
Commissie: Ziekenhuizen
Categorie: -
Jaartal: 2024
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: ten dele gegrond
Referentiecode:
386574/571803
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
Een cliënte klaagde over de zorg tijdens haar bevalling, waarbij zij zonder toestemming oxytocine en remifentanil kreeg en onvoldoende informatie ontving over de medicatie. Ook bediende een verpleegkundige onterecht de pijnpomp, en vond ze dat haar astma onvoldoende werd meegewogen. De geschillencommissie verklaarde de klachten over oxytocine en de pijnpomp gegrond, maar de overige klachten ongegrond. Er was onvoldoende bewijs dat de gemaakte fouten haar psychische klachten veroorzaakten. De gevorderde schadevergoeding werd daarom afgewezen. Wel moet het ziekenhuis € 52,50 klachtengeld vergoeden.
De uitspraak
in het geschil tussen
[naam cliënte], wonende te [woonplaats] (hierna te noemen: de cliënte)en
Medisch Spectrum Twente (MST), gevestigd te Enschede
(hierna te noemen: de zorgaanbieder)
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Ziekenhuizen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 2 december 2024 te Utrecht.
Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen. De cliënte is verschenen, samen met haar partner. Namens de zorgaanbieder is verschenen de heer mr. [naam]. De partijen hebben hun standpunten nader toegelicht.
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de zorg die tijdens de bevalling van de cliënte in het ziekenhuis van de zorgaanbieder aldaar is verleend. De cliënte klaagt over de informatie die haar medegedeeld is met betrekking tot het gebruik van oxytocine en remifentanil alsmede over de informatieverstrekking met betrekking tot de remifentanilpomp en de bediening daarvan.
Standpunt van de cliënte
Voor het standpunt van de cliënte verwijst de commissie naar de overgelegde stukken en hetgeen op zitting naar voren is het gebracht. In de kern komt dat op het volgende neer.
De cliënte is op 27 augustus 2023 bevallen van een zoon in het ziekenhuis van de zorgaanbieder. Vanwege angsten die bij haar leefden stond zij – voorafgaand aan de bevalling – onder begeleiding van de POP-poli van de zorgaanbieder. Die angsten zouden de ontwikkeling van de baby in de baarmoeder kunnen schaden. De cliënte wilde een zo natuurlijk mogelijk bevalling en dus geen pijnstilling, oxytocine of synthetische vitamine K. Dit is besproken tijdens de zwangerschap met de gynaecoloog en opgenomen in de zwangerschapskaart. Tijdens de bevalling is minimale uitleg gegeven over pijnmedicatie, terwijl dat in het geval van cliënte juist extra nodig was. De verloskundige die tijdens de bevalling aanwezig was had de tijd moeten nemen om een en ander over de pijnstilling uit te leggen.
De cliënte is na de bevalling erachter gekomen dat oxytocine is gebruikt terwijl zij daar geen toestemming voor had gegeven. De cliënte heeft vervolgens contact opgenomen met de verloskundige en die reageerde laconiek. Haar letterlijke woorden waren: “het zit er nu toch al in”, “ik kan er nu toch niets meer aan doen” en “ik vind het belangrijker dat je kant plassen”. De baby heeft wellicht onnodige medicatie via de placenta gekregen. Ook heeft de cliënte geen toestemming gegeven voor het gebruik van remifentanil.
De verloskundige die tijdens de bevalling aanwezig was heeft niet gezegd dat het gebruik van remifentanil risico’s met zich bracht voor de ademhaling van de baby na de geboorte en risico op een ademstop of tragere ademhaling bij de cliënte zelf terwijl dit juist voor haar als astmapatiënt van belang was. Evenmin is benoemd dat de effecten van het gebruik voor moeder en kind op lange termijn niet bekend zijn. Als de cliënte dit had geweten had zij geen toestemming gegeven. Zij wilde geen enkel risico nemen voor de baby. Ook in dit geval is de cliënte er pas later achter gekomen dat dit middel is gebruikt. Het ging tijdens de bevalling telkens over morfine, maar later bleek dat remifentanil is toegediend. Tot slot heeft de verloskundige van de zorgaanbieder niet aangegeven dat borstvoeding de eerste 24 uur na het gebruik van het middel remifantanil mag worden gebruikt, zoals dat blijkt uit de bijsluiter bij dat middel.
