Echtgenote klager overlijdt, commissie verklaard klacht ongegrond

De Geschillencommissie Zorg




Commissie: Ziekenhuizen    Categorie: (On)zorgvuldigheidbejegening    Jaartal: 2023
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: ongegrond   Referentiecode: 209499/219334

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

Het geschil betreft de zorgverlening voor de echtgenote van klager. Klager verwijt de zorgaanbieder nalatig handelen ten gevolge waarvan zijn echtgenote is overleden. Klager wil erkenning van nalatig handelen van zorgaanbieder. De zorgaanbieder verklaart waarom er gehandeld is op de wijze waarop zorg is verleend. De commissie oordeelt dat nergens uit blijkt dat zorgaanbieder onzorgvuldig of iets dergelijks heeft gehandeld. De commissie verklaart de klacht ongegrond.

De uitspraak

In het geschil tussen

de heer [naam], wonende te [plaatsnaam] (hierna te noemen: klager)

en

Stichting Sint Antonius Ziekenhuis, gevestigd te Nieuwegein
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).
gemachtigde: de heer mr. [naam]

Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Ziekenhuizen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

De behandeling heeft plaatsgevonden op 25 september 2023 te Utrecht. Klager werd ter zitting vergezeld door zijn zoon de heer [naam]. De zorgaanbieder werd vertegenwoordigd door de heer drs. [naam], anesthesioloog-intensivist, de heer drs. [naam], internist-intensivist en bijgestaan door zijn gemachtigde de heer mr. [naam].

Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de zorgverlening voor de echtgenote van klager. Klager verwijt de zorgaanbieder nalatig handelen ten gevolge waarvan zijn echtgenote is overleden.

Standpunt van klager
Vooraf merkt klager op dat hij steeds zeer tevreden is geweest over de hulp en inzet die de heer [naam anesthesioloog-intensivist] en de cardioloog zich voor zijn echtgenote getroost hebben. Hij is hen daar zeer dankbaar voor.

De gang van zaken rond het overlijden van zijn echtgenote (hierna te noemen: de cliënte) houdt klager echter nog steeds bezig. Op 17 oktober 2022 had de cliënte een afspraak om gedotterd te worden in het ziekenhuis van de zorgaanbieder. Omdat de vaten te zeer verstopt bleken, kon de dotterbehandeling geen doorgang vinden. Ook eerder gedotterde vaten bleken alweer bijna dichtgeslibd. Op 21 oktober 2022 werd de echtgenote onwel en is zij met de ambulance naar het ziekenhuis gebracht. Daar is diezelfde dag met spoed een hartoperatie uitgevoerd. Na de hartoperatie leek de cliënte aan de beterende hand en werd klager verteld dat het goed met haar ging. Op 22 oktober 2022 was de cliënte goed wakker en aanspreekbaar. Vanaf 23 oktober 2022 werd echter alles anders en werd klager uiteindelijk te kennen gegeven dat de cliënte geen hersenactiviteit meer toonde en zij zou komen te overlijden.

Klager kan zich niet aan de indruk onttrekken dat dit te wijten is aan gebrekkige zorgverlening door de zorgaanbieder. Aan klager werd namelijk steeds te kennen gegeven dat de zorg volgens protocol was uitgevoerd en er niets met de hersenen van de cliënte aan de hand was. Iedere keer als klager of familieleden een bezoek brachten aan de cliënte troffen zij echter situaties aan die weinig vertrouwen gaven in de verpleging. Zo kreeg de cliënte een keer een bloedtransfusie maar bleek dat het infuuskraantje niet openstond. Ook bleek de sondevoeding te lekken. De cliënte ontwikkelde koorts en bleek een longontsteking te hebben opgelopen. Hoewel er meerdere keren alarmbellen naast het bed afgingen, werd daar niet altijd op gereageerd. De verpleging reageerde afhoudend op vragen of de cliënte niet op een koelbed moest worden gelegd en of niet een hersenscan moest worden gemaakt. Dit was allemaal niet nodig werd gezegd, maar vervolgens werd de cliënte enkele uren later toch op een koelbed gelegd waarna de koorts zakte. Op zijn vragen ontving klager geen antwoord en een uitleg over het verminderde bewustzijn van de cliënte werd niet gegeven.
Klager vraagt zich af wat er is voorgevallen waardoor er opeens geen hersenactiviteit meer was waar te nemen bij de cliënte. Op 24 oktober 2022 is met spoed een CT-scan gemaakt. Waarom is de cliënte niet meteen weer op de beademing aangesloten toen het zuurstofgehalte in haar bloed verlaagd bleek te zijn? De cliënte is tot klagers immense verdriet op 31 oktober 2022 overleden.

