
Commissie: Verpleging Verzorging en Geboortezorg
Categorie: -
Jaartal: 2024
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: ten dele gegrond
Referentiecode:
253600/516894
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
De cliënte heeft een klacht ingediend tegen de zorgaanbieder vanwege de zorgverlening aan haar moeder tijdens een revalidatietraject. Ze verwijt de zorgaanbieder nalatigheid, onzorgvuldigheid en slechte communicatie op meerdere punten. De Geschillencommissie Verpleging Verzorging en Geboortezorg heeft de zaak beoordeeld en twee klachtonderdelen gegrond verklaard, namelijk het niet tijdig inschakelen van een diëtist en het niet wegen bij de intake. De overige klachtonderdelen zijn ongegrond verklaard. De commissie oordeelde dat de zorgaanbieder grotendeels conform de professionele standaard heeft gehandeld. De vordering tot schadevergoeding is afgewezen.
De uitspraak
in het geschil tussen
mevrouw [naam], wonende te [woonplaats] (hierna te noemen: de cliënt)
en
Stichting Swinhove Groep, gevestigd te Zwijndrecht
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).
Samenvatting
De moeder van de cliënte verbleef in verband met een revalidatie bij de zorgaanbieder. De cliënte heeft vele klachten ingediend tegen de zorgaanbieder omdat volgens haar de medewerkers van de zorgaanbieder nalatig zijn geweest, onprofessioneel en onzorgvuldig hebben gehandeld en ondeugdelijk hebben gecommuniceerd. De commissie verklaart twee klachtonderdelen gegrond en de overige klachtonderdelen ongegrond. De vordering tot schadevergoeding wijst de commissie af.
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Verpleging Verzorging en Geboortezorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De cliënt heeft de klacht voorgelegd aan de zorgaanbieder. De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen. Partijen hebben de zitting bijgewoond en hun standpunt nader toegelicht. De zorgaanbieder werd vertegenwoordigd mevrouw [naam], mevrouw drs. [naam] en de heer [naam], en is bijgestaan door mevrouw mr. [naam].
De behandeling heeft plaatsgevonden op 2 december 2024 te Utrecht.
De commissie heeft het volgende overwogen.
Beoordeling
De moeder van de cliënte verbleef ten behoeve van een revalidatietraject op de revalidatieafdeling van de zorgaanbieder. De cliënte heeft een klacht ingediend tegen de zorgaanbieder, omdat volgens haar de medewerkers van de zorgaanbieder nalatig zijn geweest, onprofessioneel en onzorgvuldig hebben gehandeld en ondeugdelijke hebben gecommuniceerd. De commissie begrijpt uit de brief van 18 december 2023 en het klachtenformulier dat de cliënte de zorgaanbieder concreet verwijt dat:
1. De intake van de moeder van de cliënte onzorgvuldig is geweest aangezien familie van de moeder van de cliënte daar niet bij betrokken waren. Tijdens de intake is geen dan wel onvoldoende aandacht geweest voor hypertensie, een beroerte die zij gehad heeft, diëtiek in verband met haar gewicht en de duur van het gebruik van de rolstoel;
2. Het opgestelde zorgplan naar aanleiding van de ziekenhuisoverdracht onzorgvuldig tot stand is gekomen;
3. Onzorgvuldig is omgegaan met het zorgplan wat betreft ondertekening;
4. De behandeling op het gebied van voeding en drinken onzorgvuldig is geweest;
5. De moeder van de cliënte nooit op tijd gereed werd gemaakt voor (externe) afspraken waardoor zij deze regelmatig moest overslaan;
6. De moeder van de cliënte een stuitwond heeft opgelopen;
7. De toediening van medicatie onzorgvuldig verliep;
8. Geen rekening is gehouden met haar anorexia verleden;
9. Er niet adequaat gereageerd wordt op haar slaapapneu uitslag van het ziekenhuis;
10. Slecht is gecommuniceerd met de cliënte, dat de verslaglegging slecht is en die verslaglegging wordt aangepast;
11. De omstandigheden waaronder de moeder van de cliënte in het zorgcentrum van de zorgaanbieder verbleef slecht waren;
12. De problemen rond de bloeddruk bij de moeder van de cliënte onzorgvuldig zijn behandeld;
13. Medicatie die de moeder van de cliënte kreeg is stopgezet;
14. De verzorging van de moeder van de cliënte ondermaats is geweest;
15. Niet duidelijk was wie het aanspreekpunt was voor de cliënte en onduidelijk welke instructies er waren voor de medewerkers terwijl deze niet of nauwelijks werden opgevolgd;
16. Een personeelslid beledigend en intimiderend is geweest;
17. Salbutamol is toegediend (zonder voorzetkamer);
18. Onduidelijk is wat de doodsoorzaak van de moeder van de cliënte is.
De cliënte vordert een schadevergoeding van € 19.971,59, het bedrag van de totale behandelkosten (maal anderhalf) die gemoeid zijn geweest met het verblijf van de moeder van de cliënte bij de zorgaanbieder.
