Commissie vindt geen aanleiding om aan kwaliteit van geleverde zorg te twijfelen

De Geschillencommissie Zorg




Commissie: Verpleging Verzorging en Geboortezorg    Categorie: bejegening/ zorgverlening    Jaartal: 2024
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: ongegrond   Referentiecode: 195549/230909

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

Klager verwijt de zorgaanbieder een gebrekkige zorgverlening voor zijn broer, de cliënt, die vanwege ernstig hersenletsel op een locatie van de zorgaanbieder verblijft. De ouders van de cliënt zijn daardoor genoodzaakt de verzorging van de cliënt zelf op zich te nemen, waardoor zij overbelast zijn.
De commissie is van oordeel dat de aard en frequentie van de door klager naar voren gebrachte incidenten niet van een zodanige aard zijn, dat gesproken kan worden van een ondermaatse zorg voor de cliënt. Bij een intensieve 24-uurszorg die door twee zorgmedewerkers dient te worden verricht zijn enkele momenten per jaar waarin de verzorging wellicht niet optimaal verloopt onvermijdelijk. De commissie verklaart de klacht ongegrond.

De uitspraak

In het geschil tussen

de heer [naam], wonende te [plaatsnaam] (hierna te noemen: klager), broer en vertegenwoordiger van de heer [naam], wonende te [plaatsnaam] (hierna te noemen: de cliënt),

en

Stichting WoonZorgcentra Haaglanden, gevestigd te ’s-Gravenhage
(hierna te noemen: de zorgaanbieder),
gemachtigde: mevrouw mr. [naam] ([naam advocatenkantoor]).

Samenvatting
Klager verwijt de zorgaanbieder een gebrekkige zorgverlening voor zijn broer, de cliënt, die vanwege ernstig hersenletsel op een locatie van de zorgaanbieder verblijft. De ouders van de cliënt zijn daardoor genoodzaakt de verzorging van de cliënt zelf op zich te nemen, waardoor zij overbelast zijn.
De commissie is van oordeel dat de aard en frequentie van de door klager naar voren gebrachte incidenten niet van een zodanige aard zijn, dat gesproken kan worden van een ondermaatse zorg voor de cliënt. Bij een intensieve 24-uurszorg die door twee zorgmedewerkers dient te worden verricht zijn enkele momenten per jaar waarin de verzorging wellicht niet optimaal verloopt onvermijdelijk. De commissie verklaart de klacht ongegrond.

Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Verpleging Verzorging en Geboortezorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De cliënt heeft de klacht voorgelegd aan de zorgaanbieder. De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.

De commissie verwijst voor het verloop van de procedure naar haar ontvankelijkverklaring van 6 december 2023, waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast dient te worden beschouwd.
Bij deze beslissing heeft de commissie klager ontvankelijk verklaard in zijn klacht.

De inhoudelijke behandeling heeft plaatsgevonden op 8 juli 2024 te Utrecht. Partijen zijn ter zitting verschenen en hebben hun standpunt nader toegelicht. Klager werd daarbij vergezeld door zijn ouders, de heer en mevrouw [naam]. Ter zitting werd de zorgaanbieder vertegenwoordigd door mevrouw [naam], locatiemanager; de heer [naam], directeur en mevrouw mr. [naam], gemachtigde.

De commissie heeft het volgende overwogen.

Beoordeling

Klacht van klager
Bij een auto-ongeluk in 2015 in België heeft de cliënt ernstig hersenletsel opgelopen. Aanvankelijk verbleef de cliënt in een kliniek in België, maar sinds 2017 verblijft hij in een instelling van de zorgaanbieder. De cliënt heeft veel zorg nodig, die door twee zorgmedewerkers dient te worden verricht. De zorgverlening voor de cliënt is echter zeer onder de maat; zo worden zorgmomenten vergeten, wordt de sondevoeding verkeerd toegediend en worden infusen en katheters verkeerd aangelegd. De ouders van de cliënt zijn hierdoor genoodzaakt de dagelijkse verzorging voor de cliënt zelf op zich te nemen. Inmiddels gaat het om zes uur zorg per dag, zeven dagen per week en dat inmiddels al bijna acht jaar lang. ’s Morgens neemt de vader de verzorging op zich en ’s middags/’s avonds de moeder. Deze situatie kan zo niet langer voortduren, de ouders zijn óp. Vele malen is dan ook om verbetering van de zorg gevraagd en vele malen is die toegezegd. Soms gaat het een paar weken goed, maar dan doen zich toch steeds weer incidenten voor die maken dat de familie de zorg niet uit handen kan geven. Ondanks gesprekken met de locatiemanager en de directeur van de zorgaanbieder zijn er geen structurele verbeteringen opgetreden. De familie heeft een andere zorginstelling voor de cliënt overwogen, maar de intensieve verzorging die hij nodig heeft, wordt in Nederland alleen door de zorgaanbieder gegeven. De familie voelt zich dan ook machteloos en overgeleverd. In die machteloosheid heeft de familie wel eens emotioneel gereageerd naar zorgmedewrekers. De familie heeft daarvoor haar excuses aan de zorgaanbieder aangeboden.

Klager verlangt een oordeel van de commissie over het handelen en nalaten van de zorgaanbieder. Klager vraagt een schadevergoeding van € 20.000,– van de zorgaanbieder, bestaande uit een vergoeding voor de lichamelijke en geestelijke klachten die de cliënt door de ondermaatse zorg heeft opgelopen en een vergoeding voor de door de ouders verrichte zorgtaken.

