Geschil over medicatie en zorgkwaliteit tussen cliënt en zorgaanbieder

De Geschillencommissie Zorg




Commissie: Geestelijke Gezondheidszorg    Categorie: -    Jaartal: 2024
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: ongegrond   Referentiecode: 255845/524387

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

In een geschil tussen een cliënt en een zorgaanbieder wordt de zorgaanbieder verweten dat er onterecht met de medicatie van de cliënt is gemanipuleerd, wat heeft geleid tot gevaarlijke situaties zoals wegrakingen en flauwtes. De cliënt beschuldigt de zorgaanbieder van het toevoegen van schadelijke stoffen aan zijn medicatie, wat resulteerde in herhaalde medische incidenten. De cliënt verlangt een schadevergoeding voor het leed dat hij heeft ervaren. De zorgaanbieder betwist de beschuldigingen en geeft aan dat er altijd goed advies is gegeven over de medicatie en bijwerkingen, waaronder het niet deelnemen aan verkeer na inname. De zorgaanbieder is van mening dat de zorgverleners professioneel en naar behoren hebben gehandeld. Na beoordeling van de klacht concludeert de commissie dat er geen bewijs is voor manipulatie van de medicatie of gebrekkige zorg. De klacht wordt ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen.

De uitspraak

in het geschil tussen

de heer [naam], wonende te [woonplaats] (hierna te noemen: de cliënt)

en

Pro Persona GGZ, gevestigd te Renkum
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).

Behandeling van het geschil

Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

De behandeling heeft plaatsgevonden op 22 november 2024 te Den Haag. Partijen zijn ter zitting verschenen en hebben hun standpunt nader toegelicht. De cliënt werd daarbij bijgestaan door de heer [naam], patiënt vertrouwenspersoon en de heer [naam], groepsbegeleider. De zorgaanbieder werd vertegenwoordigd door mevrouw [naam], senior zorgmanager en mevrouw mr. [naam], jurist gezondheidsrecht. De vertegenwoordigers van de zorgaanbieder hebben de zitting digitaal bijgewoond.

Onderwerp van het geschil

Het geschil betreft de kwaliteit van zorg die de zorgaanbieder aan de cliënt heeft geleverd. De cliënt verwijt de zorgaanbieder dat er gedurende zijn opname is gerommeld met zijn medicatie ten gevolge waarvan de cliënt wegrakingen heeft gekregen die tot levensgevaarlijke situaties (in het verkeer) hebben geleid.

Standpunt van de cliënt

Gedurende zijn opname in een instelling van de zorgaanbieder werd aan de cliënt medicatie voorgeschreven. De zorgaanbieder heeft meerdere keren met die medicatie gerommeld en daar “poison pills” aan toegevoegd. Na het slikken van die medicatie heeft de cliënt wegrakingen ervaren die tot levensgevaarlijke situaties hebben geleid. Zo heeft de cliënt met zijn auto een vangrail geraakt en kon hij op een haar na andere auto’s ontwijken. Drie keer is de cliënt flauwgevallen terwijl hij op zijn fiets zat waarbij hij nare verwondingen heeft opgelopen. In twee jaar tijd is de cliënt tienmaal flauwgevallen waarbij het driemaal noodzakelijk was hem met een ambulance naar het ziekenhuis te vervoeren.
Sinds de cliënt zelf zijn apotheek heeft mogen kiezen is er niets meer fout gegaan met zijn medicatie en hebben de wegrakingen zich niet meer voorgedaan.
De cliënt houdt de zorgaanbieder verantwoordelijk voor de wegrakingen die hij ten gevolge van het gerommel met zijn medicatie heeft doorgemaakt. Hij kan dat niet anders kwalificeren dan als moordpogingen. De cliënt verlangt een vergoeding van € 25.000,– van de zorgaanbieder voor de angst en het leed dat hij als gevolg hiervan heeft geleden

Standpunt van de zorgaanbieder

De cliënt werd in 2015 op grond van de Wet Bijzondere Opnemingen in Psychiatrische Ziekenhuizen (BOPZ) met een in bewaring stelling (IBS) door de zorgaanbieder opgenomen.
Vervolgens werd hij vanwege manisch psychotische ontregeling met een rechterlijke machtiging (RM) opgenomen op de afdeling Multicomplexe zorg van de zorgaanbieder op de locatie te Wolfheze. Tot 2018 is de cliënt daar verplicht opgenomen geweest en tot medio 2020 op vrijwillige basis.
De cliënt was moeilijk te motiveren voor psychofarmaca maar gebruikte wel clozapine naast lithium op vrijwillige basis. De cliënt herstelde tot op een veel beter te begeleiden niveau en is in 2020 met ontslag gegaan.
De cliënt woont inmiddels in een Regionale Instelling voor Beschermd en begeleid Wonen (RIBW) en wordt op ambulante wijze behandeld en begeleid door de zorgaanbieder. De cliënt is blijvend wantrouwend ten aanzien van medicatie en wil zijn medicatie in eigen beheer houden. De cliënt noemt de clozapine ‘poison pills’.
De zorgaanbieder licht cliënten – en heeft dat ook de cliënt gedaan – altijd goed voor over de medicatie en bijwerkingen daarvan. Zo wordt het dringende advies gegeven niet deel te nemen aan het verkeer na het gebruik van de medicatie.
De zorgaanbieder vindt het moeilijk verweer te voeren omdat de klachten van de cliënt weinig concreet zijn en niet duidelijk is tegen welke gedraging in het kader van de zorgverlening de klachten van de cliënt gericht zijn. De klachten lijken betrekking te hebben op de fase in het verleden waarin de cliënt op grond van een RM verplicht was opgenomen op de locatie in Wolfheze.
De zorgaanbieder is van mening dat zijn hulpverleners bij hun werkzaamheden de zorg van een goed hulpverlener in acht hebben genomen en daarbij in overeenstemming hebben gehandeld met de op hen rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiend uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard.

Beoordeling van het geschil

De cliënt verwijt de zorgaanbieder dat er is gerommeld met zijn medicatie en dat daar stoffen aan zijn toegevoegd die wegrakingen en flauwtes hebben veroorzaakt. De cliënt heeft dat standpunt/dat verwijt niet nader onderbouwd, gespecificeerd of toegelicht. De zorgaanbieder heeft gemotiveerd betwist dat er andere medicatie aan de cliënt is toegediend dan was voorgeschreven.

De commissie heeft geen aanwijzing gevonden dat de zorgaanbieder de medicatie van de cliënt heeft gemanipuleerd of ten aanzien van de medicatie voorschrijving of toediening tekort is geschoten of cliënt niet de zorg heeft verleend die verwacht mag worden. De commissie verklaart de klacht van de cliënt ongegrond. Aan een beoordeling van het verzoek tot het toekennen van schadevergoeding komt de commissie dan ook niet toe.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing

De commissie verklaart de klacht van de cliënt ongegrond en wijst het door hem verzochte af.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg, bestaande uit mevrouw mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, mevrouw dr. N.D. Veen en de heer J. Zomerplaag, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. J.C. Quint, secretaris, op 22 november 2024.