
Commissie: Gehandicaptenzorg
Categorie: -
Jaartal: 2024
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: onbevoegd
Referentiecode:
256714/525076
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
Het geschil betreft de aangekondigde sluiting van een zorglocatie voor mensen met een ernstige verstandelijke beperking. De klagers, bestaande uit verwanten van cliënten en leden van de cliëntenraad, stellen dat de zorgaanbieder onzorgvuldig heeft gehandeld. Ze vinden dat er onvoldoende transparantie was in het besluitvormingsproces en dat de belangen van de cliënten onvoldoende zijn meegewogen. De zorgaanbieder betoogt dat het geschil onder de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen 2018 (Wmcz 2018) valt en niet onder de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz). De commissie oordeelt dat het geschil draait om medezeggenschap en besluitvorming, wat niet onder haar bevoegdheid valt. Klagers kunnen hun klacht indienen bij de commissie van vertrouwenslieden of de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam. Op basis hiervan verklaart de commissie zich onbevoegd om het geschil inhoudelijk te behandelen.
De uitspraak
in het geschil tussen
[naam], wonende te [woonplaats] (hierna te noemen: de klager)en
Stichting Cosis, team Thuisondersteuning, gevestigd te Assen
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).
Behandeling van het geschil
Uit de stukken blijkt dat eerst dient te worden vastgesteld of de commissie bevoegd is het geschil te behandelen.
De Geschillencommissie Gehandicaptenzorg (verder te noemen: de commissie) heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 5 december 2024 te Utrecht.
Partijen zijn niet voor de zitting opgeroepen.
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de vraag welk wettelijk kader van toepassing is en of de commissie bevoegd is het geschil te behandelen.
Standpunt van de klager
Voor het standpunt van de klager verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
Het geschil betreft locatie [locatienaam], waar tien cliënten met een EMB VG7 indicatie woonachtig zijn. De zorgaanbieder heeft aangekondigd dat deze locatie per 1 december 2024 gaat sluiten. Volgens de klagers gaat deze sluiting in tegen de menselijke maat en het VN-verdrag Handicap. Alle cliënten hebben een ernstig verstandelijke beperking met gedragsregulering en zijn gebaat bij een veilige, vertrouwde plek en routine.
Op 17 oktober 2023 heeft de cliëntenraad van de locatie een adviesaanvraag ontvangen van de zorgaanbieder, waarin argumenten worden genoemd die onvoldoende zijn onderbouwd en onjuist geformuleerd. Hierop heeft de cliëntenraad om extra informatie en uitstel van de adviesdatum gevraagd. De zorgaanbieder heeft geen gedetailleerde en zorgvuldige informatie verstrekt en ook de financiële informatie was niet toereikend. In een aanvullend gesprek tussen de zorgaanbieder en de cliëntenraad is slechts selectief aanvullende informatie door eerstgenoemde verstrekt.
De klagers vragen zich af of de zorgaanbieder gezien de tijdsdruk, in de communicatie en beantwoording aan de cliëntenraad zorgvuldig gehandeld heeft. De klagers begrijpen niet dat de zorgaanbieder op basis van de voorliggende informatie redelijkerwijs tot het besluit kon komen de locatie [locatienaam] te sluiten.
Voor de cliëntenraad was de beschikbare informatie in ieder geval onvoldoende om een advies op uit te kunnen brengen. Ook zijn de klagers van mening dat de zorgaanbieder de persoonlijke belangen van de cliënten onvoldoende heeft meegewogen.
De klagers wensen dat het besluit tot sluiting van de locatie wordt teruggedraaid.
Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
Dit geschil ziet niet op een gedraging van de zorgaanbieder jegens de cliënten in het kader van de zorgverlening. Het geschil gaat over een besluit van de zorgaanbieder om een locatie te sluiten en het verhuizen van cliënten, en de gang van zaken daaromtrent in de relatie tot de cliëntenraad. Een geschil daarover valt onder een ander juridisch kader, namelijk de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen 2018 (verder: Wmcz 2018). Voor klachten en geschillen met betrekking tot Wmcz-aangelegenheden geldt een andere procedure. De commissie is niet bevoegd hierover te oordelen en kan evenmin een besluit tot sluiting van een locatie terugdraaien.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
De commissie heeft op grond van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) tot taak geschillen over gedragingen van een zorgaanbieder jegens een cliënt in het kader van de zorgverlening te beslechten. Dit betekent dat een geschil inhoudelijk moet raken aan de individuele behandelingsovereenkomst tussen een zorgaanbieder en een cliënt.
Bij de commissie ligt de vraag voor of het onderhavige geschil onder de bevoegdheid van de commissie valt, nu het geschil volgens de zorgaanbieder niet onder de Wkkgz maar onder de Wmcz 2018 valt.
Welk wettelijk kader is van toepassing?
In de kern ziet het geschil op de beslissing van de zorgaanbieder de woongroep te sluiten. De cliëntenraad heeft hierop negatief geadviseerd, nu zij niet over voldoende informatie beschikte om hierover een gedegen advies te geven. De ondernemer heeft het negatieve advies naast zich neergelegd en is op 30 januari 2024 overgegaan tot het besluit de woongroep te sluiten. De commissie beschouwt dit als kern van het geschil en overweegt het volgende.
Weliswaar is het geschil ingediend namens de ouders/verwanten van de cliënten, maar uit de stukken blijkt dat alle correspondentie met de klagers heeft plaatsgevonden in hun hoedanigheid van cliëntenraadslid. De stukken die zien op de correspondentie over de klacht, betreffen het adviestraject.
Het is niet aan de commissie om zich uit te laten over het verloop van een adviestraject onder de Wmcz 2018. Deze wet kent een eigen klachtmogelijkheid: geschillen tussen een cliëntenraad en zorgaanbieder kunnen aan een commissie van vertrouwenslieden worden voorgelegd. Tegen een uitspraak van een commissie van vertrouwenslieden kan een cliëntenraad in beroep bij de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam.
Daarnaast kan een cliëntenraad – indien zij van mening is dat sprake is van ernstig onzorgvuldig handelen – onder voorwaarden gebruik maken van het recht op enquête. De cliëntenraad verzoekt dan de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam om een onderzoek in te stellen naar het handelen van de zorgaanbieder.
In één van de overgelegde stukken merken klagers hierover het volgende op: “Wij weten dat de CR zelf naar de vertrouwenslieden kan stappen. Maar hebben eerst gekozen om deze weg te gaan. Dit is ons ook geadviseerd”. Hieruit maakt de commissie op dat de klagers zelf ook op de hoogte zijn van het toepasselijke wettelijk kader.
Nu het wettelijk kader van de Wmcz 2018 op dit geschil van toepassing is, is de commissie niet bevoegd dit geschil te behandelen.
Op grond van het voorgaande acht de commissie zich onbevoegd het geschil te behandelen.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie verklaart zich onbevoegd het geschil te behandelen.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Gehandicaptenzorg, bestaande uit de heer mr. A.R.O. Mooy, voorzitter, de heer ir. N. Bomer, de heer S.P. de Paauw, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. S.M.E. Balfoort, secretaris, op 5 december 2024.