Klager is van mening dat de zorgaanbieder nalatig heeft gehandeld in de zorgverlening voor zijn echtgenote als gevolg waarvan zij uiteindelijk is overleden. Klager krijgt er zijn echtgenote niet mee terug, maar verlangt een erkenning van het nalatig handelen van de zorgaanbieder.

Standpunt van de zorgaanbieder
De zorgaanbieder merkt vooraf op dat hij het overlijden van de cliënte zeer betreurt. De zorgaanbieder excuseert zich voor de zakelijke reactie die hij zal moeten geven maar wil benadrukken dat de behandelaars veel oog hebben voor het verdriet van klager en zijn familie.

De cliënte is van 21 tot en met 31 oktober 2022 opgenomen geweest op de afdeling intensive care van het ziekenhuis van de zorgaanbieder. Op 21 oktober 2022 is met spoed een hartoperatie (bypassoperatie aan de kransslagaders) uitgevoerd. Op 22 en 23 oktober 2022 verbeterde de gezondheidstoestand van de cliënte waarom werd besloten haar van de beademing af te halen. Op 24 oktober 2022 trad in de vroege ochtend echter onverwacht een acute situatie op. Er bleek sprake te zijn van een daling in het zuurstofgehalte in het bloed. Het zuurstofgehalte werd weer op peil gebracht maar, omdat er eveneens sprake was van een bewustzijnsdaling werd de neuroloog om advies gevraagd. Er werd een CT-scan van het hoofd van de cliënte gemaakt om een behandelbare oorzaak van de bewustzijnsdaling aan te tonen of uit te sluiten. Hierna werd de echtgenote opnieuw geïntubeerd en aangesloten op de beademingsapparatuur.
Het behandelteam vond geen behandelbare oorzaak voor de bewustzijnsdaling en besloot een afwachtend beleid in te zetten waarbij de situatie van de cliënte gemonitord werd en haar vitale functies werden ondersteund. In de dagen daarna verslechterde de toestand van de cliënte echter waarna zij op 31 oktober 2022 in het bijzijn van haar familie is overleden. Aan de cliënte is alle mogelijke zorg gegeven maar dat heeft haar overlijden niet kunnen voorkomen.

De zorgaanbieder rekent het zichzelf aan dat hij niet beter aan klager en de familie duidelijk heeft kunnen uitleggen welke zorgafwegingen werden gemaakt waarmee kennelijk bij de familie onduidelijkheden zijn blijven bestaan. De verslaglegging in het dossier van de cliënte is steeds gedegen en uitgebreid geweest.
De klachtenonderzoekscommissie van het ziekenhuis heeft op 15 maart 2023 een uitspraak gedaan over de klachten van klager. In die procedure heeft de heer [naam anesthesioloog-intensivist] uitvoerig toegelicht hoe het ziekteverloop van de cliënte is geweest en welke zorgafwegingen werden gemaakt. De klachten van klager zijn ongegrond verklaard. Wel is aan het ic-team van de zorgaanbieder het advies gegeven om er goed op te letten dat er voldoende aandacht wordt besteed aan adequate uitleg aan familieleden.
De heer [naam anesthesioloog-intensivist] hoopt dat de beantwoording van de vragen in de klachtenprocedure en de geschilprocedure klager en zijn familie meer duidelijkheid hebben kunnen geven en hen tot steun kunnen zijn bij het verwerken van het verlies.

