
Commissie: Ambulancezorg
Categorie: -
Jaartal: 2024
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: ongegrond
Referentiecode:
371868/490392
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
Klager verzocht om inzage in het medisch dossier van zijn overleden moeder om het handelen van de meldkamer en ambulancezorg te beoordelen. De zorgaanbieder weigerde dit op basis van het medisch beroepsgeheim, omdat geen doorbrekingsgrond aanwezig was. Klager kreeg de mogelijkheid een onafhankelijk arts te laten oordelen over de zorgverlening. De arts concludeerde dat er geen incident of calamiteit was en dat het handelen van de zorgverleners correct was. Klager paste vervolgens zijn verzoek aan en vroeg om informatie voor een andere juridische procedure tegen het ziekenhuis. De commissie stelde vast dat dit afweek van het oorspronkelijke doel en dat het verzamelen van informatie voor derden geen zwaarwegend belang vormt. Omdat geen grond aanwezig is om het beroepsgeheim te doorbreken, werd het verzoek van klager afgewezen. De commissie beoordeelde dat de zorgaanbieder zorgvuldig heeft gehandeld. De klacht werd ongegrond verklaard en verdere discussie over de uitspraak is niet mogelijk. Daarmee is de zaak definitief gesloten.
De uitspraak
in het geschil tussen
[naam], wonende te [woonplaats] (hierna te noemen: klager)en
Ambulancezorg Groningen, gevestigd te Groningen
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).
Samenvatting
Klager verlangt dat de zorgaanbieder inzage verschaft in het medisch dossier van zijn moeder. De zorgaanbieder verstrekt de gevraagde gegevens niet, omdat deze informatie onder het medisch beroepsgeheim valt en er geen sprake is van een doorbrekingsgrond.
De commissie komt tot het oordeel dat geen doorbrekingsgrond op de geheimhouding op het medisch dossier aanwezig is, hetgeen ook is geconcludeerd door een in het kader van een op grond van artikel 7:458b BW geraadpleegde arts.
De commissie constateert dat klager, na aanhouding van de zaak, verzoekt om uitspraak te doen op een aantal nieuwe punten, waarbij de commissie constateert dat het daarbij geformuleerde doel van het informatieverzoek afwijkt van het oorspronkelijke doel van zijn informatieverzoek. Inzage in het medisch dossier om te beoordelen of de overleden patiënt steeds de juiste zorg heeft gehad, is geen zwaarwegend belang om doorbreking van het beroepsgeheim te rechtvaardigen. De klacht is ongegrond en het verzoek van klager wordt afgewezen.
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Ambulancezorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 26 september 2024 te Utrecht.
Partijen hebben hun standpunt ter zitting toegelicht. De zorgaanbieder werd vertegenwoordigd door [naam], medisch manager ambulancezorg, en [naam] (LLM, BA), jurist, en is bijgestaan door [naam], advocaat.
Ter zitting is gebleken dat klager niet van de mogelijkheid gebruik heeft gemaakt een onafhankelijk arts te laten beoordelen of het niet verstrekken van inzage in of een afschrift uit het medisch dossier van wijlen zijn moeder gerechtvaardigd is. Deze mogelijkheid komt klager op grond van 7:458 b Burgerlijk Wetboek (BW) toe. Ter zitting is afgesproken de zaak drie maanden aan te houden, teneinde klager in de gelegenheid te stellen een onafhankelijk arts te laten bepalen of hier sprake is van een zwaarwegend belang. Daarna zal de commissie bepalen of het verzoek om inzage van klager in het dossier van wijlen zijn moeder al dan niet gerechtvaardigd is.
Partijen hebben in overleg een arts, met deskundigheid op het gebied van meldkamerzorg én ambulancezorg, bereid gevonden onderhavige kwestie te beoordelen. De zorgaanbieder heeft op 8 oktober 2024 de arts verzocht haar onafhankelijk oordeel te geven.
