Commissie: Vrijgevestigde GGZ Praktijken
Categorie: Kosten
Jaartal: 2024
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: ten dele gegrond
Referentiecode:
237338/253576
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
Deze zaak gaat over het kennismakingsgesprek dat tussen de cliënt en de zorgaanbieder heeft plaatsgevonden om te kijken of de Hou-me-vast training voor de cliënt en zijn echtgenote op dat moment geschikt zou zijn. Tijdens dit gesprek zijn echter ook behandelaspecten aan bod gekomen, hetgeen de cliënt niet had verwacht en ook niet hoefde te verwachten. Daarbij komt dat de zorgaanbieder bij de voorbereiding en het aangaan van het gesprek niet zorgvuldig heeft gehandeld. De klacht is dan ook op dit punt gegrond. Niet is komen vast te staan dat de zorgaanbieder zich negatief heeft uitgelaten over de psychotherapeut van de echtgenote. In zoverre is de klacht ongegrond. De factuur mag als niet verzonden worden beschouwd, zodat de commissie daarover niet meer hoeft te beslissen.
De uitspraak
Samenvatting
Deze zaak gaat over het kennismakingsgesprek dat tussen de cliënt en de zorgaanbieder heeft plaatsgevonden om te kijken of de Hou-me-vast training voor de cliënt en zijn echtgenote op dat moment geschikt zou zijn. Tijdens dit gesprek zijn echter ook behandelaspecten aan bod gekomen, hetgeen de cliënt niet had verwacht en ook niet hoefde te verwachten. Daarbij komt dat de zorgaanbieder bij de voorbereiding en het aangaan van het gesprek niet zorgvuldig heeft gehandeld. De klacht is dan ook op dit punt gegrond. Niet is komen vast te staan dat de zorgaanbieder zich negatief heeft uitgelaten over de psychotherapeut van de echtgenote. In zoverre is de klacht ongegrond. De factuur mag als niet verzonden worden beschouwd, zodat de commissie daarover niet meer hoeft te beslissen.
Beoordeling
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft het kennismakingsgesprek dat heeft plaatsgevonden.
Standpunt van de cliënt
Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie allereerst naar de overgelegde stukken. Het standpunt van de cliënt luidt samengevat als volgt.
Op 5 september 2023 heeft de cliënt samen met zijn echtgenote een gesprek gehad met de heer [zorgaanbieder] en mevrouw [zorgaanbieder]. Vanwege een relatiecrisis waren de cliënt en zijn echtgenote doorverwezen door de psychotherapeut/seksuoloog waar de echtgenote individueel onder behandeling is.
De cliënt heeft het gesprek als zeer onprettig en onprofessioneel ervaren. De heer [zorgaanbieder] was voorafgaand aan het gesprek op de hoogte gesteld van de situatie waarin de cliënt en zijn echtgenote zich bevonden. De echtgenote heeft telefonisch overleg gehad met mevrouw [zorgaanbieder] en daarnaast zijn vragenlijsten ingevuld waarin de situatie uitgebreid is beschreven. De heer [zorgaanbieder] heeft voorafgaand aan het gesprek geen contact gezocht, ook niet met de psychotherapeut van de echtgenote.
Tijdens het gesprek bleek dat de heer [zorgaanbieder] zijn mening al had gevormd en was hij daar niet meer vanaf te brengen. Dat hij een totaal andere visie had dan de psychotherapeut van de echtgenote, had hij moeten bespreken met die psychotherapeut en niet met de cliënt en zijn echtgenote. De [zorgaanbieder] maakte ongepaste opmerkingen over seksualiteit en gaf de cliënt het gevoel dat mannen primitieve wezens zijn, die hun behoeften niet onder controle kunnen houden. Daarmee heeft hij de cliënt, maar ook zijn relatie met zijn echtgenote geschaad. De [zorgaanbieder] is, ongevraagd en door de cliënt ongewenst, op de stoel van seksuoloog gaan zitten. Voor zover bekend is de [zorgaanbieder] geen seksuoloog. Het is ongepast dat hij het behandeltraject van de cliënt en zijn echtgenote als echtpaar, en de vrouw individueel, bij een collega zorgverlener op dergelijke wijze ondermijnt. De toon van de [zorgaanbieder] heeft de cliënt in grote delen van het gesprek als intimiderend ervaren. Dat de [zorgaanbieder] stelt dat de cliënt angstig is om voor zijn behoeftes als man op te komen en dat hij hiervoor professionele hulp moet zoeken, terwijl cliënt alleen zijn echtgenote de ruimte geeft haar grenzen aan te geven, is schokkend te noemen. De getrokken conclusie dat het begrijpelijk is dat de cliënt trauma heeft veroorzaakt bij zijn echtgenote, heeft diepe sporen nagelaten en voor veel verwarring gezorgd.
