Geschil over medicatie, nazorg en medische behandeling bij langdurige psychiatrische opname

De Geschillencommissie Zorg




Commissie: Geestelijke Gezondheidszorg    Categorie: -    Jaartal: 2025
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: ongegrond   Referentiecode: 349020/659815

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

De Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg heeft geoordeeld dat de zorgaanbieder heeft gehandeld zoals van een redelijk bekwaam en handelend zorgaanbieder mag worden verwacht. De klacht betrof de behandeling van de zoon van de cliënte tussen 2018 en 2024, waarbij de cliënte stelde dat er sprake was van nalatigheid, overmatige medicatie en onvoldoende nazorg. De commissie heeft vastgesteld dat er regelmatig overleg was met specialisten en dat de zoon psychiatrisch en somatisch werd onderzocht. Hoewel de zorgaanbieder erkende dat sommige zaken beter hadden gekund, zoals bij de diagnose van een navelbreuk, was er geen sprake van een schending van de zorgplicht. De commissie concludeerde verder dat de zorgaanbieder na ontslag van de zoon voldoende inspanningen heeft geleverd om ondersteuning te bieden. Ook werd niet aangetoond dat vertraging bij de verstrekking van het medisch dossier opzettelijk was. Daarnaast is vastgesteld dat de schuld van de cliënte bij Anderszorg niet te wijten was aan de zorgaanbieder. Omdat geen nalatigheid of tekortkomingen zijn bewezen, is de klacht ongegrond verklaard en zijn de verzoeken van de cliënte afgewezen. De zorgaanbieder is wel behandelingskosten aan de commissie verschuldigd.

De uitspraak

in het geschil tussen

[naam] de moeder en curator van [naam], wonende te [woonplaats] (hierna te noemen: de cliënte),

en

Parnassia Groep BV, gevestigd te ‘s-Gravenhage
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).

Samenvatting

De Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg (verder te noemen: de commissie) is van oordeel dat de zorgaanbieder bij de behandeling van de zoon van de cliënte heeft gehandeld zoals van een redelijk bekwaam en redelijk handelend zorgaanbieder mag worden verwacht. De commissie stelt namelijk vast dat er veelvuldig overleg is geweest met specialisten over de behandeling van de zoon van de cliënte en de aan hem toe te dienen medicatie. Daarnaast werd de zoon van de cliënte gedurende de behandelperiode waar mogelijk psychiatrisch en somatisch onderzocht door zijn behandelaren. Hoewel er achteraf gezien dingen beter hadden gekund, leidt dit niet tot de conclusie dat de zorgaanbieder hierdoor haar zorgplicht heeft geschonden.

Behandeling van het geschil

Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de commissie te laten beslechten.

De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

De behandeling heeft plaatsgevonden op 31 januari 2025 te Den Haag. De cliënte is ter zitting verschenen, vergezeld door haar ex-partner, [naam]. Namens de zorgaanbieder zijn ter zitting verschenen [naam], jurist, [naam], directeur zorg en psychiater en [naam], toehoorder.

Beoordeling

Inleiding

De zoon van de cliënte, [naam], (leeftijd: 40 jaar) heeft psychiatrische problemen. Vanwege deze problemen is hij in de periode van 2005 tot en met 2024 meerdere malen bij de zorgaanbieder opgenomen.

De klacht

De cliënte stelt zich op het standpunt dat de zorgaanbieder tekortgeschoten is in haar zorgplicht bij de behandeling van haar zoon in de periode van 2018 tot en met 2024. Zij heeft hiertoe in het door haar ingevulde klachtenformulier en ter zitting, samengevat weergegeven, de volgende omstandigheden aangevoerd.

Gevolgen te zware medicatie
De zorgaanbieder heeft de zoon van de cliënte tijdens de LIB (Langdurig Intensieve behandeling) opname in de periode van 2018 tot 23 februari 2019 te zware medicatie toegediend, te weten onder meer 40 milligram diazepam per dag. De zoon van de cliënte kreeg door deze zware medicatie bijwerkingen zoals gewichtstoename, moeite met bewegen en kortademigheid. Ondanks dat de zoon van de cliënte tot drie keer toe een bloedtransfusie heeft gekregen wegens bloedarmoede en de cliënte meerdere keren aan de behandelaren kenbaar heeft gemaakt zich zorgen te maken over de bijwerkingen, werden de bijwerkingen niet serieus genomen door de behandelaren. Toen de cliënte bij haar zoon op bezoek ging in februari 2019 ontdekte ze dat hij geen water kreeg en 40 graden koorts had. Dit heeft ertoe geleid dat de zoon van de cliënte op 23 februari 2019 met spoed is opgenomen in het ziekenhuis met een dubbele longontsteking en nierfalen. Uiteindelijk is de zoon van de cliënte in een kunstmatige coma gehouden. Door deze ziekenhuisopname is de zoon van de cliënte getraumatiseerd en lichamelijk verminkt. Hij heeft meerdere littekens op zijn gezicht aan overgehouden en een doorgescheurde neusvleugel.