In de periode tussen 18 november en 2 december 2024 heeft de arts kennis kunnen nemen van de inhoud van het meldkamergesprek en de inhoud van het digitaal ritformulier behorend bij onderliggend geschil.
De arts heeft op 2 december 2024 haar oordeel over de verleende zorg met klager en met de medisch manager ambulancezorg van de zorgaanbieder besproken.
Bij bericht van 16 januari 2025 heeft klager de commissie verzocht de behandeling van de zaak voort te zetten en bindend te adviseren. Bij dit bericht heeft klager tevens het bericht d.d. 8 december 2024 van de onafhankelijk arts met haar oordeel overgelegd.
Namens de zorgaanbieder heeft de advocaat bij schrijven van 30 januari 2025 op de stukken van klager van 16 januari 2025 gereageerd.
De commissie heeft kennisgenomen van alle overgelegde stukken.
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de vraag of de zorgaanbieder klager al dan niet inzage moet verschaffen in het medisch dossier van zijn moeder. Klager vraagt onder meer om de opname van de 112-melding te beluisteren en verlangt ambulanceritverslagen in te zien. Deze gegevens zijn te vinden in het medisch dossier van de moeder van klager en vallen onder het medisch beroepsgeheim, met als gevolg dat de zorgaanbieder deze informatie niet aan klager verstrekt.
Feiten
De moeder van klager heeft in de nacht van 28 november 2020 de Spoedeisende Hulp (SEH) van een ziekenhuis bezocht met pijn op de borst en een pijnlijk gezwollen linkerbeen. Zij is door de dienstdoende arts naar huis gezonden, waarna haar klachten verergerden. De vader van klager heeft vervolgens, nadat zijn vrouw op zondagochtend 29 november 2020 uit bed gevallen is, de 112-alarmcentrale gebeld. De zorgaanbieder heeft een ambulance ter plaatse gestuurd. Kort na het arriveren van de ambulanceverplegers en een poging tot reanimatie overlijdt de moeder van klager.
Standpunt van klager
Blijkens de stukken luidt het standpunt van klager, samengevat, als volgt.
Aanleiding voor het indienen van het geschil bij de commissie vormt het door de zorgaanbieder niet willen voldoen aan de informatiebehoefte van klager na het overlijden van zijn moeder.
Klager heeft informatieverzoeken bij de zorgaanbieder ingediend, omdat hij hetgeen hij heeft gelezen in het verslag van de schouwarts niet kon rijmen met de informatie die hij van zijn vader heeft gekregen omtrent het overlijden van zijn moeder. Teneinde het feitencomplex en tijdsverloop in de gehele zorgketen rond het overlijden van zijn moeder in kaart te brengen, in het bijzonder ook het handelen door de zorgaanbieder voor wat betreft het handelen door de meldkamer en de ambulancedienst, heeft klager verzocht om:
– ritverslagen van de ambulance van zondag 29 november 2020,
– namen van de betrokken zorgverleners,
– beantwoording van aanvullende vragen en
– het zelf beluisteren van de 112-melding van zijn vader op zondag 29 november 2020.
Toelichting
Klager heeft vermoedens dat er door de centralist van de meldkamer een medische fout is gemaakt in de informatie-uitwisseling met de ambulanceverpleegkundigen. Klager vermoedt ook dat er fouten zijn gemaakt in de wijze waarop de centralist van de meldkamer de vader van klager heeft ondervraagd.
Wanneer klager de 112-melding van 29 november 2020 zou kunnen beluisteren, dan zou hij kennis kunnen nemen van de zorginhoudelijke instructies aan zijn ouders en kunnen horen wat en hoe zijn vader over de situatie heeft verteld in de 112-melding. Ook met betrekking tot de ambulancerit en de door de ambulanceverplegers verleende zorg op zondag 29 november 2020 verlangt klager verduidelijking. Zo is de ambulance met urgentie A2 (geen toeters en bellen) naar het verblijfadres van de moeder van klager gereden. Bij aankomst is zijn moeder in halfzittende houding op de grond aangetroffen, zonder ademhaling. Kort daarna, na de mislukte reanimatie, is zij overleden, mogelijk als gevolg van een ruiterembolie bij een diep veneuze trombose (DVT). Klager meent dat de ambulanceverpleegkundigen fouten hebben gemaakt door te weinig onderzoek te doen naar de oorzaak van de hartstilstand bij zijn moeder. De ambulanceverpleegkundigen zouden hebben moeten zien dat zijn moeder een diffuus gezwollen been had.