De zorgaanbieder heeft op twee punten de klacht van de cliënte onderschreven: een diëtiste had direct na opname van de moeder van de cliënte geconsulteerd moeten worden en bij de intake had het gewicht van de moeder van de cliënte gemeten moeten worden. Voor het overige heeft de zorgaanbieder de klachtonderdelen gemotiveerd betwist. De zorgaanbieder heeft verzocht die klachtonderdelen ongegrond te verklaren en de vordering tot schadevergoeding af te wijzen.
De commissie stelt het volgende voorop.
De overeenkomst die de moeder van de cliënte met de zorgaanbieder heeft gesloten, betreft een behandelingsovereenkomst in de zin van artikel 7:446 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Op grond van de zorgovereenkomst die de cliënt met de zorgaanbieder is aangegaan, moet de zorgaanbieder bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen en daarbij handelen in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard (de zorgplicht uit artikel 7:453 van het BW). Deze zorgplicht houdt in dat de zorgaanbieder die zorg moet betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht.
De commissie stelt vast dat de cliënte in de kern verwijt dat de zorg die de moeder van de cliënte geleverd kreeg in al zijn facetten volstrekt onvoldoende was. De cliënte en de zorgaanbieder staan lijnrecht tegenover elkaar. De cliënte betwist veelal wat in het zorgdossier staat opgenomen. De zorgaanbieder heeft op twee punten de klachtonderdelen van de cliënte gegrond geacht en de overige klachtonderdelen gemotiveerd betwist. De zorgaanbieder verwijst daarbij in de kern naar hetgeen in het zorgdossier is opgenomen en hetgeen uit het PRISMA-onderzoek volgt dat is uitgevoerd nadat de cliënte de klachten had ingediend. De commissie dient in principe – behoudens tegenbewijs – uit te gaan van hetgeen in het zorgdossier is opgenomen. Verder stelt de commissie vast dat het PRISMA-onderzoek is uitgevoerd door een persoon die niet betrokken is geweest bij de zorg van de moeder van de cliënte.
De commissie overweegt per klachtonderdeel als volgt.
Ad 1. De intake van de moeder van de cliënte is onzorgvuldig geweest.
Ad 2. Het opgestelde zorgplan naar aanleiding van de ziekenhuisoverdracht is onzorgvuldig tot stand gekomen.
De zorgaanbieder heeft erkend dat de moeder van de cliënte gewogen had moeten worden bij de intake en dat direct een diëtiste ingeschakeld had moeten worden. De commissie zal de klacht wat dat betreft gegrond verklaren. Dit geldt niet voor de overige onderdelen van deze klacht.
Allereerst is van belang dat de moeder van de cliënte wilsbekwaam was. Verder is van belang dat de cliënte bij een gedeelte van de intake is geweest en bij het deel dat door de arts is uitgevoerd heeft die arts getracht telefonisch contact met de cliënte te zoeken. De cliënte heeft op 2 november 2023 tijdens een voorgesprek met een medewerker van de zorgaanbieder en nadien ook de gelegenheid gehad het een en ander met de medewerkers van de zorgaanbieder te delen wat haar relevant leek met het oog op het zorgplan en dus met het oog op de verzorging van haar moeder. Gelet op deze omstandigheden is de commissie van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de intake en het opstellen van het zorgplan – behoudens de hiervoor genoemde onderdelen die gegrond zullen worden verklaard – onzorgvuldig is geweest c.q. verlopen.
Ad 3. Onzorgvuldig is omgegaan met het zorgplan wat betreft ondertekening.