Buiten zijn eigen leed heeft de cliënt moeten aanschouwen dat zijn vrouw werd ge(her)traumatiseerd tijdens het gesprek. Zij voelde zich dusdanig onveilig tijdens het gesprek, dat ze dissocieerde, maar de [zorgaanbieder] leek daar geen boodschap aan te hebben. Dat hij haar het gevoel heeft gegeven dat zij niet het recht heeft om op seksueel gebied haar grenzen aan te geven, heeft haar angst richting de cliënt vergroot. Het is voor hem als partner onbegrijpelijk dat een psychotherapeut dit een patiënt kan aandoen, en dat de cliënt nu niets anders meer kan doen dan toekijken hoe zijn echtgenote worstelt met de gevolgen van het gesprek.
Na het gesprek was de cliënt geschokt en in de war. De cliënt is opgevangen door de psychotherapeut van zijn echtgenote en de huisarts. Ondanks dat heeft hij zich moeten ziekmelden van zijn werk. Het gesprek met de [zorgaanbieder] en zijn vrouw heeft de boog die door de hele situatie onder grote spanning stond, doen knappen. De cliënt en zijn echtgenote hebben meerdere malen geprobeerd om in gesprek te komen met de[zorgaanbieder]. Daarop heeft hij afwijzend gereageerd.
De cliënt en zijn echtgenote staan nog steeds open voor een gesprek met de[zorgaanbieder], echter alleen wanneer de psychotherapeut van de echtgenote hierbij aanwezig is. Daarnaast wil de cliënt een creditfactuur ontvangen voor het volledige gefactureerde bedrag van € 955,–, aangezien zij ruimschoots op tijd de training hebben afgezegd, conform de algemene voorwaarden.
Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie allereerst naar de overgelegde stukken, met name het verweer van 15 februari 2024 van de gemachtigde van de zorgaanbieder. Het standpunt van de zorgaanbieder luidt samengevat als volgt.
De [zorgaanbieder] betreurt het dat de cliënt geen goed gevoel heeft overgehouden aan het kennismakingsgesprek. Hij herkent zich niet in het beeld dat de cliënt van het kennismakingsgesprek schetst. Hij heeft op een zeer zorgvuldige manier getracht met de cliënt en zijn echtgenote te verkennen waar ieders relatiebehoeften uit bestonden ter voorbereiding op de mogelijke deelneming aan de Hou-me-vast training. Uit de vooraf ingevulde vragenlijst van de cliënt bleek dat hij wat vlakker was in zijn emoties dan zijn echtgenote en wellicht minder goed in staat was zijn gevoelens en behoeften te uiten. De echtgenote gaf in haar vragenlijst aan daar ook moeite mee te hebben in de relatie en graag meer van de cliënt te horen hoe hij dingen binnen hun relatie beleeft en wat zijn wensen en behoeften zijn. Tijdens het gesprek bleek dat de cliënt zichzelf vooral als ‘dader’ zag voor de ontstane relatiecrisis omdat hij de afspraak om geen intimiteit te hebben met zijn echtgenote (en het initiatief nemen daartoe) had geschonden. Tegen deze achtergrond heeft de [zorgaanbieder] vragen gesteld aan de cliënt om iets meer van zijn binnenwereld naar boven te krijgen.
Voorafgaand aan het stellen van vragen is steeds getoetst of het akkoord was om op de voorgestelde onderwerpen in te gaan om zodoende de grenzen van de cliënt goed af te kunnen tasten en hier respectvol mee om te gaan. Door de cliënt werd steeds instemmend gereageerd.