In eerste instantie was het informatieverzoek aan de zorgaanbieder gericht op het afluisteren van de 112-melding. Later heeft klager ook de rittenverslagen van de ambulances opgevraagd en enkele aanvullende vragen gesteld. Op 14 maart 2023 wordt een korte samenvatting van een intern onderzoek (afluisteren 112-melding) met klager gedeeld. Op 20 maart 2023 en 15 mei 2023 herhaalt klager zijn informatieverzoek. De zorgaanbieder beroept zich dan op het medisch beroepsgeheim om niet aan het informatieverzoek te hoeven voldoen en zijn vragen niet te hoeven beantwoorden.
Klager verzoekt de commissie een beslissing te nemen over het al dan niet door de zorgaanbieder verstrekken van de door hem verlangde informatie.
Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. Samengevat luidt het standpunt van de zorgaanbieder als volgt.
Na het overlijden van de moeder van klager heeft klager de zorgaanbieder verzocht een aantal vragen te beantwoorden over het handelen van de centralist van de meldkamer en het ambulancepersoneel.
De zorgaanbieder heeft klager schriftelijk bericht dat het de zorgaanbieder niet is toegestaan om de gestelde vragen te beantwoorden, omdat daarvoor gegevens uit het medisch dossier nodig zijn die vallen onder het beroepsgeheim van de hulpverlener. Dit geldt ook na het overlijden van de moeder van klager.
Medisch beroepsgeheim
Op grond van artikel 7:457 BW rust op de zorgaanbieder een geheimhoudingsplicht. Dit houdt in dat de zorgaanbieder in beginsel geen gegevens over patiënten mag delen met derden. Op de geheimhoudingsplicht gelden uitzonderingen, ook wel genoemd doorbrekingsgronden. In artikel 7:458a BW is het inzagerecht voor nabestaanden vastgelegd. Op dit inzagerecht heeft klager in de eerdere communicatie met de zorgaanbieder een beroep gedaan.
Artikel 7:458a BW bepaalt dat personen recht hebben op inzage in het medische dossier van een overleden patiënt, wanneer (1) de overleden patiënt daar bij leven toestemming voor heeft gegeven, (2) de persoon een melding van een incident heeft ontvangen, of (3) de persoon een zwaarwegend belang heeft, welk belang mogelijk wordt geschaad en welk belang kan worden behartigd door ontvangst van de medische informatie. De zorgaanbieder meent dat geen van de doorbrekingsgronden zich in dit geval heeft voorgedaan.
1. Er is geen sprake van toestemming, waaruit kan worden opgemaakt dat de moeder van klager bij leven toestemming heeft gegeven voor inzage in haar medisch dossier. Klager heeft daarvan geen bewijs overgelegd, zodat deze doorbrekingsgrond hier geen rol speelt.
2. Meermaals is door klager verzocht om een incident/calamiteit te melden en op grond daarvan de gevraagde informatie aan te leveren. Klager heeft hierbij steeds in zijn verschillende e-mails en klachtformulieren veranderende/aanvullende gegevens aan de zorgaanbieder medegedeeld. Op basis hiervan heeft de zorgaanbieder telkens de situatie opnieuw beoordeeld en geconcludeerd dat geen gronden aanwezig zijn om alsnog een melding van een incident te maken. Ook deze doorbrekingsgrond speelt hier niet.