Het is de commissie niet duidelijk wat concreet de klacht behelst. De zorgaanbieder heeft uitgelegd hoe het zorgplan tot stand is gekomen en heeft aangegeven dat de cliënte het zorgplan op 2 december 2023 heeft ondertekend. Dat niet eerder een definitief zorgplan is opgesteld heeft de zorgaanbieder uitgelegd en de commissie acht het verloop tot aan de definitieve versie van 2 december 2023 alleszins redelijk. Van enig onzorgvuldig handelen van een hulpverlener van de zorgaanbieder is niet gebleken. Dit klachtonderdeel is ongegrond.
Ad 4. De behandeling op het gebied van voeding en drinken is onzorgvuldig geweest.
Het is de commissie niet duidelijk geworden wat concreet de klacht is.
Voor zover het gaat om onvoldoende aandacht voor drinken en voeding wordt dit weersproken door het zorgdossier. Daaruit volgt dat de hulpverleners de nodige aandacht aan een en ander hebben besteed en telkens hebben meegedacht om ervoor te zorgen dat de moeder van de cliënte voldoende dronk en voeding binnenkreeg. Weliswaar is pas na 10 dagen bijvoeding gegeven, maar dit is een direct gevolg van het niet snel genoeg inschakelen van een diëtiste als besproken onder klachtonderdelen 1 en 2. Dat de hulpverleners van de zorgaanbieder voor het overige onzorgvuldig hebben gehandeld op het gebied van drinken en voeding is niet gebleken.
Voor zover het gaat om het opdienen van maaltijden die door de cliënte waren meegenomen staat voor de commissie op basis van het dossier vast dat dit wel degelijk is gebeurd en dat eventueel een alternatief werd aangeboden. Van enige tekortkoming van de zorgaanbieder is niet gebleken.
Dit klachtonderdeel is ongegrond.
Ad 5. De moeder van de cliënte werd nooit op tijd gereed gemaakt voor (externe) afspraken waardoor zij deze regelmatig moest overslaan.
De commissie stelt vast dat uit het dossier volgt dat de moeder van de cliënte regelmatig te moe was of nog in bed lag waardoor een afspraak met de fysiotherapeut geen doorgang kon vinden. De moeder van de cliënte gaf zelf aan te moe te zijn voor de afspraak. De fysiotherapeut heeft haar in die gevallen gestimuleerd om enige oefeningen te doen. De zorgaanbieder erkent dat de moeder van de cliënte eenmalig te laat gereed was voor een uitje met de cliënte. Dat brengt evenwel niet met zich mee dat de zorgaanbieder een verwijt kan worden gemaakt. Niet is gebleken dat dit vaker is voorgekomen. Dit klachtonderdeel is ongegrond.
Ad 6. De moeder van de cliënte heeft een stuitwond opgelopen.
De commissie stelt vast dat bij de overdracht van het ziekenhuis naar de zorgaanbieder niet is vermeld dat de moeder van de cliënte een stuitwond had. Deze wond is op 7 november 2023 door een hulpverlener van de zorgaanbieder geconstateerd en is nadien verzorgd blijkens het zorgdossier. De commissie is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de zorgaanbieder enig verwijt kan worden gemaakt. Dit klachtonderdeel is ongegrond.
Ad 7. De toediening van medicatie verliep onzorgvuldig.
Het is de commissie niet duidelijk wat exact de klacht is wat betreft de toediening van medicatie. Uit het zorgdossier volgt dat medicatie aan de moeder van de cliënte uitgereikt diende te worden en dat zij zelf de medicatie innam. De op dat moment aanwezige medewerker diende toezicht te houden. Van enig incident blijkt niet uit het dossier. Voor zover het de salbutamol betreft verwijst de commissie naar punt 17. Dit klachtonderdeel is ongegrond.
Ad 8. Geen rekening is gehouden met het anorexia verleden van de moeder van cliënte.
De commissie stelt vast dat bij de overdracht van het ziekenhuis aan de zorgaanbieder niets is vermeld over een anorexia verleden. Ook is niet gebleken dat dit op enig moment is benoemd door de moeder van de cliënte of de cliënte. Bij die stand van zaken kan de zorgaanbieder ter zake geen enkel verwijt worden gemaakt. Dit klachtonderdeel is ongegrond.
Ad 9. Er wordt niet adequaat gereageerd op de slaapapneu uitslag van de moeder van cliënte van het ziekenhuis.