De vragen van de [zorgaanbieder] waren erop gericht om te toetsen of het echtpaar baat zou kunnen hebben bij deelname aan de training. Hiervoor was het van belang dat de cliënt naast zijn echtgenote zijn relatiebehoeftes goed kenbaar kon maken. Er is uitgelegd dat tijdens de training wordt ingegaan op de verschillende soorten behoeften binnen een relatie en welke patronen en dynamieken tussen twee partners daarin een rol kunnen spelen en hoe daarmee kan worden omgegaan. In dat kader is ook stilgestaan bij de behoefte aan seksuele intimiteit en dat dit een manier is om je met je partner te verbinden. Uitgelegd is dat seks één van de menselijke behoeftes is, naast eten, drinken en slapen.
De [zorgaanbieder] constateert aan de hand van de klacht dat zijn vragen en uitleg geheel anders zijn geïnterpreteerd dan hij bedoeld heeft. Dat is spijtig. Hij kan zich indenken dat het thema seksuele behoeften in de relatie van het echtpaar emotioneel beladen was en wellicht daardoor de gevoeligheden op dit thema in de relatie extra heeft getriggerd.
De ontevredenheid en de negatieve ervaring heeft de cliënt pas na het kennismakingsgesprek geuit. Tijdens het gesprek is door de cliënt en zijn echtgenote op geen enkel moment uitgesproken dat het niet goed voelde of dat er andere begrenzingen in het gesprek nodig waren. De [zorgaanbieder] heeft tijdens het gesprek geen signalen ontvangen dat het gesprek niet goed liep en een time-out nodig was, want anders had hij hier zeker iets mee gedaan en bijgestuurd.
De [zorgaanbieder] en [zorgaanbieder] hebben tijdens het kennismakingsgesprek op geen enkel moment gezien dat de echtgenote aan het dissociëren was. Zij hebben beiden veel ervaring met cliënten die kunnen dissociëren en weten ook goed hierop te reageren indien aan de orde. De [zorgaanbieder] had niet het idee dat de echtgenote niet met haar aandacht bij het gesprek was. Onjuist is dat de cliënt dit tijdens het gesprek heeft aangeven.
De [zorgaanbieder] zag voorafgaand aan het kennismakingsgesprek geen aanleiding of noodzaak om al contact op te nemen met de cliënt of met de psychotherapeut van de echtgenote. De hulpvraag en de aanleiding voor de mogelijke deelname aan de training waren op dat moment voldoende duidelijk. Hij wilde eerst het kennismakingsgesprek afwachten voordat hij zou besluiten dat eventueel aanvullende informatie nodig was. Het is ook niet gebruikelijk om voorafgaan aan een kennismakingsgesprek al contact te hebben.
De [zorgaanbieder] weet niet goed wat de cliënt bedoelt waar hij zegt dat het professionele standpunt van de [zorgaanbieder] afwijkt van dat van de psychotherapeut van de echtgenote. Hij heeft zich op geen enkele manier negatief uitgelaten over het handelen van de psychotherapeut van de echtgenote. Conform de wens van de echtgenote is tijdens het kennismakingsgesprek helemaal niet ingegaan op haar individuele therapie.
De factuur is verzonden voordat bekend werd dat het echtpaar niet aan de training deel zou nemen. De factuur kan als niet verzonden worden beschouwd.
De [zorgaanbieder] is altijd bereid geweest om met elkaar te praten, alleen niet onder de condities die daaraan door de echtgenote worden gesteld.
Beoordeling
Voor de inhoud van de klacht gaat de commissie uit van hetgeen de cliënt heeft ingevuld op het vragenformulier. Dit is hiervoor bij het standpunt van de cliënt weergegeven.
Op 5 september 2023 heeft een kennismakingsgesprek plaatsgevonden tussen de cliënt, zijn echtgenote en [zorgaanbieder] en[zorgaanbieder]. Doel van dit gesprek was om te kijken of de Hou-me-vast training voor de cliënt en zijn echtgenote op dat moment passend zou zijn.
