook op 7 april 2022 stonden angstklachten voorop. Alleen op 15 april 2022 heeft klager aangegeven dat sprake was van pijn op de borst. De ambulancemedewerkers hebben ter plaatse steeds onderzoek uitgevoerd conform de landelijke standaarden en geldende protocollen. Op 7 en 15 april 2022 werd een ECG gemaakt en afgelezen. Volgens het protocol was een transport naar het ziekenhuis in geen van de drie keren geïndiceerd. Aan klager is het advies gegeven zorg te vervolgen via de huisarts. Dat een cardioloog zou hebben gezegd dat de ambulancemedewerkers de klachten van klager zouden moeten herkennen als hartvliesontsteking is door klager niet aangetoond. De zorgaanbieder stelt zich op het standpunt dat de ambulancemedewerkers hebben gehandeld, zoals van een goed handelend zorgprofessional mag worden verwacht.
Oordeel van de commissie De commissie stelt vast dat klager in 2022 driemaal een ambulance heeft gebeld en de zorgaanbieder driemaal een ambulance naar klager heeft gestuurd. Driemaal is klager uitvoerig onderzocht en tweemaal is een ECG gemaakt hoewel de zorgaanbieder hiertoe niet gehouden was. Het protocol en de standaarden zijn goed gevolgd en klager is verwezen naar zijn huisarts. De commissie is van oordeel dat de zorgaanbieder op juiste gronden heeft vastgesteld dat een gang naar het ziekenhuis voor eventueel aanvullend onderzoek niet geïndiceerd was. Dat de cardioloog tot wie klager zich een jaar later, in 2023, heeft gewend aan klager te kennen heeft gegeven dat klager in 2022 mogelijk een hartvliesontsteking had doorgemaakt maakt dat niet anders. De commissie verklaart de klacht van klager ongegrond.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie verklaart de klacht van klager ongegrond en wijst het door hem verzochte af.
Het door de cliënt verlangde wordt afgewezen.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Ambulancezorg, bestaande uit mevrouw mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, de heer P. Haasbeek, de heer mr. P.O.H. Gevaerts, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. J.C. Quint, secretaris, op 11 juni 2024.