De commissie stelt vast dat de cliënte op 24 november 2023 de uitslag van het slaapcentrum doorgeeft aan een hulpverlener van de zorgaanbieder. De moeder van de cliënte blijkt slaapapneu te hebben. De cliënte stelt dat een arts van de zorgaanbieder niet heeft gemeld dat fentanyl op de medicatielijst staat terwijl slaapapneu en fentanyl geen goede combinatie is. Op 27 november 2023 wordt – zo wordt aanvankelijk gesteld – gestopt met fentanyl waarbij wordt aangetekend dat deze medicatie slechts eenmaal is gebruikt. Op de zitting is gebleken dat fentanyl in zijn geheel niet is gebruikt en dat het die ene keer een paracetamol betrof.
De commissie is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de hulpverleners van de zorgaanbieder onzorgvuldig hebben gehandeld. Het hebben van slaapapneu is op zichzelf geen contra-indicatie voor het gebruik van fentanyl. Voor het overige is ook niet gebleken dat de hulpverleners van de zorgaanbieder inadequaat hebben gereageerd op de slaapapneu uitslag. Dit klachtonderdeel is ongegrond.
Ad 10. Er is slecht gecommuniceerd met de cliënte, de verslaglegging is slecht is en die verslaglegging wordt aangepast.
De commissie stelt vast dat uit de stukken niet volgt dat de communicatie met de cliënte moeizaam of slecht verliep. De cliënte stelt dit, maar onderbouwt dit niet voldoende met stukken. Dit klachtonderdeel is ongegrond.
De cliënte stelt dat het medische dossier van haar moeder is aangepast op het punt van haar gewicht. De zorgaanbieder heeft dat betwist en gesteld dat enkel op de dag zelf een aanpassing aan de orde kan zijn. De cliënte heeft haar stelling op geen enkele wijze onderbouwd en het enkele feit dat tussen twee weegmomenten 1,9 kilo verschil zit maakt niet dat de verslaglegging achteraf – om wat voor reden dan ook – is aangepast. Ook dit klachtonderdeel is ongegrond.
Ad 11. De omstandigheden waaronder de moeder van de cliënte in het zorgcentrum van de zorgaanbieder verbleef waren slecht.
De commissie stelt vast dat de cliënte en haar moeder hebben geklaagd over tochten kou in het restaurant. In verband daarmede is afgesproken dat de moeder van de cliënte de maaltijden op haar kamer nuttigt of in de koffiecorner, een afspraak die is verwerkt in het zorgdossier zodat de hulpverleners van de zorgaanbieder hiervan op de hoogte waren. De zorgaanbieder stelt dat zij niet eerder klachten heeft ontvangen over tocht en kou in het restaurant en dat de koffiecorner slechts sporadisch bezet is waardoor cliënten daar niet kunnen plaatsnemen. Gelet op deze stand van zaken kan niet worden vastgesteld dat de zorgaanbieder tekort is geschoten in haar zorgplicht.
Dat geldt ook voor de luchtkwaliteit waarvan de cliënte enkel heeft gesteld dat die slecht was.
Ad 12 en 13. De problemen rond de bloeddruk bij de moeder van de cliënte zijn onzorgvuldig behandeld en medicatie die de moeder van de cliënte kreeg is stopgezet
De commissie stelt vast dat uit het zorgdossier volgt dat bij de intake aandacht is geweest voor de bloeddruk van de moeder van de cliënte en het meten daarvan. Uit dat dossier volgt verder dat de bloeddruk veelvuldig is gemeten en waar nodig maatregelen zijn genomen om de bloeddruk op te hogen.
Ook blijkt uit het zorgdossier dat hierover overleg is geweest met de cliënte en dat de cliënte wensen had met betrekking tot medicatie terwijl dat volgens de arts risico’s met zich meebracht gelet op de lage bloeddruk van de moeder van de cliënte op dat moment. Van enige onzorgvuldige handeling van een hulpverlener van de zorgaanbieder op dit punt is de commissie niet gebleken. Dit klachtonderdeel is ongegrond.
Ad 14. De verzorging van de moeder van de cliënte is ondermaats geweest.
Het is de commissie niet duidelijk geworden waar de cliënte precies op doelt bij ondermaatse verzorging. Voor zover het betrekking heeft op een van de klachtonderdelen die reeds besproken zijn wordt daarnaar verwezen. Voor het overige kan de commissie hier geen oordeel over vellen. Dit klachtonderdeel is ongegrond.
Ad 15. Niet duidelijk was wie het aanspreekpunt was voor de cliënte en onduidelijk was welke instructies er waren voor de medewerkers terwijl deze niet of nauwelijks werden opgevolgd.
