Commissie: Geestelijke Gezondheidszorg
Categorie: bejegeningzorgverlening
Jaartal: 2024
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: ongegrond
Referentiecode:
246988 /409548
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
De commissie verklaart de klachten van cliënte met betrekking tot diagnosestelling, behandeling, gevolgde procedures en informatie aan de huisarts wegens onvoldoende onderbouwing ongegrond.
De uitspraak
In het geschil tussen
[naam], wonende te [plaats] (hierna te noemen: de cliënt)en
Parnassia Groep BV, gevestigd te ‘s-Gravenhage
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).
Samenvatting
De commissie verklaart de klachten van cliënte met betrekking tot diagnosestelling, behandeling, gevolgde procedures en informatie aan de huisarts wegens onvoldoende onderbouwing ongegrond.
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De cliënt heeft de klacht voorgelegd aan de zorgaanbieder. De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
Partijen zijn niet voor de zitting opgeroepen.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 15 augustus 2024 te Den Haag.
De commissie heeft het volgende overwogen.
Beoordeling
De commissie dient te oordelen of de zorgaanbieder heeft gehandeld, zoals een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot/hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben gehandeld.
De klachten van cliënte betreffen de diagnose, inhoud van de behandeling, procedures, het niet nakomen van afspraken en een verschil van inzicht tussen de psychiater van de zorgaanbieder en een extern psychiater. Daarnaast heeft de zorgaanbieder het concept van de brief aan de huisarts niet aangepast, onder meer over de diagnose zoals was afgesproken. Tot op heden is de huisarts niet geïnformeerd over afsluiting van de behandeling.
Cliënte verzoekt de commissie te bewerkstelligen dat de zorgaanbieder de toonzetting van de brief aan de huisarts aanpast en het huidige toestandsbeeld beschrijft zodat cliënte bij de rechter meer kans maakt om het contact met haar kinderen uit te breiden.
De commissie merkt in de eerste plaats op dat zij op grond van haar reglement niet bevoegd is aan het verzoek van cliënte – bewerkstelligen dat een brief wordt aangepast aan de huidige situatie – te voldoen. Zij kan slechts een oordeel geven over de gegrondheid van een klacht en eventueel een andere beslissing nemen, die zij redelijk en billijk acht ter beëindiging van het geschil. Het aanpassen van een brief door de zorgaanbieder valt hier niet onder.
Cliënte heeft voor de onderbouwing van haar klachten verwezen naar een rapport dat is opgesteld in oktober 2022 door de psychiater van Psyon. De commissie overweegt dat het onderzoek van deze psychiater van Psyon niet kan worden gezien als nieuw psychiatrisch onderzoek ter vaststelling van een diagnose, omdat dit onderzoek was gericht op de beoordeling van de arbeids-(on)geschiktheid van cliënte. Reeds hierom kan op basis van de bevindingen van deze psychiater niet worden geconcludeerd dat de zorgaanbieder onzorgvuldig heeft gehandeld met betrekking tot het stellen van de diagnose en de behandeling van cliënte.
Door de commissie is op basis van de stukken vastgesteld dat cliënte in februari 2021 is opgenomen met een crisismaatregel door de zorgaanbieder vanwege een gedrag dat voortvloeit uit een niet-gespecificeerde psychotische stoornis. Deze diagnose is op 12 februari 2021 door de psychiater van de zorgaanbieder voorlopig bijgesteld naar de diagnose Posttraumatische stressstoornis (PTSS) en ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis. Zowel op 11 juli 2021 als op
23 februari 2022 heeft de psychiater, op basis van psychiatrisch onderzoek, opnieuw deze diagnose ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis vastgesteld.
Omstreeks juni 2022 heeft de rechtbank geoordeeld dat de ex-partner de volledige voogdij over de kinderen krijgt omdat er geen vooruitgang was geboekt in de behandeling van cliënte en nader onderzoek naar de psychiatrische gesteldheid van cliënte nodig acht. De medische verklaring die aan deze beslissing ten grondslag heeft gelegen is opgesteld door een onafhankelijke psychiater.
Eind 2022 heeft een GZ-psycholoog geconcludeerd dat de hulpvraag van cliënte niet meer aansloot op het behandelaanbod van de zorgaanbieder. Het toestandsbeeld van cliënte leek te zijn gestabiliseerd, maar door het ontbreken van voldoende informatie kon het bestaan van een psychotische stoornis noch worden bevestigd, noch worden uitgesloten. Volgens de zorgaanbieder zou cliënte zowel tijdens de opname in de kliniek als tijdens de behandeling bij het FACT-team herhaaldelijk te kennen hebben gegeven het niet eens te zijn met de diagnose maar niet open te staan voor nader diagnostisch onderzoek.
Cliënte is voor het laatst gezien door de GZ-psycholoog op 30 maart 2023 en door de psychiater op
4 augustus 2023. In de afsluitbrief van 22 december 2023 aan de huisarts, verzonden via het elektrisch patiëntendossier, heeft de zorgaanbieder aangegeven dat het behandeltraject in overleg met cliënte is beëindigd en dat cliënte is uitgeschreven bij het FACT, daar cliënte geen verdere hulpvraag meer had.
Uit het vorenstaande leidt de commissie af dat een voorlopige diagnose is gesteld, maar dat een definitieve diagnose niet kon worden gesteld, omdat cliënte hieraan niet wilde meewerken. Het stopzetten van de behandeling is door de zorgaanbieder via de geëigende weg aan de huisarts meegedeeld.
Cliënte heeft voorts niet duidelijk gemaakt wat er heeft geschort aan de behandeling en de gevolgde procedures.
Alles overwegende is de commissie van oordeel dat cliënte haar klachten niet voldoende heeft onderbouwd.
Gelet op het vorenstaande zal de commissie de klachten van cliënte wegens onvoldoende onderbouwing ongegrond verklaren.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie verklaart de klachten ongegrond.
Het door de cliënt verlangde wordt afgewezen.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg, bestaande uit mevrouw mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, mevrouw dr. N.D. Veen, de heer mr. R.P. Gerzon, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. W. Hartong van Ark, secretaris, op 15 augustus 2024.