3. Evenmin is sprake van een zwaarwegend belang. Voor het verkrijgen van het recht op inzage wegens een zwaarwegend belang moet er zijn voldaan aan de volgende drie cumulatieve vereisten:
1) er is sprake van een zwaarwegend belang;
2) het is met voldoende concrete aanwijzingen aannemelijk gemaakt dat het belang mogelijk wordt geschaad door de geheimhouding; en
3) het is aannemelijk gemaakt dat inzage noodzakelijk is voor de behartiging van het zwaarwegende belang.
Klager stelt dat de ambulanceverpleegkundigen te weinig hebben gedaan om de oorzaak van de hartstilstand bij zijn moeder op te lossen, maar niet duidelijk is waarop klager dit baseert. Klager maakt onvoldoende duidelijk wélk onjuist medisch handelen vermoedelijk wélke gevolgen heeft gehad. Dit levert geen recht op inzage wegens zwaarwegend belang op, nu enige onderbouwing ontbreekt.
De zorgaanbieder begrijpt dat aan de zijde van klager sprake is van een informatieachterstand en daarom is de zorgaanbieder klager, waar mogelijk, behulpzaam geweest. Echter, het enkele gissen naar mogelijkheden van een medische fout maakt niet dat hiermee de medische fout voldoende aannemelijk is gemaakt en er sprake is van een zwaarwegend belang. Verder is de enkele wens om inzage in het medisch dossier om te beoordelen of de moeder de juiste zorg heeft gehad op zich geen zwaarwegend belang. Uit meerdere zorgvuldige en onafhankelijke onderzoeken is niet gebleken van een medische fout. Klager heeft niet aangetoond dat sprake is van een zwaarwegend belang, op grond waarvan de zorgaanbieder het beroepsgeheim mag doorbreken. De zorgaanbieder heeft daarom terecht een beroep op het beroepsgeheim gedaan en zal de door klager opgevraagde informatie niet aan hem verstrekken.
Beoordeling van het geschil
Klager verlangt informatie uit het medisch dossier van zijn moeder om het feitencomplex rond haar overlijden in kaart te brengen wat betreft het handelen door de meldkamer en de ambulancedienst. Klager verlangt deze informatie omdat hij vermoedens heeft dat er door de centralist van de meldkamer fouten zijn gemaakt, maar ook dat fouten zijn gemaakt door de ambulanceverplegers tijdens de verleende zorg.
Klager heeft aangevoerd dat hij een zwaarwegend belang heeft bij de inzage van het medisch dossier van zijn moeder.
In zijn bericht van 16 januari 2025 stelt klager dat met het schriftelijk antwoord van de onafhankelijk arts, de deskundige, van 8 december 2024, de klachtonderdelen die gaan over de vraag of er bij de uitvraag door de centralist van de meldkamer en tijdens de reanimatie een incident heeft plaats gevonden, zijn afgehandeld. Er blijven voor klager echter nog vragen onbeantwoord, die betrekking hebben op het telefoongesprek tussen de ambulanceverpleegkundige en de medewerker van de Spoedeisende Hulp (SEH) van het ziekenhuis en naar aanleiding van de calamiteit die zich heeft voorgedaan in het ziekenhuis.
Klager verzoekt de commissie hierover uitspraak te doen.
Van de zijde van de zorgaanbieder is hierop bij schrijven van 30 januari 2025 gereageerd met de constatering dat het doel van het informatieonderzoek van klager nu afwijkt van het oorspronkelijke doel van zijn informatieverzoek, namelijk het onderzoeken van het handelen van de betrokken ambulanceprofessionals, met als doel een zwaarwegend belang aan te tonen teneinde medische informatie uit het medisch dossier van wijlen zijn moeder te verkrijgen.
De zorgaanbieder stelt dat klager nu een nieuwe, niet eerder beoordeelde, mogelijke doorbrekingsgrond opwerpt, te weten een calamiteit bij het ziekenhuis, teneinde noodzaak aan te geven voor doorbreking van het medisch beroepsgeheim.
De commissie heeft het volgende overwogen.
