Dat cliënt de behandeling is ondergaan, betekent niet perse dat cliënt was geïnformeerd en toestemming heeft gegeven

  • Home >>
  • Ziekenhuizen >>
De Geschillencommissie Zorg




Commissie: Ziekenhuizen    Categorie: informatie(verstrekking)    Jaartal: 2024
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: gegrond   Referentiecode: 254178/365494

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

De commissie heeft niet kunnen vaststellen dat de doorverwijzing van cliënt medisch noodzakelijk was en heeft evenmin kunnen vaststellen dat cliënt voorafgaand aan zijn behandeling is geïnformeerd over die behandeling. De klacht is om die reden gegrond. De vordering tot terugbetaling van het factuurbedrag wordt afgewezen, aangezien de commissie niet bevoegd is over (de hoogte van) een factuur te oordelen.

De uitspraak

In het geschil tussen

mevrouw [naam], wonende te [plaatsnaam] (hierna te noemen: de cliënt)

en

OLVG, gevestigd te Amsterdam
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).

Samenvatting
De commissie heeft niet kunnen vaststellen dat de doorverwijzing van cliënt medisch noodzakelijk was en heeft evenmin kunnen vaststellen dat cliënt voorafgaand aan zijn behandeling is geïnformeerd over die behandeling. De klacht is om die reden gegrond. De vordering tot terugbetaling van het factuurbedrag wordt afgewezen, aangezien de commissie niet bevoegd is over (de hoogte van) een factuur te oordelen.

Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Ziekenhuizen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De cliënt heeft de klacht voorgelegd aan de zorgaanbieder. De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

Partijen zijn niet voor de zitting opgeroepen.

De behandeling heeft plaatsgevonden op 19 juni 2024 te Utrecht.

De commissie heeft het volgende overwogen.

Beoordeling

Standpunt van cliënt
Cliënt woont in Spanje en is niet verzekerd in Nederland. Op 8 juni 2023 had hij een afspraak op de afdeling cardiologie van de zorgaanbieder. Tijdens de afspraak werd zijn bloeddruk gemeten en deze bleek te hoog. De arts besloot daarop tot een opname bij de Eerste Hart Hulp (hierna: EHH) om zijn bloeddruk omlaag te helpen. Cliënt meent dat dit te snel is gebeurd. Er was zijns inziens geen sprake van een acute situatie. Hij voelde zich goed en hij had geen pijn. Op het EHH kwam hij in een behandelingstraject dat niet vooraf met hem werd besproken. Ook ging de behandeling verder dan de verlaging van zijn bloeddruk en ook dat was niet met hem besproken. Cliënt vraagt zich af hoe het kan dat er vooraf inhoudelijk geen enkele mededeling is gedaan over dit traject. Ook de kosten van € 3.147,50 zijn niet met hem besproken. Cliënt heeft reeds een bedrag van € 2.000,– aan de zorgaanbieder voldaan en vordert dit bedrag van de zorgaanbieder terug.

Standpunt van de zorgaanbieder
De zorgaanbieder stelt zich primair op het standpunt dat de commissie niet bevoegd is om de klacht in behandeling te nemen, aangezien de klacht ziet op de hoogte van een declaratie. Subsidiair is de zorgaanbieder van mening dat de klacht ongegrond dient te worden verklaard en zij verwijst daartoe naar het oordeel van de klachtencommissie.

De cardioloog heeft cliënt naar de EHH verwezen vanwege een aanhoudende hoge bloeddruk met de daarbij passende gevaren (nierschade/ ischemie bij hypertensie). Een verhoogde bloeddruk kan thoracale klachten veroorzaken. Op het moment van verwijzing wist de cardioloog niet hoelang de behandeling daar zou duren en welke behandeling er op de EHH precies nodig zou zijn. Bij opname op de afdeling EHH is niet met cliënt over de kosten gesproken, maar wel over de aard van zijn behandeling. Het doen van onderzoek en het geven van medicatie gaat in overleg met patiënten. Cliënt was bij de onderzoeken aanwezig en heeft eigenhandig medicatie ingenomen. Cliënt heeft hierin een eigen verantwoordelijkheid en heeft met zijn gedragingen (impliciet) toestemming gegeven voor de behandeling.

