
Commissie: Ambulancezorg
Categorie: -
Jaartal: 2024
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: ongegrond
Referentiecode:
245063/420334
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
Een klager diende een klacht in tegen een ambulancezorgaanbieder vanwege onvrede over de manier waarop zijn kind werd onderzocht na een epileptische aanval. De huisarts had een ambulance ingeschakeld, maar bij aankomst weigerde de ambulanceverpleegkundige om het kind in de ambulance te onderzoeken, zoals de ouder had verzocht. Dit leidde tot een verhitte discussie, waarbij de ouder zich niet gehoord voelde en het ambulancepersoneel de situatie als bedreigend ervoer.
Volgens de zorgaanbieder verhinderde het gedrag van de ouder een zorgvuldig onderzoek, waarna werd besloten het kind niet mee te nemen naar het ziekenhuis. De situatie leidde tot een zorgmelding, wat de ouder als onterecht en belastend ervoer. Daarnaast ontstond verwarring over een ontvangen factuur, die uiteindelijk niet gerelateerd bleek aan deze ambulance-inzet.
De Geschillencommissie onderzocht de zaak en oordeelde dat de ambulancezorgaanbieder volgens de professionele richtlijnen had gehandeld. De klacht over de zorgverlening en de klachtafhandeling werd ongegrond verklaard, en de gevorderde schadevergoeding werd afgewezen.
De uitspraak
in het geschil tussen
[naam], wonende te [woonplaats] (hierna te noemen: klager)en
Coöperatie ambulancezorg Zuid-Holland Zuid U.A., gevestigd te Papendrecht
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Ambulancezorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 10 december 2024 te Utrecht.
Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.
Klager heeft via een Zoom verbinding aan de zitting deelgenomen. Ter zitting werd de zorgaanbieder vertegenwoordigd door [naam] en [naam].
Na de zitting heeft klager een verzoek tot wraking van de voltallige commissie ingediend. Bij beslissing van 3 januari 2025 heeft de wrakingscommissie klager in zijn verzoek terstond niet ontvankelijk verklaard.
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft het handelen van de ambulancedienst na een melding van klager dat zijn zoon een epileptische aanval had.
Standpunt van de klager
Voor het standpunt van klager verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De huisarts van klager heeft de ambulancedienst gebeld nadat zijn zoon een insult kreeg. Nadat de ambulance was gearriveerd heeft klager de ambulanceverpleegkundige gevraagd om zijn zoon niet te onderzoeken in het bijzijn van de andere kinderen maar om hem te onderzoeken in de ambulance. De verpleegkundige weigerde dit en stond erop om de zoon in huis te onderzoeken. Ze kwam zonder toestemming van klager binnen en zei vervolgens dat er met zijn zoon niets aan de hand was. Ze was niet voor rede vatbaar en deed uitdagend. Door haar geschreeuw gingen omstanders zich ermee bemoeien. De andere zoon had ondertussen de huisarts gebeld. De verpleegkundige deed ook agressief tegen de huisarts. Klager is daarop weggelopen. Na vertrek van de ambulance kreeg zijn zoon weer een insult en is klager met hem met een taxi naar het ziekenhuis gegaan. Klager kreeg daarop een rekening voor de kosten van de ambulance-rit en er is een melding gedaan bij Veilig Thuis. Hierdoor is klager in een moeilijke situatie terecht gekomen. Ook de klachtenfunctionaris heeft klager niet geholpen en hield het personeel van de ambulance de hand boven het hoofd.
Klager vordert een bedrag van € 1000,– van de zorgaanbieder voor de kosten van de ambulancerit en de overlast die hij heeft ervaren.
Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De ambulance is door de huisarts van klager op 6 november 2023 besteld in verband met zorgen rondom een mogelijk insult van de 11-jarige zoon van klager. Bij binnenkomst heeft de ambulanceverpleegkundige een alert reagerend kind aangetroffen met een normale huidskleur. De ambulanceverpleegkundige heeft aan klager uitgelegd dat zij eerst in de woning zijn zoon wilde beoordelen en niet op zijn verzoek kon ingaan om de zoon in de ambulance te onderzoeken. Zij heeft klager verzocht de andere kinderen uit de kamer te laten vertrekken. Klager heeft dit geweigerd en vervolgens verbaal agressief gedrag vertoond.
