Er is nog niet vastgesteld dat schade hoger dan € 25.000,– is; commissie vooralsnog ontvankelijk

De Geschillencommissie Zorg




Commissie: Zelfstandige Klinieken    Categorie: Ontvankelijkheid    Jaartal: 2024
Soort uitspraak: ontvankelijkverklaring   Uitkomst: ontvankelijk   Referentiecode: 224921/257633

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

De Geschillencommissie Zelfstandige Klinieken (hierna: de commissie) zal de klacht van de cliënte inhoudelijk behandelen, nu de klacht slechts gezamenlijk door partijen kan worden ingetrokken en niet aannemelijk is geworden dat het financiële belang meer dan € 25.000,– bedraagt. Er zal daarom een nieuwe zitting met partijen worden ingepland voor de behandeling van de klacht.

De uitspraak

In het geschil tussen

[naam], wonende te [woonplaats] (hierna te noemen: de cliënte)

en

Bergman Clinics Zorg, gevestigd te Naarden
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).

Samenvatting
De Geschillencommissie Zelfstandige Klinieken (hierna: de commissie) zal de klacht van de cliënte inhoudelijk behandelen, nu de klacht slechts gezamenlijk door partijen kan worden ingetrokken en niet aannemelijk is geworden dat het financiële belang meer dan € 25.000,– bedraagt. Er zal daarom een nieuwe zitting met partijen worden ingepland voor de behandeling van de klacht.

Behandeling van het geschil
De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

De behandeling heeft plaatsgevonden op 14 juni 2024 te Den Haag. Partijen zijn niet voor de zitting opgeroepen.

De feiten

Bij vragenformulier van 17 september 2023 heeft de cliënte een klacht ingediend bij de commissie over de zorgaanbieder met het verzoek te bepalen dat de zorgaanbieder € 21.000,– aan schadevergoeding aan de cliënte dient te betalen.

Op 24 april 2024 heeft de zorgaanbieder haar verweerschrift overgelegd. Hierin heeft de zorgaanbieder zich primair op het standpunt gesteld dat de cliënte op grond van artikel 6 lid 1 sub a van het reglement van de commissie niet-ontvankelijk is in haar klacht, omdat de cliënte voorafgaand aan het indienen van de klacht bij de commissie niet de interne klachtenprocedure van de zorgaanbieder heeft doorlopen.

Bij brief van 30 april 2024 heeft de cliënte, voor zover relevant, aan de commissie het volgende laten weten.

“Ik was mij er niet van bewust dat een klachtenprocedure een vereiste was dus ik leg me neer
dat het niet ontvankelijk is en sta er voor open dit alsnog te doen. Ik dacht dat mijn klachten
neerleggen bij de chirurg genoeg was.

Ik wist ook niet van te voren dat mijn schade waarschijnlijk meer dan € 25.000,– zou zijn en
ik had ook nog geen juridische bijstand gehad dus was ook niet op de hoogte van feit dat een
uitspraak hier bindend is.

Ik heb een advocaat gevonden maar die heeft doordat het verweerschrift van [de zorgaanbieder] zo laat binnen is gekomen geen tijd gehad om dit door te nemen.

De advocaat heeft gevraagd aan [de zorgaanbieder] het in te trekken maar deze gaan niet akkoord. Graag hoor ik van u of wij meer tijd kunnen krijgen voor de zaak ivm laat verweerschrift of dat u de zaak ontvankelijk verklaard.”

Op 1 mei 2024 heeft de commissie partijen telefonisch laten weten dat de geplande zitting van 2 mei 2024 geen doorgang zal vinden. Bij bericht van 2 mei 2024 heeft de commissie partijen laten weten dat gelet op het bericht van de cliënte van 30 april 2024 de cliënte de gelegenheid krijgt om uiterlijk 15 mei 2024 te reageren op het niet-ontvankelijkheidsverweer van de zorgaanbieder en dat de zorgaanbieder de gelegenheid krijgt om hierop binnen twee weken te reageren.

Bij brief van 2 mei 2024 heeft de zorgaanbieder aan de commissie laten weten dat zij geen beroep meer doet op haar niet-ontvankelijkheidsverweer en dat de cliënte hiervan reeds een week op de hoogte was.

Bij brief van 13 mei 2024 heeft de cliënte aan de commissie laten weten dat zij van de gelegenheid gebruik wil maken om zich tot de klachtencommissie van de zorgaanbieder te wenden. Ook geeft zij aan dat haar schade meer dan € 25.000,– bedraagt waardoor de zaak niet geschikt is voor behandeling door de commissie. Zij verzoekt de commissie om de zaak niet inhoudelijk te behandelen en geen bindende uitspraak te doen. Daarnaast verzoekt de cliënte de commissie om de zaak aan te houden zodat zij nader onderzoek naar haar rechtspositie kan verrichten.