Oordeel van de commissie
Ontvankelijkheid
Ingevolge artikel 5 lid 1 sub a van het reglement geschillencommissie ziekenhuizen verklaart de commissie een cliënt in zijn klacht niet ontvankelijk indien het een geschil betreft over de niet-betaling van een factuur en daaraan geen inhoudelijke klacht ten grondslag ligt. Weliswaar heeft cliënt geklaagd over de door hem ontvangen en deels betaalde factuur, maar daar ligt wel een inhoudelijke klacht aan ten grondslag. De commissie heeft de klacht van cliënt zo begrepen dat deze kan worden onderverdeeld in twee klachtonderdelen. Allereerst meent cliënt dat hij te snel en zonder noodzaak is doorverwezen naar de EHH. Als dat niet was gebeurd, had hij immers ook geen kosten hoeven maken. Ten tweede meent hij dat hij door de behandelaars niet is geïnformeerd over de behandeling en de kosten daarvan. Dit betreffen twee inhoudelijke klachtonderdelen en dus niet louter een klacht over de hoogte van de factuur. De commissie acht cliënt derhalve ontvankelijk in zijn klacht.

Klachtonderdeel 1
Cliënt verwijt de cardioloog dat zij hem naar de EHH heeft doorgestuurd, zonder dat dit volgens hem noodzakelijk was. De zorgaanbieder heeft weliswaar aangevoerd dat de cardioloog cliënt heeft doorverwezen vanwege zijn hoge bloeddruk, maar heeft niet aangevoerd of onderbouwd dat die bloeddruk zodanig hoog was dat een verwijzing noodzakelijk was. Zo is in de onderhavige procedure in het geheel niet duidelijk geworden hoe hoog de bloeddruk van cliënt was, hetgeen wel verwacht had mogen worden van de zorgaanbieder. Het is immers de zorgaanbieder die stelt dat de noodzaak van de doorverwijzing was gelegen in de hoogte van de bloeddruk. Zonder die gegevens kan de commissie echter niet vaststellen dat het noodzakelijk was cliënt door te verwijzen. De commissie zal dit klachtonderdeel daarom gegrond verklaren.

Klachtonderdeel 2
Allereerst is de commissie van oordeel dat het niet op de weg van de cardioloog had gelegen cliënt tijdens het consult te informeren over de daaraan verbonden kosten. De zorgverleners bij de EHH hoefden cliënt evenmin te informeren over de kosten van zijn behandeling.

Wel is van belang dat een patiënt wordt geïnformeerd over een toe te passen behandeling en dat daarvoor toestemming wordt gevraagd en verkregen (informed consent). Ten aanzien van de behandeling bij de EHH heeft cliënt gesteld dat het behandeltraject op de EHH niet met hem besproken is. De zorgaanbieder stelt weliswaar dat cliënt daarover bij de opname op de afdeling EHH is geïnformeerd, maar onderbouwt dit verder niet. Dit had wel op haar weg gelegen nu cliënt betwist dat de behandeling van tevoren met hem is besproken. Gesteld noch gebleken is dat dit vanwege de urgente situatie van cliënt achterwege kon worden gelaten. Het enkele feit dat cliënt de behandeling is ondergaan, is onvoldoende om te zeggen dat hij dus was geïnformeerd en toestemming heeft gegeven. De commissie zal ook dit klachtonderdeel gegrond verklaren.

Voorgaande leidt er overigens niet toe dat de vordering van cliënt, tot terugbetaling van een bedrag van €2.000,–, wordt toegewezen. Gelet op het bepaalde in artikel 19 van de Wet kwaliteit klachten en geschillen zorg, heeft de commissie tot taak geschillen in het kader van de zorgverlening te beslechten. Het is niet aan de commissie een oordeel te geven over de hoogte of inhoud van een factuur.

Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht gegrond is.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De commissie verklaart de klacht gegrond.
Bovendien dient de zorgaanbieder overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van €52,50 aan de cliënt te vergoeden ter zake van het klachtengeld.

Overeenkomstig het reglement van de commissie is de zorgaanbieder aan de commissie behandelingskosten verschuldigd.
Deze behandelingskosten worden geheel betaald.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Ziekenhuizen, bestaande uit mevrouw mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, de heer prof. dr. J.W. Deckers, de heer mr. P.O.H. Gevaerts, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. N. Sewradj, secretaris, op 19 juni 2024.