Onvoldoende ondersteuning na ontslag
Na het ontslag van de zoon van de cliënte van de gesloten afdeling van de zorgaanbieder op 4 oktober 2019 heeft de zorgaanbieder geen enkele ondersteuning geboden aan de cliënte.

Vertraging ontvangst medisch dossier
Het heeft twee maanden geduurd voordat de cliënte het medisch dossier van haar zoon ontving van de zorgaanbieder. Volgens de zorgaanbieder moest het medisch dossier gecontroleerd worden en moesten bepaalde stukken aangepast worden, omdat zij bang was dat de cliënte een klacht zou indienen over de behandeling van haar zoon door de zorgaanbieder en de gebeurtenissen binnen de gesloten afdelingen van de zorgaanbieder. De cliënte heeft van dit punt melding gemaakt in haar “2e klacht-mail” d.d. 4 april 2024. Uit haar toelichting bij de mondelinge behandeling leidt de commissie af, dat zij dit als een zelfstandige klachtgrond beschouwt. De zorgaanbieder is daar, gelet op haar schriftelijke en mondelinge verweer, kennelijk ook van uitgegaan.

Schuld bij Anderszorg door slordig uitschrijven van recepten
Door het slordig uitschrijven van recepten en het niet tijdig stopzetten van de medicatie van de zoon van de cliënte heeft de cliënte een grote schuld bij Anderszorg.

Niet onderkennen van hartfalen van de zoon van de cliënte
Tijdens de opname van de zoon van de cliënte in de periode van augustus 2023 tot 7 september 2023 in het Klinisch Centrum Acute Psychiatrie (KCAP) heeft de art-assistent psychiatrie van de zorgaanbieder niet onderkent dat hij hartfalen had. Ondanks dat de cardioloog nog niet had vastgesteld dat er sprake was van hartfalen, is de art-assistent psychiatrie begonnen met het toedienen van het zware medicijn Furosemide aan de zoon van de cliënte. Hij heeft hierdoor nog meer bijwerkingen gekregen, zoals moeite met slikken en heftige buikpijn.

Spoedopname navelbreuk
De behandelaren hebben niet ingegrepen toen de zoon van de cliënte ruim vier dagen achter elkaar moest braken door een overdosering aan medicatie. De cliënte heeft vervolgens ontdekt dat haar zoon een navelbreuk had. Als gevolg hiervan is de zoon van de cliënte op 8 april 2024 met spoed opgenomen in het ziekenhuis.

De cliënte verzoekt de commissie gelet op de onzorgvuldige behandeling van haar zoon om te bepalen dat:
1. Er afspraken worden gemaakt tussen de cliënte en de behandelaren van haar zoon, zodat verzoeken van de cliënte en haar zoon serieuzer worden genomen;
2. De zorgaanbieder alle schade van de cliënte als gevolg van de diefstal tijdens de opnames van haar zoon op de gesloten afdeling van de zorgaanbieder vergoedt;
3. De zorgaanbieder alle lichamelijke, geestelijke en persoonlijke schade van de zoon van de cliënte vergoedt.

De reactie van de zorgaanbieder

De zorgaanbieder betwist dat zij onzorgvuldig heeft gehandeld bij de behandeling van de zoon van de cliënte en voert hiertoe, voor zover relevant, het volgende aan.

Diazepam
Aan de zoon van de cliënte is diazepam voorgeschreven in verband met agressieve impulsdoorbraken bij zijn chronisch psychotische beeld. Zonder diazepam was er namelijk sprake van oninvoelbaarheid en (dreigende) agressie. Bij overname van de behandeling op de LIB zijn ervoor zover bekend geen aanpassingen geweest in de dosering diazepam en gebruikte de zoon van de cliënte deze medicatie al een tijd. Hij weigerde met regelmaat diazepam, maar vroeg ook vaak zelf om extra diazepam. Vanaf 19 februari 2019 is er adequate zorg verleend toen de zoon van de cliënte koorts kreeg. Hij is waar mogelijk verzorgd, kreeg voldoende vocht, werd dagelijks onderzocht door een arts en de somatische achterwachten zijn geconsulteerd waar noodzakelijk.