De cliënte stelt verder dat de verloskundige onvoldoende de regie heeft genomen. De verloskundige wilde bij negen centimeter ontsluiting pijnstilling, terwijl de zorgaanbieder ervan op de hoogte was dat zij een zo natuurlijk mogelijke bevalling wilde en remifentanil risico’s met zich brengt voor astmapatiënten.
Ook heeft de cliënte aangevoerd dat de verpleegkundige van de zorgaanbieder op de knop van de pijnstilling (remifentanil) heeft gedrukt in plaats van de cliënte zelf zoals het protocol voorschrijft. De verpleegkundige heeft niet uitgelegd dat het zo’n 20 tot 30 seconden duurt alvorens de pijnstilling werkt. De cliënte heeft telkens te laat gevraagd voor pijnstilling; de pijnstilling ging werken na de wee en niet op het hoogtepunt van de wee.
Door de nalatigheden van de zorgaanbieder heeft de cliënte niet van haar zwangerschapsverlof kunnen genieten. Ze heeft depressieve klachten overgehouden door hoe het is gelopen tijdens de bevalling en een gevoel van falen richting haar baby. De cliënte vordert vergoeding van reeds gemaakte kosten en toekomstige financiële kosten die zij zal moeten maken voor herstel en voor de geleden immateriële schade. In totaal vordert de cliënte een bedrag van € 16.181,92.
Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken en hetgeen op zitting naar voren is gebracht. In de kern komt dat op het volgende neer.
De zorgaanbieder heeft aangevoerd dat de (interne) klacht die de cliënte heeft ingediend bij de zorgaanbieder is behandeld en dat de klachtenonderzoekscommissie heeft geadviseerd de klachten van de cliënte gedeeltelijk gegrond te verklaren. Volgens die commissie was de klacht die ziet op het toedienen van oxytocine post partum gegrond en ook de klacht die ziet op het ten onrechte niet zelf bedienen van de morfinepomp. De Raad van Bestuur van de zorgaanbieder heeft dit advies echter niet opgevolgd; zij achtte de klachten ongegrond. De zorgaanbieder betreurt het dat de klachtenprocedure zo lang heeft geduurd en biedt de cliënte daarvoor haar excuses aan.
De zorgaanbieder heeft verder aangevoerd dat de zorg die in het ziekenhuis wordt verleend in de eerste plaats is gebaseerd op de beoogde medische uitkomst. In dit geval gaat het om een gezonde baby en een gezonde moeder. Secundair proberen de hulpverleners de aanstaande moeder een zo goed mogelijke ervaring te geven tijdens de medische begeleiding van de zwangerschap en tijdens de baring. Een bevalling gaat doorgaans gepaard met enige hectiek. Benadrukt wordt dat het belangrijk is om volgens protocol te handelen. Er wordt zo goed mogelijk rekening gehouden met gemaakte afspraken. Echter hoe meer afspraken er zijn, hoe sneller daarvan dient te worden afgeweken en hoe groter de kans dat een negatieve ervaring ontstaat. Dit is evenwel zonder opzet van de hulpverleners.
De verpleegkundige was niet op de hoogte van het feit dat de cliënte primair geen oxytocine toegediend wenste te krijgen. De verpleegkundige heeft gehandeld conform de NVOG-richtlijn hemorrhagia postpartum. Het vragen om toestemming was op dat moment niet nodig. Nu de cliënte had aangegeven niet standaard oxytocine toegediend te willen krijgen was het beter geweest daarmee te wachten nu er van ernstig bloedverlies geen sprake is geweest. De klacht dient evenwel niet gegrond te worden verklaard.
Het gebruik van remifentanil is – ondanks dat het off label is – een gebruikelijk middel voor pijnbestrijding in Nederlandse ziekenhuizen als de bevalling zeer nabij is. Uit het dossier volgt dat informatie is verstrekt over het middel remifentanil, ook op het moment dat de cliënte vier centimeter ontsluiting had.
Niet is gebleken dat de hulpverlener onzorgvuldig is geweest en dat de cliënte op basis van onvolledige informatie toestemming heeft gegeven voor het gebruik van remifentanil. De hulpverlener heeft het mogelijke gebruik voorgelegd aan het team dat op dat moment aanwezig was. Astma is geen contra-indicatie en de astma van de cliënte is meegenomen in de overwegingen rondom de pijnstilling. De cliënte heeft geen verhoogd risico gelopen.