Uit de overgelegde stukken en hetgeen partijen tijdens de zitting naar voren hebben gebracht, blijkt dat tijdens het kennismakingsgesprek ook behandelinhoudelijke aspecten – zoals verhelderen van en invloed op de patronen binnen de relatie – aan bod zijn gekomen. Er is besproken dat seksuele behoeften universele menselijke behoeften zijn, net zoals de behoefte aan eten en drinken. De commissie twijfelt er niet aan dat dit is gegaan zoals door de echtgenote is aangegeven. Bij de zorgaanbieder was op moment bekend dat bij de echtgenote sprake was van langdurig seksueel misbruik en een langdurige behandeling en eveneens dat het echtpaar samen met de therapeut van de echtgenote heeft afgesproken geen seksuele toenadering te zoeken gedurende het intensieve traumabehandelingstraject. Met deze achtergrondinformatie over de echtgenote is het naar het oordeel van de commissie niet professioneel om in het kader van een kennismakingsgesprek deze uitingen te doen. Dit geldt te meer nu de cliënt en zijn echtgenoot dit niet hadden verwacht en ook niet hoefden te verwachten van een kennismakingsgesprek. Artikel 21 van de Beroepscode voor psychologen bepaalt immers: Psychologen stellen betrokkenen niet bloot aan negatieve ervaringen, tenzij dat noodzakelijk is voor het bereiken van het doel van hun beroepsmatig handelen en het de enige manier is waarop dat doel bereikt kan worden. In dat geval trachten zij zo veel mogelijk de gevolgen van de negatieve ervaringen voor de betrokkenen te beperken of te neutraliseren.
Nadat de cliënt en zijn echtgenote bij de zorgaanbieder hadden aangegeven hoe zij het gesprek hebben ervaren, is geen gesprek meer tussen partijen tot stand gekomen. De [zorgaanbieder] wilde de psychotherapeut van de cliënte niet bij het gesprek hebben, maar alleen een onafhankelijke derde. Hij heeft hier geen verdere actie – en verantwoordelijkheid – in genomen. Artikel 23 van de Beroepscode voor psychologen bepaalt: Psychologen geven zich rekenschap van het feit dat hun beroepsmatig handelen niet alleen directe gevolgen kan hebben, maar ook ingrijpende indirecte effecten. Als dat het geval is, dan spannen zij zich in om, voor zover dat in hun vermogen ligt, schade te voorkomen.
Naar het oordeel van de commissie is de klacht van de cliënt over het kennismakingsgesprek gegrond. De zorgaanbieder heeft niet zorgvuldig gehandeld bij de voorbereiding en het aangaan van het gesprek, maar evenmin wat betreft een passende afronding, nu is gebleken dat het gesprek verregaande gevolgen heeft gehad voor het echtpaar. Zeker gezien de gespreksonderwerpen die aan bod gekomen zijn tijdens het kennismakingsgesprek, die de gebruikelijke inhoud van een kennismaking duidelijk overstijgen, had van de zorgaanbieder verwacht mogen worden dat hij meer verantwoordelijkheid en inzet had getoond om tegemoet te komen aan de behoefte van het echtpaar om hierover nog in gesprek te gaan, dit om zodoende de ontstane schade trachten te herstellen. Ook ter zitting heeft de zorgaanbieder geen blijk gegeven zich hiervan bewust te zijn.
Dat de zorgaanbieder zich negatief heeft uitgelaten over de deskundigheid van de psychotherapeut van de echtgenote, is niet komen vast te staan. De klacht is in zoverre ongegrond.
De ondernemer heeft aangegeven dat de cliënt de factuur voor de training als niet verzonden mag worden beschouwd, zodat de commissie daarover niet meer hoeft te beslissen.
Ingevolge het reglement van de commissie dient de zorgaanbieder aan de cliënt het door hem betaalde klachtengeld te vergoeden.
De cliënt heeft een bedrag van € 955,– in depot gestort voor de factuur van de Hou-me-vast training. De zorgaanbieder heeft aangegeven dat deze factuur niet verzonden had mogen worden. De commissie zal bepalen dat het in depot gestorte bedrag aan de cliënt zal worden uitbetaald.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ten dele gegrond is.
Beslissing
De commissie:
– verklaart de klacht gedeeltelijk gegrond;
– bepaalt dat de zorgaanbieder overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 52,50 dient te vergoeden aan cliënt ter zake van het klachtengeld;
– bepaalt dat de zorgaanbieder overeenkomstig het reglement van de commissie aan de commissie behandelingskosten verschuldigd is;
– bepaalt dat het in depot gestorte bedrag van € 955,– aan de cliënt wordt uitbetaald;
wijst het meer of anders gevorderde.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Vrijgevestigde GGZ praktijken, bestaande uit de heer mr. H.A. van Gameren, voorzitter, mevrouw M. van den Elsen, de heer mr. M.W.E. Tusschenbroek, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. L. Kramer, secretaris, op 13 juni 2024.