Het ambulancepersoneel zag zich door klager gedwongen om de woning te verlaten. De ambulanceverpleegkundige had de indruk dat de verbale agressie van klager elk moment kon omslaan in fysieke agressie. Deze indruk werd versterkt door de aanhoudende verbale agressie die klager tentoonspreidde nadat het personeel de woning had verlaten en op weg terug was naar beneden.
Ter zitting heeft de zorgaanbieder verklaard dat de ambulanceverpleegkundige, op grond van de wettelijke verplichting waaraan zij zich heeft te houden, een zorgmelding heeft gedaan omdat zij niet in de gelegenheid is gesteld om de minderjarige zoon van klager, vanwege de verbale agressie en intimidatie van klager, ter plekke te onderzoeken en er bovendien andere minderjarige kinderen bij waren.
Klager heeft geen factuur ontvangen voor de rit die de ambulance naar dit adres heeft moeten maken. De factuur waarop klager doelt, betreft een andere ambulancerit die op 31 oktober 2023 is gemaakt voor klager zelf. De verwarring is mogelijk ontstaan doordat vader en zoon dezelfde voorletters hebben.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft te oordelen of de ambulancedienst heeft gehandeld volgens professionele standaard, die is verwoord in het Landelijk Protocol Ambulancezorg (hierna: het Protocol).
De vraag is of de ambulanceverpleegkundige, gezien de situatie waarin zij de zoon van klager heeft aangetroffen en uitgaande van dat Protocol, zorgvuldig heeft gehandeld.
Een cliënt wordt door een ambulance naar het ziekenhuis vervoerd indien spoedeisende zorg in het ziekenhuis noodzakelijk is. Voor de commissie is voldoende komen vast te staan dat klager door zijn verbale en intimiderende gedrag de ambulanceverpleegkundige niet in de gelegenheid heeft gesteld om ter plekke zijn zoon nader te onderzoeken om te beoordelen of spoedeisende zorg noodzakelijk was. Zij is afgegaan op de alerte reactie van het kind, zijn gelaatskleur en het feit dat hij met klager door het huis naar de voordeur liep. Op basis daarvan heeft de ambulanceverpleegkundige geoordeeld dat het kind niet vervoerd hoefde te worden. De commissie is van oordeel dat de zorgaanbieder, gelet op alle omstandigheden, niet onzorgvuldig heeft gehandeld door de zoon niet te vervoeren naar het ziekenhuis.
De commissie acht het evenmin onzorgvuldig dat de ambulanceverpleegkundige een zorgmelding heeft gedaan vanwege de aangetroffen situatie, waaronder begrepen het verbale geweld van klager, waardoor een nader onderzoek van het minderjarige kind onmogelijk was. Op grond van de Wet verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling was zij hiertoe gehouden.
Klager heeft voorts geklaagd over de klachtafhandeling door de zorgaanbieder. De commissie heeft vastgesteld dat de zorgaanbieder op 6 december 2023, binnen twee weken nadat de klacht door klager is ingediend, te weten 23 november 2023, de klacht van klager heeft behandeld. De commissie heeft niet kunnen vaststellen dat de zorgaanbieder met betrekking tot de klachten afhandeling onzorgvuldig heeft gehandeld.
De klachten van klager zullen, gelet op het vorenstaande, ongegrond worden verklaard.
Klager heeft een schadevergoeding van € 1000,– gevorderd. Nu er geen sprake is van onzorgvuldig handelen van de zijde van de zorgaanbieder wordt de vordering afgewezen. Overigens staat vast dat de ambulancedienst aan klager geen kosten voor de rit naar het adres in rekening heeft gebracht. Klager heeft dan ook geen enkele schade geleden.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie verklaart de klachten ongegrond en wijst de vordering tot schadevergoeding af.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Ambulancezorg, bestaande uit mevrouw mr. dr. E. Venekatte, voorzitter, de heer P. Haasbeek , de heer mr. S. Sierksma , leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. W. Hartong van Ark, secretaris, op 10 december 2024.