Extern onderzoeksbureau valt niet onder behandelovereenkomst; commissie onbevoegd

De Geschillencommissie Zorg




Commissie: Verpleging Verzorging en Geboortezorg    Categorie: bejegening    Jaartal: 2023
Soort uitspraak: onbevoegdverklaring   Uitkomst: onbevoegd   Referentiecode: 196827/208993

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

De klager heeft eerder klachten ingediend bij de zorgaanbieder over de zorgverlening aan zijn moeder. Naar aanleiding van die klachten had de zorgaanbieder op advies van de Inspectie voor Gezondheidszorg en Jeugd een extern onderzoeksbureau ingeschakeld om onderzoek te doen. De klacht van de klager ziet op dit onderzoek. De klager is van mening onheus bejegend te zijn door de onderzoekers.

De commissie is niet bevoegd het geschil inhoudelijk te behandelen, omdat tussen het onderzoeksbureau en de klager geen behandelingsovereenkomst bestaat.

De uitspraak

In het geschil tussen

de heer [naam], wonende te Venlo
(hierna te noemen: de klager)

en

Stichting Proteion, gevestigd te Horn
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).

Behandeling van het geschil
Uit de stukken blijkt dat eerst dient te worden vastgesteld of de commissie bevoegd is het geschil te behandelen.

De Geschillencommissie Verpleging Verzorging en Geboortezorg (verder te noemen: de commissie) heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.

De behandeling heeft plaatsgevonden op 5 september 2023 te Utrecht.

De klager is zelf ter zitting verschenen en werd bijgestaan door de heer mr. [naam].

Ter zitting werd de zorgaanbieder vertegenwoordigd door de heer [naam] (bestuurder), mevrouw [naam] (onafhankelijk klachtenfunctionaris), mevrouw mr. [naam] (advocaat) en mevrouw mr. [naam] (advocaat).

De commissie heeft het volgende overwogen.

Beoordeling
Aanleiding
De moeder van de klager heeft vanaf eind 2014 jarenlang intramuraal zorg ontvangen bij de zorgaanbieder. In januari 2022 is de moeder van de klager overleden. De communicatie met de klager verliep al geruime tijd moeizaam, omdat de klager veelvuldig opmerkingen maakte over de zorgverlening. Ook de manier waarop de klager communiceerde droeg volgens de zorgaanbieder niet bij aan een constructieve samenwerking. De zorgaanbieder kampte destijds met een groot verloop in personeel, wat de kwaliteit van de zorgverlening niet altijd ten goede kwam.
Nadat de klager in augustus 2020 een klacht neergelegd had bij de Inspectie voor Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ), heeft de IGJ de zorgaanbieder geadviseerd een onafhankelijk onderzoek in te stellen. Van augustus tot november 2020 is een onderzoek uitgevoerd door onderzoeksbureau [naam onderzoeksbureau]. Bevindingen uit dit onderzoek zouden moeten helpen om een betere samenwerking tot stand te brengen tussen de zorgaanbieder en de klager. In eerste instantie had dit ook positieve gevolgen, wat blijkt uit de verslaglegging van het evaluatiegesprek in juli 2021 waarmee het onderzoek is afgesloten.

Op 7 oktober 2022, anderhalf jaar na dit afsluitende evaluatiegesprek, deelde de klager de zorgaanbieder mee het alsnog niet eens te zijn met het onderzoek. Dit heeft de zorgaanbieder zeer verbaasd. De klager stelt dat hij tot aan het overlijden van zijn moeder niet op het rapport durfde reageren uit angst voor negatieve gevolgen voor zijn moeder. De klager heeft zich daarom destijds tevreden voorgedaan over het onderzoek om consequenties te voorkomen.

Volgens de klager waren de onderzoekers van [naam onderzoeksbureau] dreigend en intimiderend in hun taalgebruik. De klager kon niet in openheid vertellen over alle zaken die zich in de zorgverlening voor zijn moeder hadden voorgedaan. De klager is van mening de mond te zijn gesnoerd door de onderzoekers.

De klager heeft zich rechtstreeks tot De Geschillencommissie gewend, omdat hij geen vertrouwen heeft in de interne klachtenprocedure van de zorgaanbieder gelet op zijn ervaringen in het verleden.

Omvang klacht en bevoegdheid commissie
Niet ter discussie tussen partijen staat dat de zorg gerelateerde klachten niet bij de commissie ter beoordeling voorliggen. De klacht van de klager ziet uitsluitend op het onderzoek dat is uitgevoerd door [naam onderzoeksbureau].

Volgens de zorgaanbieder is de commissie niet bevoegd de klacht van klager te behandelen, nu de klacht niet ziet op de behandelingsovereenkomst tussen de moeder van klager en de zorgaanbieder. De onderzoekers van [naam onderzoeksbureau] zijn niet betrokken bij de behandelingsovereenkomst of deze geschillenprocedure en kunnen zich dan ook niet weren. Daarnaast heeft de klager zich rechtstreeks tot de commissie gewend en is de interne klachtenprocedure niet doorlopen, waardoor de klager niet-ontvankelijk zou zijn in zijn klacht.

Toetsing bevoegdheid commissie
Op grond van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) heeft de commissie tot taak om geschillen tussen cliënten en zorgaanbieders te beslechten over gedragingen van een zorgaanbieder in het kader van de zorgverlening.

De zorgaanbieder is van mening dat de klacht van de klager ten aanzien van het onderzoek door [naam onderzoeksbureau] niet ziet op de zorgverlening. Volgens de klager bestaat wel een verband met de zorgverlening, nu het onderzoek is ingesteld naar aanleiding van klachten over de zorgverlening.

Vast staat dat [naam onderzoeksbureau] geen partij is in de behandelovereenkomst tussen de moeder van klager en de zorgaanbieder. Reeds nu de klacht zich specifiek richt op onheuse bejegening van klager door de onderzoekers van [naam onderzoeksbureau], concludeert de commissie dat deze geen direct verband houdt met de zorgverlening aan de moeder van de klager. Daarom is de commissie onbevoegd dit geschil inhoudelijk te behandelen. Aan een antwoord op de vraag of de klager ontvankelijk is in zijn klacht komt de geschillencommissie niet meer toe.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De commissie verklaart zich onbevoegd het geschil te behandelen.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Verpleging Verzorging en Geboortezorg, bestaande uit mevrouw mr. dr. E. Venekatte, voorzitter, mevrouw mr. N. Jacobs, de heer mr. P.C. de Klerk, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. S.M.E. Balfoort, secretaris, op 5 september 2023.