In artikel 7:457 BW is vastgelegd dat de zorgverlener geen inlichtingen over de patiënt mag verstrekken tenzij hij/ zijn wettelijk vertegenwoordiger hiervoor toestemming heeft verleend. Zwaarwegende redenen kunnen een uitzondering op de geheimhoudingsregel rechtvaardigen (artikel 7:458a BW). Na het overlijden van een patiënt blijft de geheimhoudingsplicht van kracht tenzij sprake is van een uitzonderingssituaties.
Op grond van art. 7:458a lid 1 BW kan aan een nabestaande inzage kan worden geboden in het medisch dossier op de volgende gronden:
a. met toestemming, schriftelijk of elektronisch vastgelegd, van de overledene;
b. indien er sprake is van een mededeling van een incident bij het verlenen van zorg;
c. indien er sprake is van een zwaarwegend belang.
De commissie heeft vastgesteld dat de moeder van klager voor haar overlijden klager geen toestemming heeft gegeven tot inzage van haar medisch dossier.
Zoals hiervoor onder ‘Behandeling van het geschil’ is weergegeven, heeft een onafhankelijk arts het informatieverzoek van klager beoordeeld, nadat zij in de periode tussen 18 november en 2 december 2024 kennis heeft kunnen nemen van de inhoud van het meldkamergesprek en de inhoud van het digitaal ritformulier behorende bij de zaak. Op 2 december 2024 heeft de arts haar oordeel over de verleende zorg besproken met de medisch manager ambulancezorg van de zorgaanbieder en met klager. Haar oordeel is dat in deze casus geen sprake is van een incident of calamiteit. Om deze reden is er dan ook geen zwaarwegend belang of noodzaak het medisch beroepsgeheim te doorbreken.
De commissie oordeelt dat, nu de onafhankelijk arts heeft geoordeeld dat de medewerker in de meldkamer en het betrokken ambulancepersoneel juist heeft gehandeld, hun handelen in onderhavige procedure niet meer ter discussie staat. Dat betekent dat geen doorbrekingsgrond op de geheimhouding op het medisch dossier aanwezig is, zoals de arts ook heeft geconcludeerd.
De commissie constateert dat klager haar verzoekt om uitspraak te doen op een aantal nieuwe punten, die vooral voor hem van belang zijn in het kader van (een mogelijke) onderbouwing van zijn eis in (een) andere tuchtrechtelijke procedure(s) tegen (medewerkers van) het ziekenhuis waar zijn moeder behandeld werd, aan wie klager onoordeelkundig handelen verwijt. De commissie onderschrijft de constatering door de zorgaanbieder dat hiermee het doel van het informatieonderzoek van klager afwijkt van het oorspronkelijke doel van zijn informatieverzoek. Teneinde tot een eindoordeel in deze langslepende kwestie te komen, verbindt de commissie aan die constatering geen consequenties. Daarom zal zij de gewijzigde grondslag in haar overwegingen betrekken. Inzage in het medisch dossier om eventuele informatie te kunnen verzamelen ten behoeve van het voeren van (een) procedure(s) tegen derden – in casu zorgverleners verbonden aan een ziekenhuis en niet aan de ambulancedienst – is geen zwaarwegend belang om doorbreking van het beroepsgeheim van deze geheimhouder te rechtvaardigen.
De commissie heeft louter te oordelen over verwijtbaar handelen van de zorgaanbieder en daarvan is haar niet gebleken.
In het licht van het voorgaande kan de commissie niet tot het oordeel komen dat er sprake is van een zwaarwegend belang voor klager bij de inzage in het medisch dossier van wijlen zijn moeder.
Op grond van het voorgaande zal de commissie de klacht ongegrond verklaren.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie verklaart de klacht van de cliënt ongegrond.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Ambulancezorg, bestaande uit mevrouw mr. dr. E. Venekatte, voorzitter, de heer G.J.F. Weijschede, de heer mr. S. Sierksma, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. J.M. Bouter-Bijsterveld, op 26 september 2024.