Ondersteuning na ontslag
In november 2020, na het ontslag van de gesloten afdeling van de zorgaanbieder, is de zoon van de cliënte door de zorgaanbieder aangemeld bij het wijkteam. Er is echter besloten hem niet in zorg te nemen, omdat er geen zicht is op een werkbare situatie zolang de cliënte en haar zoon niet bereid zijn mee te werken. De cliënte heeft namelijk haar eigen ideeën over de hoe de zorg van haar zoon moet worden aangepakt en over zijn medicatie. Er zijn ook geen criteria om de zoon van de cliënte op dat moment gedwongen op te nemen. Er is tot aan de volgende opname wel regelmatig telefonisch contact tussen de cliënte en de psychiater van de zorgaanbieder, waarbij de medicatie van de zoon wordt besproken en voorgeschreven. Nu er met de zoon van de cliënte geen gesprek was aan te gaan, omdat hij geheel in zijn eigen wereld zat, had het bieden van psychotherapie ook geen zin. Voor het aanvragen van thuiszorg werd het gedrag van de zoon van de cliënte als te intimiderend en te onvoorspelbaar ingeschat.

Medisch dossier
Voor het overhandigen van het medisch dossier van de zoon van de cliënte aan de cliënte diende de zorgaanbieder op grond van artikel 7:465 WGBO eerst het dossier na te lezen of er gegevens over derden in staan die de privacy van derden mogelijk zouden schaden. Toen het dossier eenmaal was verzonden aan de cliënte via Veilig Verzenden liet zij weten dat ze de documenten niet kon openen. Na meerdere verzendpogingen is het toch gelukt om de cliënte inzage te geven in het dossier. Er is hierdoor enige vertraging ontstaan.

Schuld bij Anderszorg
De kosten die de cliënte bij Anderszorg heeft gemaakt bestaan, volgens de apotheker, voornamelijk uit kosten voor incontinentiemateriaal en foliumzuur. De door de zorgaanbieder voorgeschreven medicatie, Fluanxol en Lorazepam, wordt vergoed. De schuld bij Anderszorg is dan ook niet te wijten aan de zorgaanbieder.

Hartfalen
De arts-assistent psychiatrie heeft veel contact gehad met de cliënte gedurende de opname van haar zoon in het KCAP. De zorgaanbieder wijst de commissie hierbij op de door haar overgelegde bijlage 7. Gedurende de opname in het KCAP is de zoon van de cliënte bovendien nauwlettend psychiatrisch en somatisch gevolgd, onderzocht en behandeld. Er is op somatisch vlak steeds met somatische specialisten overlegd en zoon van de cliënte heeft een CT-scan gehad en een consult met de internist. Het beleid van de internist is vervolgens gevolgd. Een afspraak bij de cardioloog was niet acuut noodzakelijk en zou door het ziekenhuis worden gemaakt. De huisarts is persoonlijk telefonisch op de hoogte gesteld van de situatie en heeft de somatische controles uitgevoerd.

Spoedopname navelbreuk
Op 8 april 2024 is de zoon van de cliënte met spoed opgenomen geweest vanwege een navelbreuk. In het weekend ontstonden er al klachten bij hem en hij is meerdere malen onderzocht door de dienstdoende arts die ook steeds heeft overlegd met het diensthoofd. Op de maandag is hij opgenomen in het ziekenhuis. Dinsdag 9 april 2024 is hij geopereerd aan een navelbreuk en woensdag 10 april 2024 kwam hij weer terug op de afdeling van de zorgaanbieder. Achteraf is er tijdens de complicatiebespreking vastgesteld dat het passender zou zijn geweest als er al op zaterdag overlegd was met het ziekenhuis over het maken van een echo.
Echter, het probleem was dat de klachtenpresentatie bij de zoon van de cliënte moeilijk te duiden was. De zorgaanbieder benadrukt dat de zoon van de cliënte goed hersteld is na de operatie en dat hij er geen schade aan heeft overgehouden.

De zorgaanbieder concludeert tot ongegrond verklaring van de klacht van de cliënte en tot afwijzing van haar verzoeken.

De beoordeling van het geschil door de commissie

Het geschil heeft betrekking op de behandeling van de zoon van de cliënte bij de zorgaanbieder in de periode van 2018 tot en met 2024 (hierna: de behandelperiode). In geschil is of de zorgaanbieder zorgvuldig heeft gehandeld jegens de zoon van de cliënte in deze behandelperiode.