Beoordeling van het geschil
De cliënte is op 31 oktober 2022 na een hartoperatie op de intensive care afdeling van het ziekenhuis van de zorgaanbieder overleden.
Klager vraagt zich af of het overlijden van de cliënte een gevolg is van het onzorgvuldig of nalatig handelen van de zorgaanbieder. Daarvan is de commissie niet gebleken.

Uit het medisch dossier blijkt dat de cliënte meerdere ernstige gezondheidsproblemen had; zo leed zij aan diabetes, had zij een hoge bloeddruk en was zij vanwege aderverkalking eerder gedotterd.
Een volgende dotterbehandeling op 17 oktober 2022 kon geen doorgang vinden, omdat de vaten van de cliënte te zeer verstopt bleken, zo heeft klager toegelicht.
Vanwege ernstige klachten is op 21 oktober 2022 met spoed een hartoperatie bij de cliënte uitgevoerd.
Aanvankelijk leek de cliënte goed te herstellen van de intensieve ingreep en kon zij van de beademing worden gehaald. Vanwege een op 24 oktober 2022 plotseling optredende bewustzijnsdaling heeft de zorgaanbieder met spoed een CT-scan van de hersenen van de cliënte gemaakt waarna zij weer op de beademing is aangesloten. Klager vraagt zich af waarom de cliënte niet meteen en nog voor het uitvoeren van de CT-scan weer op de beademing is aangesloten. Klager heeft de indruk dat zuurstofgebrek heeft bijgedragen aan de hersenschade die de cliënte uiteindelijk fataal is geworden.
De ter zitting aanwezige artsen hebben toegelicht dat op het moment van het optreden van een bewustzijnsdaling het van levensbelang kan zijn om de oorzaak daarvan middels een CT-scan te achterhalen, zodat zo nodig meteen (operatief) kan worden ingegrepen. Met het eerst weer intuberen en het vervolgens aansluiten op de beademing gaat kostbare tijd verloren. Om die reden hebben de artsen het zuurstofgehalte in het bloed van de cliënte met een kapje snel naar een veilig peil van 90+ % gebracht en hebben zij vervolgens de scan uitgevoerd. Die scan gaf echter geen oorzaak voor de bewustzijnsdaling aan.
De commissie onderschrijft de handelwijze van de artsen en is van oordeel dat de artsen op 24 oktober 2022 zorgvuldig en in het belang van de cliënte hebben gehandeld door het zuurstofgehalte snel op peil te brengen, de CT-scan uit te voeren en de cliënte vervolgens weer te intuberen en op de beademing aan te sluiten; dit wordt ook ondersteund door de gegevens uit het medisch dossier van de cliënte.
Met de klachtencommissie in haar uitspraak van 15 maart 2023 is de commissie dan ook van oordeel dat de zorgaanbieder geen verwijt valt te maken en de klachten ongegrond zijn.

Ten aanzien van de klachten betreffende de verpleging van de cliënte overweegt de commissie als volgt.
Klager heeft opgemerkt dat op de ic-afdeling waar de cliënte was opgenomen één verpleegkundige verantwoordelijk was voor de zorg van vier patiënten. Klager had de indruk dat er daarmee onvoldoende zorgpersoneel aanwezig was om de gezondheidstoestand van de cliënte goed te monitoren en waar nodig hulp te bieden of in te grijpen.
De zorgaanbieder heeft toegelicht dat de artsen en verpleegkundigen gezamenlijk belast zijn met de zorg voor de ic-patiënten. De verhouding tussen het aantal artsen en verpleegkundigen is een gevolg van de inrichting van het Nederlandse zorgsysteem waar de zorgaanbieder geen invloed op heeft. De commissie is van oordeel dat de zorgaanbieder hiervan geen verwijt kan worden gemaakt.
Daarbij is niet aannemelijk geworden dat de zorgverlening voor de cliënte onzorgvuldig of onder de maat is geweest.
De klachten ten aanzien van de zorgverlening worden dan ook eveneens ongegrond verklaard.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
Het door klager verlangde wordt afgewezen.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Ziekenhuizen, bestaande uit mevrouw mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, mevrouw mr. dr. M.J. van Dam en de heer J. Donga, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. J.C. Quint, secretaris, op 25 september 2023.