De hulpverlener die op de knop heeft gedrukt van de morfinepomp heeft haar ervaring gedeeld en uitleg gegeven hoe het op dat moment is gelopen. De hulpverlener stelt dat haar werd gevraagd om de knop in te drukken. Dat heeft zij op dat moment eenmaal gedaan. Het is juist dat volgens de ziekenhuisregels de cliënte dit zelf had moeten doen. Dat maakt evenwel niet dat deze klacht gegrond moet worden verklaard.
De zorgaanbieder heeft tot slot aangevoerd dat de cliënte een bedrag van € 1.000,– is aangeboden, zonder erkenning van aansprakelijkheid. De zorgaanbieder is evenwel van oordeel dat zij niet tot enige schadevergoeding is gehouden. Door de zorgaanbieder kan niet beoordeeld worden welke zorg waarvan nu de vergoeding wordt gevorderd, de cliënte precies heeft ontvangen en of die zorg ook redelijkerwijs nodig was of is. Dat geldt eveneens voor de medicatie waarvoor vergoeding wordt gevraagd en de hoogte daarvan. De reis- en parkeerkosten die tijdens klachtgesprekken zijn gemaakt komen in beginsel voor rekening van degenen die klagen. De cliënte woont in Enschede, het is dan ook onduidelijk waarom de cliënte die kosten heeft gemaakt. Voorts: de cliënte had ziekteverlof moeten nemen en niet verlofuren die zij eigenlijk had willen laten uitbetalen. Nu zij dat niet heeft gedaan is dat voor haar rekening. Enige onderbouwing van de gevorderde loonsom ontbreekt overigens. Voor smartengeld is geen plaats; niet is komen vast te staan dat de cliënte PTSS heeft gekregen door fouten die in het ziekenhuis zijn gemaakt.
De zorgaanbieder verzoekt de klachtonderdelen integraal ongegrond te verklaren en de vordering tot schadevergoeding af te wijzen.
Beoordeling van het geschil
De overeenkomst die (de moeder van) de cliënt met de zorgaanbieder heeft gesloten, betreft een geneeskundige behandelingsovereenkomst in de zin van artikel 7:446 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Op grond van de zorgovereenkomst die de cliënt met de zorgaanbieder is aangegaan, moet de zorgaanbieder bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen en daarbij handelen in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard (de zorgplicht uit artikel 7:453 van het BW). Deze zorgplicht houdt in dat de zorgaanbieder die zorg moet betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht.
De commissie overweegt per klachtonderdeel als volgt.
1. Informed consent oxytocine
De commissie stelt vast dat door de zorgaanbieder wordt erkend dat de cliënte oxytocine toegediend heeft gekregen terwijl zij daar op dat moment geen toestemming voor had gegeven. Met de cliënte is – zo wordt ook door de zorgaanbieder erkend – besproken, en die wens heeft zij voorafgaand aan de bevalling ook nadrukkelijk geuit bij de POP-poli, dat zij in principe geen oxytocine toegediend wenste te krijgen na de bevalling tenzij dit medisch gezien strikt noodzakelijk was. Deze wens is in het dossier terechtgekomen, echter niet op een prominente plek waardoor de hulpverleners tijdens de bevalling hiervan niet op de hoogte waren. In zoverre is de zorgaanbieder tekortgeschoten. Daaraan doet niet af dat de hulpverleners van de zorgaanbieder die de bevalling hebben begeleid er niet van op de hoogte waren. Immers, de medewerker van de POP-poli die de wens in het dossier heeft genoteerd valt ook onder de verantwoordelijkheid van de zorgaanbieder. Dit klachtonderdeel is derhalve gegrond.
2. Informed consent remifentanil en borstvoeding, gebruik remifentanilpomp
De commissie stelt vast dat in het medisch dossier staat vermeld dat de hulpverlener van de zorgaanbieder informatie heeft gegeven over remifentanil en daarbij de voor- en nadelen heeft benoemd. Ook blijkt daaruit dat toestemming is gegeven door de cliënte voor het gebruik van het middel. Wat er exact door de hulpverlener is benoemd kan niet worden vastgesteld, maar dat dit middel besproken is en dat de voor- en nadelen benoemd zijn staat voor de commissie vast.
Daarmee heeft de hulpverlener gedaan wat op dat moment van hem verwacht mocht worden. Dat de cliënte achteraf veel informatie over dit middel heeft opgezocht doet aan het voorgaande niet af; van de hulpverlener kan niet worden verwacht dat alles wordt benoemd wat over een middel te vinden is, zeker niet in de hectische omstandigheden die doorgaans bij een bevalling aan de orde zijn.
