Kosten gerekend voor klachtgesprek terugbetalen aan zorgverzekeraar

De Geschillencommissie Zorg




Commissie: Zorg Algemeen    Categorie: Behandelingsovereenkomst    Jaartal: 2022
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: ongegrond   Referentiecode: 165613/187736

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

Cliënte is vijf keer op consult geweest bij de zorgaanbieder. De zorgaanbieder heeft na vier consulten aangegeven dat er geen pasklare behandeling voor cliënte is en cliënte misschien helemaal niet te behandelen is. Cliënte heeft hier een klachtgesprek over gehad, waarna het contact is verbroken. Cliënte heeft een factuur van € 1250,- ontvangen voor vijf consulten. Cliënte wenst dat de factuur verminderd wordt met de vergoeding voor de indirecte tijd en met de vergoeding voor de tijd van het klachtgesprek. Zorgaanbieder stelt dat het klachtgesprek niet in rekening gebracht had mogen worden en zal de hiervoor gerekende uren aan de zorgverzekeraar terugbetalen. De commissie is ook van oordeel dat dit bedrag niet in rekening gebracht had mogen worden. Verder concludeert de commissie dat de consulten volgens het wettelijke stelsel zijn gedeclareerd. Cliënte heeft niet aannemelijk gemaakt dat de zorgaanbieder te veel (in)directe behandeltijd aan cliënte in rekening heeft gebracht. De zorgaanbieder is niet tekortgeschoten in de behandelovereenkomst met cliënte en de klacht is ongegrond.

De uitspraak

in het geschil tussen

[Naam], wonende te [woonplaats] (hierna te noemen: cliënte)

en

Transcare B.V., gevestigd te Groningen
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).

Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Zorg Algemeen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

De behandeling heeft plaatsgevonden op 11 november 2022 te Zwolle.

Partijen zijn niet voor de zitting opgeroepen.

Onderwerp van het geschil
De cliënte heeft de klacht voorgelegd aan de zorgaanbieder.

Het geschil betreft de volgens cliënte te hoge factuur van de zorgaanbieder.

Standpunt van cliënte
Voor het standpunt van cliënte verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

Eind 2021 is cliënte vijf keer op consult geweest bij zorgaanbieder na een verwijzing door de huisarts. De huisarts heeft cliënte verwezen naar de zorgaanbieder, omdat cliënte chronische pijnklachten heeft. Volgens de huisarts zouden ze bij de zorgaanbieder ‘verder kijken’ dan in het ziekenhuis. Na vier consulten heeft cliënte gevraagd welke behandeling geschikt zou zijn voor haar. Volgens cliënte heeft behandelaar [naam] haar daarop medegedeeld dat er geen pasklare behandeling voor haar gereed lag en dat ze misschien niet te behandelen is. Cliënte heeft na het vierde consult een email naar de zorgaanbieder gestuurd waarin ze haar onvrede heeft geuit over de gang van zaken tot dan toe. Op 12 november 2021 heeft er op verzoek van de zorgaanbieder een gesprek over de onvrede van cliënte over de behandeling of het gebrek daaraan met de regiebehandelaar [naam] (verpleegkundig specialist GGZ) plaatsgevonden, waarna het contact met de zorgaanbieder is verbroken.

Enige tijd na het beëindigen van het contact heeft cliënte een factuur van (volgens cliënte) € 1.250,– voor vijf consulten bij de zorgaanbieder ontvangen. Navraag bij het secretariaat van de zorgaanbieder heeft cliënte geleerd dat er 800 minuten aan indirecte tijd omtrent haar behandeling is weggeschreven door de zorgaanbieder. Cliënte is van mening dat het onterecht is dat de indirecte tijd aan haar in rekening is gebracht en wordt vergoed door haar zorgverzekeraar aan de zorgaanbieder. Cliënte weigert te betalen voor tijd waarin over haar werd gepraat terwijl de behandeling al was gestopt. Ook is gebleken dat de tijd die door de zorgaanbieder aan het gesprek op 12 november 2021, hetgeen door cliënte als een klachtgesprek is aangemerkt, is besteed ook in rekening is gebracht bij cliënte. Cliënte wenst dat de factuur wordt verminderd met de vergoeding voor de indirecte tijd die de zorgaanbieder aan haar stelt te hebben besteed en met de vergoeding voor de tijd die door de zorgaanbieder aan het gesprek op
12 november 2021 is besteed.

Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

Volgens de zorgaanbieder was het gesprek op 12 november 2021 een goed gesprek en is vervolgens in onderling overleg besloten het traject bij de zorgaanbieder af te sluiten.
Naar aanleiding van uitvoerig telefonisch contact van de zorgaanbieder met cliënte op 19 september 2022 heeft de zorgaanbieder op 4 oktober 2022 schriftelijk het volgende (in hoofdlijnen) aan cliënte bericht.
De intake en vervolgafspraken bij de zorgaanbieder hebben plaatsgevonden in de periode september 2021 tot en met november 2021. Binnen de GGZ werd tot en met 31 december 2021 gedeclareerd volgens het door de overheid vastgestelde DBC-stelsel.

De totale bestede tijd was 595 minuten, waarvan 345 minuten indirecte tijd. Indirecte tijd bestaat uit verslaglegging, rapportage aan huisarts/verwijzer en multidisciplinair overleg. Deze onderdelen zijn wettelijke verplicht in een GGZ-traject. Voor het gesprek op 12 november 2021 is 60 minuten in rekening gebracht. De zorgaanbieder heeft verklaard dat het achteraf bezien passender was geweest om dit gesprek als klachtgesprek aan te merken. Aangezien een klachtgesprek niet in rekening gebracht hoort te worden, zal de zorgaanbieder dit terugdraaien. De zorgaanbieder zal het te veel gedeclareerde bedrag echter niet aan cliënte maar aan de zorgverzekeraar terugbetalen, omdat de zorgverzekeraar de factuur van in totaal € 1.205,30 aan de zorgaanbieder heeft voldaan.
Vervolgens heeft de zorgaanbieder aan cliënte aangeboden om de reiskosten van het gesprek op 12 november 2021 en de behandelkosten die cliënte aan de commissie moest voldoen (ad € 52,50) aan cliënte te vergoeden. Cliënte heeft niet gereageerd op hetgeen haar in het bericht van 4 oktober 2022 door de zorgaanbieder is aangeboden.

Beoordeling van het geschil
De commissie overweegt als volgt. Aan het geschil over de factuur ligt een inhoudelijke klacht over de behandeling (of het gebrek eraan) ten grondslag, zodat het geschil op de nakoming van de geneeskundige behandelovereenkomst ziet. De commissie dient vast te stellen of de zorgaanbieder is tekortgeschoten in de nakoming van de behandelovereenkomst.

De commissie concludeert dat de consulten van cliënte bij de zorgaanbieder en de indirect door de zorgaanbieder aan cliënte bestede tijd, met uitzondering van de (in)directe tijd besteed aan het klachtgesprek, volgens het wettelijke stelsel zijn gedeclareerd. Dat de behandeling door de zorgaanbieder niet het voor cliënte gewenste effect heeft gehad, maakt niet dat er onterecht of buitenwettelijk is gedeclareerd.

De commissie is van oordeel dat de tijd besteed aan het klachtgesprek op 12 november 2021 niet had mogen worden gedeclareerd, maar concludeert dat die tekortkoming door de zorgaanbieder zal worden gerepareerd, in die zin dat de zorgaanbieder dit deel van de declaratie zal vergoeden aan de zorgverzekeraar. De commissie gaat ervan uit dat de zorgaanbieder voor het einde van 2022 voor die vergoeding zorgdraagt.

De commissie is van oordeel dat cliënte niet aannemelijk heeft gemaakt dat de zorgaanbieder, afgezien van het deel van de declaratie dat ziet op de tijd die is gedeclareerd voor het gesprek op 12 november 2021, te veel (in)directe behandeltijd aan cliënte in rekening heeft gebracht.
Nu de aanvankelijke tekortkoming (de declaratie van het gesprek op 12 november 2021) wordt hersteld, is de commissie van oordeel dat de zorgaanbieder niet is tekortgeschoten in de behandelovereenkomst met cliënte en is de klacht ongegrond.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De commissie verklaart de klacht ongegrond.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Zorg Algemeen, bestaande uit de heer mr. M.M. Verhoeven, voorzitter, de heer dr. J.W. Stenvers, mevrouw mr. R. Jelicic, leden, in aanwezigheid van mevrouw
mr. C. Koppelman, secretaris, op 11 november 2022.