Bij brief van 23 mei 2024 heeft de zorgaanbieder de commissie verzocht om de behandeling van de klacht van de cliënte voort te zetten en een inhoudelijke beslissing over de klacht van de cliënte te nemen.

Beoordeling
Verzoek tot intrekking van de klacht
De cliënte heeft aangevoerd dat zij van de gelegenheid gebruik wil maken om zich eerst tot de klachtencommissie van de zorgaanbieder te wenden. De commissie begrijpt dat de cliënte hiermee bedoelt dat zij haar klacht bij de commissie wil intrekken. De zorgaanbieder heeft aangegeven dat zij niet instemt met het intrekken van de klacht.

De commissie overweegt in dit verband als volgt. De klacht kan niet door slechts één van partijen worden ingetrokken. Partijen hebben met het voorleggen van de klacht aan de commissie een overeenkomst van opdracht (ex artikel 7:400 van het Burgerlijk Wetboek (BW)) met de commissie gesloten. Deze opdracht houdt in dat de commissie een bindend advies dient te geven over de ingediende klacht. Op grond van artikel 7:408 lid 1 BW kunnen partijen, oftewel de opdrachtgevers, slechts gezamenlijk de opdracht opzeggen. Dit is niet gebeurd, nu de zorgaanbieder niet instemt met intrekking van de klacht. De commissie is dan ook van oordeel dat de overeenkomst van opdracht niet is beëindigd, waardoor de klacht nog steeds ter beoordeling van de commissie voorligt.

Artikel 6 lid 1 sub a van het reglement van de commissie
Voor zover de cliënte een beroep heeft willen doen op artikel 6 lid 1 sub a van het reglement van de commissie faalt dit. Ingevolge dit artikel kan de commissie immers enkel op verzoek van de zorgaanbieder op deze grond – het niet doorlopen van de interne klachtenprocedure – de cliënte niet-ontvankelijk verklaren in haar klacht. De zorgaanbieder heeft aangegeven dat zij niet langer een beroep doet op dit artikel.

Geleden schade cliënte hoger dan € 25.000,–
De cliënte heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat de behandeling van het geschil door de commissie niet passend is, omdat de door de cliënte geleden schade hoger is dan € 25.000,–. Zij voert hiertoe het volgende aan. De cliënte moet door de medische fout van de zorgaanbieder een hersteloperatie ondergaan die meer kost dan € 15.000,– en niet door haar ziektekostenverzekering wordt gedekt. Daarnaast heeft de cliënte schade geleden wegens mantelzorg, verlies aan verdienvermogen, reiskosten, alsook recht op smartengeld (immateriële schade).

De commissie is van oordeel dat, gelet op het gebrek aan onderbouwing van de stelling dat de cliënte meer dan € 25.000,– aan schade heeft geleden, in deze stand van de procedure niet aannemelijk is geworden dat het totale financiële belang meer bedraagt dan € 25.000,–. Dat de cliënte niet-ontvankelijk is in haar klacht heeft de commissie op voorhand dus niet (ambtshalve) kunnen vaststellen.

Tot slot faalt het betoog van de cliënte dat zij zich er niet bewust van was dat de commissie 1) verzoeken om schadevergoeding tot maximaal € 25.000,– behandelt en 2) een bindend advies uitbrengt waardoor andere rechtsgangen niet meer openstaan. Op het door de cliënte ondertekende vragenformulier onder het kopje “Akkoordverklaring” is duidelijk aangegeven dat cliënte in een procedure bij de commissie niet meer dan € 25.000,– van de andere partij kan vragen. Ook is onder dit kopje duidelijk aangegeven dat de cliënte de klacht kan voorleggen aan de bevoegde rechter, maar dat in plaats daarvan met akkoordverklaring middels dit vragenformulier de klacht wordt voorgelegd aan de commissie.

Slotsom
De conclusie uit het voorgaande is dat de commissie de klacht van de cliënte inhoudelijk zal behandelen. Er wordt een nieuwe zitting gepland, waarvoor partijen worden uitgenodigd.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Voorbeslissing
De commissie
– bepaalt dat de klacht inhoudelijk zal worden behandeld en dat er een nieuwe zitting met partijen zal worden ingepland.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Zelfstandige Klinieken, bestaande uit mevrouw mr. S.W.M. Speekenbrink, voorzitter, mevrouw dr. M. van Hal, de heer mr. P.C. de Klerk, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. R.H.W. Theuns – van Waasdijk, secretaris, op 14 juni 2024.