Dat de cliënte niet voldoende is geïnformeerd over het gebruik van de remifentanilpomp acht de commissie niet aannemelijk. Bovendien geldt dat de cliënte de pomp zelf bediende – op het hierna te bespreken geval na – en zo nodig vragen kon stellen aan de hulpverleners van de zorgaanbieder.
Dat niet is benoemd dat een fabrikant – waarvan niet vaststaat dat in dit geval remifentanil van die fabrikant is gebruikt – ontraadt binnen 24 uur na gebruik van remifentanil borstvoeding te geven kan de hulpverleners van de zorgaanbieder ook niet worden verwacht. Hier geldt evenzeer dat niet alles kan worden benoemd.
Van enige tekortkoming van de hulpverlener van de zorgaanbieder is niet gebleken. Deze klachtonderdelen zijn ongegrond.
3. Bediening remifentanilpomp
Niet in geschil is dat de remifentanilpomp eenmaal door een hulpverlener van de zorgaanbieder is bediend. Deze handelwijze is in strijd met het interne protocol van de zorgaanbieder en dit had niet mogen gebeuren. De commissie acht dit klachtonderdeel dan ook gegrond. Het feit dat de cliënte toestemming had gegeven voor de bediening brengt mee dat het verwijt dat de hulpverlener in dit verband gemaakt kan worden (zeer) beperkt is.
4. Onzorgvuldig handelen in verband met astma
De cliënte stelt dat sprake is van een relatieve contra-indicatie voor het gebruik van remifentanil bij astmapatiënten. De verloskundige van de zorgaanbieder had dit specifieke punt met een arts moeten bespreken, aldus de cliënte. De zorgaanbieder stelt dat de astmaklachten van cliënte zijn besproken met het team en dat astma geen contra-indicatie is voor het gebruik van remifentanil.
De commissie gaat ervan uit dat een en ander is besproken binnen het team dat op dat moment aanwezig was op de verloskundige afdeling. De hulpverlener heeft daarmee gehandeld zoals van een hulpverlener verwacht mag worden. Van enige tekortkoming van de zorgaanbieder ter zake is niet gebleken.
Nu de onderdelen 1 en 3 van de klacht gegrond zijn verklaard komt de commissie toe aan de vordering tot schadevergoeding. De vordering is uitgesplitst in de volgende bedragen:
a. € 385,– (eigen risico)
b. € 1.415,– (consults emotiecoach)
c. € 53,– (parkeer- en reiskosten)
d. € 15,– (medicatie)
e. € 5.313,92 (opnemen verlof i.p.v. uitbetalen)
f. € 9.000,– (psychische schade)
De commissie stelt vast dat nagenoeg al deze kosten verband houden met de beweerdelijk door de cliënte door de bevalling opgelopen PTSS. Naar het oordeel van de commissie staat niet vast dat de in dit geding gegrond bevonden klachtonderdelen geleid hebben tot de PTSS. Een causaal verband daartussen heeft de cliënte niet aangetoond. De commissie zal de vordering (genoemd onder a, b, d, e en f) om die reden dan ook afwijzen.
De commissie zal de vordering tot vergoeding van de reis- en parkeerkosten eveneens afwijzen. Deze kosten – die gemaakt zijn gedurende de (interne) klachtenbehandeling bij het ziekenhuis – zijn in beginsel voor eigen rekening van cliënten.
Daar de klacht gedeeltelijk gegrond wordt verklaard, dient de zorgaanbieder ingevolge het reglement van de commissie aan de cliënte het door haar betaalde klachtengeld, een bedrag van € 52,50, te vergoeden.
Beslissing
De commissie:
– verklaart de klachtonderdelen 1 en 3 gegrond;
– verklaart de overige klachtonderdelen ongegrond;
– wijst de vordering tot schadevergoeding af.
Bovendien dient de zorgaanbieder overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van
€ 52,50 aan de cliënt te vergoeden ter zake van het klachtengeld.
Overeenkomstig het reglement van de commissie is de zorgaanbieder aan de commissie behandelingskosten verschuldigd.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Ziekenhuizen, bestaande uit mevrouw mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, de heer dr. A.B. Hooker en de heer mr. P.O.H. Gevaerts, leden, in aanwezigheid van de heer mr. N. van Gelder, plaatsvervangend secretaris, op 2 december 2024.