Voor de beoordeling van dit geschil dient de commissie de vraag te beantwoorden of de zorgaanbieder ten aanzien van de behandeling van de zoon van de cliënte heeft gehandeld zoals van een redelijk bekwaam en redelijk handelend zorgaanbieder mag worden verwacht.

De commissie overweegt als volgt.

Aan de hand van de overgelegde stukken en de toelichtingen van partijen stelt de commissie vast dat er veelvuldig overleg is geweest met specialisten over de behandeling van de zoon van de cliënte en de aan hem toe te dienen medicatie. Daarnaast werd de zoon van de cliënte gedurende de behandelperiode waar nodig en waar onder de gegeven omstandigheden mogelijk psychiatrisch en somatisch onderzocht door zijn behandelaren. Dat de zoon van de cliënte desondanks meerdere malen in het ziekenhuis is opgenomen wegens somatische klachten kan gelet op het voorgaande niet aan de zorgaanbieder worden verweten. Niet is komen vast te staan dat dit door een overdosis aan medicatie is gekomen of door nalatige zorg van zijn behandelaren. Hoewel er achteraf gezien dingen beter hadden gekund, zoals bij de constatering van de beklemde navelbreuk, leidt dit niet tot de conclusie dat de zorgaanbieder hierdoor haar zorgplicht heeft geschonden. De commissie weegt in dit verband mee het door de zorgaanbieder genoemde probleem dat de klachtenpresentatie van de zoon van de cliënte moeilijk te duiden was.

De commissie gaat niet mee in het betoog van de cliënte dat de zorgaanbieder onvoldoende ondersteuning heeft geboden na het ontslag van haar zoon van de gesloten afdeling van de zorgaanbieder. Als onbetwist is immers komen vast te staan dat de zorgaanbieder gepoogd heeft de zoon van de cliënte aan te melden bij het wijkteam en dat er regelmatig telefonisch contact was tussen de cliënte en de psychiater van de zorgaanbieder over de medicatie van haar zoon. De zorgaanbieder heeft bovendien toegelicht dat er geen thuiszorg kon worden geboden omdat het gedrag van de zoon van de cliënte te intimiderend en te onvoorspelbaar was en dat psychotherapie geen zin had gelet op de psychische toestand van de zoon van de cliënte in die periode. De zorgaanbieder heeft dan ook gedaan wat zij kon om te helpen in de betreffende situatie.

Verder is niet komen vast te staan dat de vertraging van het verzenden van het medisch dossier van de zoon van de cliënte is veroorzaakt door het schrappen van (voor de zorgaanbieder mogelijk ongunstige) informatie uit het dossier door de zorgaanbieder. Gesteld noch gebleken is immers dat er informatie over de behandeling van de zoon van de cliënte ontbreekt in het dossier. Daarentegen staan de kritische opmerkingen over de cliënte nog steeds in het dossier. Als de zorgaanbieder met het schrappen van informatie uit het dossier zou willen voorkomen dat de cliënte een klacht over haar indient, zouden deze opmerkingen ongetwijfeld zijn verwijderd. Ook is niet gebleken dat de behandeling van de zoon van de cliënte is geschaad door de vertraagde toezending van het dossier.

Voorts is gemotiveerd betwist dat de schuld van de cliënte bij Anderszorg is te wijten aan de zorgaanbieder, nu uit de overgelegde e-mail van de apotheek (bijlage 5 van de zorgaanbieder) volgt dat de door de zorgaanbieder voorgeschreven medicatie, Lorazepam en Fluanxol, door de verzekering is vergoed en dat de kosten bij de apotheek voornamelijk bestaan uit incontinentiemateriaal en foliumzuur.

De conclusie uit het voorgaande is dan ook dat de zorgaanbieder bij de behandeling van de zoon van de cliënte heeft gehandeld zoals van een redelijk bekwaam en redelijk handelend zorgaanbieder mag worden verwacht. De klacht van de cliënte zal daarom ongegrond worden verklaard en haar verzoeken worden afgewezen.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing

De commissie:
– verklaart de klacht van de cliënte ongegrond;
– wijst de verzoeken van de cliënte af.

Overeenkomstig het reglement van de commissie is de zorgaanbieder aan de commissie behandelingskosten verschuldigd.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg, bestaande uit de heer mr. L. Verheij, voorzitter, mevrouw dr. N.D. Veen, mevrouw E.M. van den Berg, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. R.H.W. Theuns-van Waasdijk, secretaris, op 31 januari 2025.