
Commissie: Zorg Algemeen
Categorie: -
Jaartal: 2024
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: onbevoegd
Referentiecode:
249446/382879
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
Een cliënt heeft een klacht ingediend tegen de zorgaanbieder vanwege de levering van steunzolen die volgens haar te smal zijn en onvoldoende hielstabilisatie bieden, waardoor zij pijnklachten heeft gekregen. De klacht richt zich op de aansprakelijkheid van de zorgaanbieder voor het leveren van ondeugdelijke medische hulpmiddelen. De Geschillencommissie Zorg Algemeen beoordeelt eerst of zij bevoegd is om het geschil te behandelen. Volgens de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) vallen klachten over hulpmiddelenzorg niet onder haar werkingssfeer. Medische hulpmiddelen, zoals steunzolen, worden expliciet uitgesloten van de Wkkgz in het Besluit zorgverzekering en het Uitvoeringsbesluit Wkkgz. De wetgever heeft bepaald dat dergelijke geschillen onder de reguliere productaansprakelijkheid vallen. De commissie stelt vast dat fabrikanten en leveranciers van medische hulpmiddelen geen zorgaanbieder zijn in de zin van de Wkkgz. Hierdoor wordt de klacht niet inhoudelijk behandeld. De commissie verklaart zich onbevoegd om het geschil te beslechten. Daarmee wordt de klacht niet verder in behandeling genomen.
De uitspraak
in het geschil tussen
[naam], wonende te [woonplaats] (hierna te noemen: de cliënt)en
Livit Orthopedie b.v., gevestigd te Amsterdam
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).
Samenvatting
Klaagster stelt de zorgaanbieder aansprakelijk voor het leveren van steunzolen die te smal zijn en onvoldoende stabilisatie van de hiel geven, waardoor zij pijnklachten heeft gekregen. De commissie beoordeelt of een leverancier/vervaardiger van medische hulpmiddelen is aan te merken als zorgaanbieder in de zin van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz). Naar het oordeel van de commissie vallen klachten met betrekking tot de levering van steunzolen niet onder de werkingssfeer van de Wkkgz. De commissie is dan ook niet bevoegd om het geschil te behandelen.
Behandeling van het geschil
De Geschillencommissie Zorg Algemeen (verder te noemen: de commissie) heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
Uit de stukken blijkt dat eerst dient te worden vastgesteld of de commissie bevoegd is het geschil te behandelen.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 10 december 2024 te Utrecht. Partijen zijn niet voor de zitting opgeroepen.
Beoordeling
De commissie overweegt als volgt.
De klacht luidt als volgt. Klaagster heeft zich bij verweerder steunzolen laten aanmeten. Nadat zij langere tijd op deze steunzolen heeft gelopen, heeft zij pijnklachten gekregen, die volgens haar fysiotherapeut zijn veroorzaakt door deze steunzolen. Een door klaagster geconsulteerde (andere) leverancier stelt zich op het standpunt dat de nieuwe zolen te smal zijn en onvoldoende stabilisatie van de hiel geven. Tevens sluit de correctie van de middenvoet niet optimaal aan. Klaagster stelt verweerder aansprakelijk.
Allereerst dient de commissie in het kader van haar bevoegdheid te beoordelen of de aanbieder in het onderhavige geschil is te kwalificeren als een zorgaanbieder in de zin van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz). Pas na positieve beantwoording van die vraag kunnen respectievelijk het beroep op niet-ontvankelijkheid zoals gedaan door de zorgaanbieder en (bij afwijzing daarvan) een inhoudelijke behandeling aan de orde komen.
Op grond van artikel 19, lid 1, van de Wkkgz heeft de commissie tot taak geschillen over gedragingen van een zorgaanbieder jegens een cliënt in het kader van de zorgverlening te beslechten. Zorg is in de Wkkgz gedefinieerd als Wlz-zorg, Zvw-zorg en andere zorg. Onder ‘andere zorg’ vallen handelingen op het gebied van de individuele gezondheidszorg, zoals beschreven in artikel 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) en handelingen met een ander doel dan het bevorderen of bewaken van de gezondheid van de cliënt. Met het laatste wordt onder meer gedoeld op alternatieve en cosmetische zorg.