De commissie stelt vast dat uit het dossier volgt dat meerdere hulpverleners, onder wie artsen en verpleegkundigen, betrokken waren bij de zorg van de moeder van de cliënte. Uit het dossier volgt verder dat de cliënte regelmatig contact heeft gehad met verscheidene hulpverleners van de zorgaanbieder. Zij wist de weg naar de hulpverleners klaarblijkelijk te vinden. Dat er mogelijk enige onduidelijkheid bestond rond het eerste aanspreekpunt maakt niet dat de zorgaanbieder onzorgvuldig heeft gehandeld. Het belangrijkste is dat de cliënte haar weg wist te vinden naar hulpverleners die betrokken waren bij de zorg van de moeder van de cliënte. Dit klachtonderdeel is ongegrond.
Dat opdrachten van de arts aan de zorgmedewerkers van de zorgaanbieder niet of onvoldoende adequaat zijn opgevolgd blijkt niet uit het dossier, ook niet met betrekking tot de bloeddruk van de moeder van de cliënte. Ook dit klachtonderdeel is ongegrond.
Ad 16. Een personeelslid is beledigend en intimiderend opgetreden.
Het is de commissie niet duidelijk geworden wanneer de belediging en intimidatie plaats zou hebben gehad en wat die zouden behelzen. Uit het zorgdossier volgt in ieder geval niet enig incident dat hiervoor in aanmerking komt. De commissie kan hier dus geen oordeel over vellen en zal dit klachtonderdeel ongegrond verklaren.
Ad 17. Salbutamol is toegediend (zonder voorzetkamer).
De commissie stelt vast dat de zorgaanbieder heeft erkend dat door een hulpverlener van de zorgaanbieder eenmaal geen voorzetkamer is gebruikt bij het toedienen van salbutamol. De betreffende medewerker kon de voorzetkamer niet vinden en heeft vervolgens met gebruik van het internet en na overleg met een triageverpleegkundige salbutamol toegediend zonder gebruik te maken van een voorzetkamer. De commissie is van oordeel dat desbetreffende hulpverlener zorgvuldig heeft gehandeld. De zorgaanbieder kan voor die ene keer geen verwijt worden gemaakt. Dat dit vaker is voorgekomen is niet gebleken. Dit klachtonderdeel is ongegrond.
Ad 18. Onduidelijk is wat de doodsoorzaak van de moeder van de cliënte is.
De cliënte stelt dat er een causaal verband bestaat tussen de tekortkomingen van de zorgaanbieder en het overlijden van de moeder van de cliënte. Nu de commissie enkel de klachtonderdelen betreffende de diëtiste en het wegen gegrond verklaart dient de commissie te beoordelen of er verband bestaat tussen die tekortkomingen en het overlijden van de moeder van de cliënte. Het dossier biedt daarvoor geen aanwijzingen en de cliënte heeft dit ook geenszins aannemelijk gemaakt. Het komt de commissie bovendien niet aannemelijk voor. Dit klachtonderdeel is ongegrond.
De commissie is van oordeel dat de zorg aan de daaraan te stellen zorgvuldigheidsmaatstaven heeft voldaan en dat door de hulpverleners gehandeld is zoals van hen verwacht mag worden. De commissie zal de vordering tot schadevergoeding integraal afwijzen, nu enige grond voor toewijzing ontbreekt. Dat wordt niet anders door de klachten die de commissie gegrond verklaart, nu die tekortkomingen niet afdoen aan het feit dat in de kern de zorg aan de maatstaven voldeed.
Nu de klacht van de cliënte door de commissie gedeeltelijk gegrond is bevonden, dient de zorgaanbieder overeenkomstig het reglement van de commissie het door de cliënte betaalde klachtengeld ad € 52,50 te vergoeden.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ten dele gegrond is.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
– verklaart de klachtonderdelen betreffende het inschakelen van een diëtiste en het wegen van de moeder van de cliënte gegrond;
– verklaart de overige klachtonderdelen ongegrond;
– wijst de vordering tot schadevergoeding af;
– bepaalt dat de zorgaanbieder binnen veertien dagen na verzending van dit bindend advies aan de cliënte een bedrag van € 52,50 ter zake van het door haar betaalde klachtengeld dient te betalen.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Verpleging Verzorging en Geboortezorg, bestaande uit mevrouw mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, mevrouw mr. M.B. van Leusden-Donker, de heer mr. P.O.H. Gevaerts, leden, in aanwezigheid van de heer mr. N. van Gelder, secretaris, op 2 december 2024.