Standpunt van de zorgaanbieder
In de instelling waar de cliënt verblijft, wordt complexe en intensieve zorg verleend. Het is de enige locatie in Nederland waar zorg wordt verleend aan cliënten met niet aangeboren hersenletsel. De locatie is een landelijk expertisecentrum voor mensen met een bewustzijnsstoornis. De zorg is zeer specifiek. De zorgaanbieder is zich zeer bewust van de intens verdrietige situatie waarin families als die van klager terecht komen na een trauma zoals zich dat bij de cliënt heeft voorgedaan. Van de ene op de andere dag is het leven totaal veranderd. De familie wil zo veel en zo vaak mogelijk bij hun dierbare zijn en vaak ook een deel van de zorgtaken op zich nemen. In overleg met de familie wordt dan bepaald hoe de verzorging er uit zal zien en welke taken de familie eventueel op zich zal nemen. De zorgaanbieder hecht eraan te benadrukken dat de verzorging en begeleiding volledig door de medewerkers van de zorgaanbieder worden verricht, tenzij de familie de wens heeft zelf zorgmomenten over te nemen. Van een noodzaak om iedere dag zes uur van de zorgtaken voor de cliënt te vervullen is dan ook geen sprake. De verzorging wordt door de medewerkers gedaan en als de cliënt in zijn stoel zit, komen de ouders. De zorg voor de cliënt dient door twee zorgmedewerkers te worden verricht, omdat de cliënt een spreiding van ledematen heeft; een zogenoemde kikvorshouding. Bij de verzorging is het weleens voorgekomen dat de cliënt zich gestoten heeft en er een blauwe plek is ontstaan; dit is soms onvermijdelijk. De cliënt ontvangt zijn voeding op medische indicatie via een PEG sonde in de buik. Vanwege stikgevaar is er een negatief advies gegeven om de cliënt te laten eten. De familie wil de cliënt echter toch graag zelf ook eten geven en de zorgaanbieder laat hen daarin vrij. Meerdere malen hebben familieleden van de cliënt hun onvrede over de verzorging op een grensoverschrijdende en intimiderende wijze naar de zorgmedewerkers geuit. Dit heeft geleid tot angst onder de zorgmedewerkers en spanning op de afdeling. De zorgaanbieder heeft zich dan ook genoodzaakt gezien de cliënt naar een andere afdeling over te plaatsen. De zorgaanbieder heeft met grote regelmaat gesprekken met de familie waarin de verzorging wordt besproken en afspraken worden gemaakt. Die afspraken worden in een verslag vastgelegd en ondertekend en enkele weken later geëvalueerd. De zorgaanbieder begrijpt het verdriet van de familie, maar is van mening dat in de instelling goede zorg wordt verleend aan de cliënt. Ook de zorgaanbieder ziet dat sprake is van overbelasting van de ouders. Vele malen is dan ook besproken dat de ouders de zorg aan de zorgmedewerkers kunnen overlaten.

Oordeel commissie
De cliënt verblijft inmiddels gedurende acht jaar in de zorginstelling van de zorgaanbieder. De zorg voor de cliënt is complex en wordt door twee zorgmedewerkers verleend. In de acht jaar van zorg zijn er incidenten geweest waarbij de familieleden van de cliënt zich zorgen maakten over de kwaliteit van de zorgverlening. Ter zitting is naar voren gekomen dat er gemiddeld ongeveer zesmaal per jaar sprake was van een situatie waarin de familieleden zich zorgen maakten over het welzijn van hun zoon en broer. De commissie begrijpt goed dat een optelsom van deze momenten door de familie is ervaren als een kwalitatief gebrekkige zorg voor hun dierbare. Echter, bij een intensieve 24-uurszorg die wordt geleverd door verschillende zorgmedewerkers zijn zes momenten per jaar, waarin de verzorging niet optimaal verloopt, gering en misschien zelfs onvermijdelijk. De commissie heeft niet kunnen vaststellen dat sprake is van een zorgverlening die onzorgvuldig of onder de maat is geweest.
De commissie heeft geconstateerd dat partijen vele gesprekken hebben gevoerd over de verzorging en de behoeften van de cliënt, die in gespreksverslagen schriftelijk zijn vastgelegd. Die verslagen, waarin de tevredenheid van de familie met de wijze van verzorging van de cliënt is opgenomen, zijn steeds door de familie ondertekend. De commissie heeft dan ook geen aanleiding gevonden om aan de kwaliteit van de door de zorgaanbieder aan de cliënt geleverde zorg te twijfelen.

De commissie zal de klacht van klager dan ook ongegrond verklaren en het verzoek tot het toekennen van schadevergoeding afwijzen. Dit neemt niet weg dat de commissie zich er zeer van bewust is hoe zwaar het verdriet rond de zorgen over hun zoon en broer op de familieleden rust.

Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De commissie verklaart de klacht van klager ongegrond en wijst het door hem verzochte af.
Het door de cliënt verlangde wordt afgewezen.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Verpleging Verzorging en Geboortezorg, bestaande uit de heer mr. A.R.O. Mooy, voorzitter, mevrouw mr. N. Jacobs, de heer mr. S. Sierksma, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. J.C. Quint, secretaris, op 8 juli 2024.