De aanbieder vervaardigt en levert medische hulpmiddelen – in dit geval steunzolen. Bij de commissie ligt de vraag voor of makers en leveranciers van medische hulpmiddelen ook als zorgaanbieder in de zin van de Wkkgz zijn te kwalificeren. De commissie is gebleken dat de aanbieder zich voor de behandeling van geschillen heeft geregistreerd bij de commissie. Naar het oordeel van de commissie berust deze registratie echter niet op een juridisch correcte interpretatie van de Wkkgz.
Ter motivering van haar oordeel verwijst de commissie allereerst naar de Wkkgz. Uit artikel 1, lid 3, van de Wkkgz volgt dat bij ministeriële regeling geregeld kan worden dat de wet niet van toepassing is op hulpmiddelenzorg. Deze uitzondering is als zodanig geëffectueerd in het Uitvoeringsbesluit Wkkgz, in artikel 2.1 onder b: De wet is niet van toepassing op hulpmiddelenzorg als omschreven in artikel 2.9 van het Besluit zorgverzekering.
In artikel 2.9 van het Besluit Zorgverzekering staat vervolgens dat dit functionerende hulpmiddelen en verbandmiddelen betreft, zoals bij ministeriële regeling aangewezen. De bedoelde ministeriële regeling betreft de Regeling Zorgverzekering, waarin in artikel 2.6 een lange lijst is opgenomen van uitgesloten hulpmiddelen.
In deze lijst van uitgesloten hulpmiddelen staan onder andere: uitwendige hulpmiddelen gerelateerd aan stoornissen in het bewegingssysteem, als omschreven in artikel 2.12 (onder e). In artikel 2.12 staat dat hulpmiddelen als bedoeld in artikel 2.6, onderdeel e, omvatten (onder andere): hulpmiddelen, niet zijnde een hulpmiddel voor verzorging en verpleging op bed als omschreven in artikel 2.17, ter compensatie van beperkingen bij het lopen.
De commissie is van oordeel dat steunzolen onder deze definitie vallen. Dit leidt tot de conclusie dat het hulpmiddel dat in het onderhavige geschil ter discussie staat, onder de uitgesloten hulpmiddelen valt en dat de commissie daarom niet bevoegd is dit geschil te behandelen.
Op grond van de wetshistorie heeft de wetgever naar het oordeel van de commissie ook niet beoogd om vervaardigers en leveranciers van medische hulpmiddelen onder de werking van de Wkkgz te laten vallen. De commissie verwijst hiervoor naar het Besluit van 13 november 2015, houdende vaststelling van nadere regels ter uitvoering van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Uitvoeringsbesluit Wkkgz), waar op pagina 48 het volgende staat: ‘De wet is daarom niet van toepassing op de hulpmiddelenzorg die op grond van artikel 2.9 van het Besluit zorgverzekering onderdeel uitmaakt van de dekking van de zorgverzekering; in artikel 2.6 van de Regeling zorgverzekering zijn de hulpmiddelen en verbandmiddelen die het betreft, aangewezen, zoals gehoorhulpmiddelen, infuuspompen of schoenvoorzieningen etc. Met de gekozen formulering is toepasselijkheid van de wet uitgesloten voor leveranciers en fabrikanten van hulpmiddelen die men zelf kan aanschaffen en voor leveranciers en fabrikanten van hulpmiddelen die uitsluitend door tussenkomst van een arts/zorgverlener kunnen worden verkregen; in dat laatste geval valt de arts/zorgverlener als zorgaanbieder al onder de werking van de wet. Als een cliënt een klacht heeft, kan hij of zij deze indienen bij de fabrikant of leverancier.’
Uit dit besluit volgt dat voor dergelijke klachten de reguliere productaansprakelijkheid volstaat.
Conclusie
De commissie kan op grond van de wettekst en de wetshistorie niet anders concluderen dan dat aanbieders die medische hulpmiddelen leveren geen zorgaanbieder zijn in de zin van de Wkkgz. Op grond van het voorgaande acht de commissie zich onbevoegd het geschil te behandelen.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie verklaart zich onbevoegd van het geschil kennis te nemen.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Zorg Algemeen, bestaande uit mevrouw mr. dr. E. Venekatte, voorzitter, de heer prof. dr. B.J. van Royen, de heer mr. S. Sierksma, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. W. Hartong van Ark, secretaris, op 10 december 2024.