Cliënte klaagt over nalatige zorg bij behandeling depressie en ASS

De Geschillencommissie Zorg




Commissie: Geestelijke Gezondheidszorg    Categorie: -    Jaartal: 2024
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: ongegrond   Referentiecode: 247972/407268

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

Een cliënte diende een klacht in tegen de zorgaanbieder, omdat zij vond dat haar psychiater haar depressieve klachten en suïcidale gedachten onvoldoende serieus nam. Ze was in 2019 gediagnosticeerd met ASS en werd doorverwezen voor behandeling, maar voelde zich vanaf de start in 2021 niet goed begeleid. Haar antidepressiva werkten niet meer, maar pas na lang aandringen werd in 2023 overgestapt op een ander middel, zonder goede begeleiding. Haar toestand verslechterde, en na ingrijpen van haar huisarts kreeg ze nieuwe medicatie. Toen dit niet hielp, nam haar echtgenoot haar mee naar Zwitserland, waar een lokale psychiater de dosering verhoogde, iets wat in Nederland was geweigerd. Na terugkeer belandde ze in crisiszorg en kwam uiteindelijk weer op haar oude medicatie, waarmee ze zich beter voelde. Ze verweet haar psychiater nalatigheid en eiste ruim €13.000 schadevergoeding. De zorgaanbieder stelde dat de behandeling gericht was op haar ASS en dat medicatie niet de enige oplossing was. De geschillencommissie beoordeelde de zaak en kwam tot een besluit.

De uitspraak

in het geschil tussen

[naam], wonende te [plaats] (hierna te noemen: de cliënte)

en

Parnassia Groep BV, gevestigd te ‘s-Gravenhage
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).

Behandeling van het geschil

Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

De behandeling heeft plaatsgevonden op 22 november 2024 te Den Haag. Partijen zijn ter zitting verschenen en hebben hun standpunt nader toegelicht. De cliënte werd daarbij vertegenwoordigd door haar echtgenoot, [naam] en bijgestaan door [naam], advocaat. De zorgaanbieder werd vertegenwoordigd door [naam], manager zorg; [naam], psychiater en [naam].

Onderwerp van het geschil

Het geschil betreft de kwaliteit van de aan de cliënte geleverde zorg. De cliënte verwijt (de psychiater van) de zorgaanbieder dat hij onvoldoende adequaat en proactief heeft gehandeld waardoor haar depressieve klachten en suïcidale gedachten zijn verergerd/ versterkt in plaats van afgenomen.

Standpunt van de cliënte

De cliënte was onder (medicamenteuze) behandeling van een psychiater bij GGZ InGeest vanwege een posttraumatische stressstoornis, een persoonlijkheidsstoornis en een depressieve stoornis. In augustus 2019 heeft deze psychiater de diagnose autisme spectrum stoornis gesteld en de cliënte aangemeld voor een behandeling bij de zorgaanbieder.

Vanaf het begin van de behandeling in juni 2021 was het de zorgaanbieder bekend dat de cliënte te kampen had met ernstige depressies waarvoor zij enkele keren opgenomen is geweest in een psychiatrische instelling. Psychiater M. werd de regiebehandelaar van de cliënte. De cliënte heeft de psychiater meteen aangegeven dat de antidepressiva die zij op dat moment gebruikte (Amitriptyline) niet meer het gewenste effect liet zien. De cliënte heeft dan ook aangedrongen op de overstap naar een ander middel (Bupropion) maar pas in februari 2023 ging de psychiater daar mee akkoord. In februari 2023 werd de Amitriptyline afgebouwd en overgestapt naar Bupropion. De overgang werd echter niet adequaat door de psychiater begeleid en de mentale gesteldheid van de cliënte ging zienderogen achteruit. Na ingrijpen van de huisarts is de cliënte gestopt met de Bupropion en heeft zij enige weken geen antidepressiva gebruikt.
In augustus 2023 heeft de psychiater de cliënte op aandringen van haar huisarts Sertraline voorgeschreven. Omdat de toestand van de cliënte verder achteruit ging heeft haar echtgenoot haar in wanhoop en voor haar rust meegenomen naar Zwitserland, een voor haar kalmerende omgeving. De psychiater wilde echter de instapdosis van 50 mg Sertraline niet verhogen. Een Zwitserse psychiater bij wie de cliënte in september 2023 terecht kon heeft die verhoging meteen geregeld. Eind oktober 2023 is de cliënte met haar echtgenoot teruggekeerd naar Nederland. Een maand later is zij door ingrijpen van de huisarts onder behandeling gekomen van de Spoedeisende Psychiatrie Amsterdam (SPA, de crisisdienst).

Omdat Sertraline onvoldoende resultaat liet zien is besloten de cliënte opnieuw Amitriptyline voor te schrijven en op te bouwen naar een hogere dosis dan zij had. Sinds begin januari 2024 voelt de cliënte zich hierdoor aanmerkelijk beter.

De cliënte en haar echtgenoot en ook de huisarts, hebben de psychiater meerdere malen gewaarschuwd voor de verslechterende en ook toenemende suïcidale toestand van de cliënte maar de begeleiding was en bleef onder de maat. De psychiater bleef zich concentreren op de autisme stoornis (ASS) maar de ernstige depressie van de cliënte bleef onderbelicht en werd onvoldoende behandeld. De cliënte en haar echtgenoot moesten steeds zelf aan de bel trekken en liepen daardoor steeds achter de feiten aan waardoor de situatie van de cliënte steeds meer verslechterde. Het behandelplan van de zorgaanbieder heeft de cliënte niet ter ondertekening voorgelegd gekregen.

De cliënte heeft zich genoodzaakt gezien haar klacht voor te leggen aan de klachtencommissie van de zorgaanbieder die in een beschikking van 16 november 2023 de klacht van de cliënte volledig gegrond heeft verklaard. De cliënte heeft door de periode van nalatige zorg van de psychiater van de zorgaanbieder aanzienlijke kosten moeten maken. Zij heeft noodgedwongen twee maanden lang in Zwitserland moeten verblijven om tot rust te komen en haar echtgenoot heeft onbetaald verlof moeten nemen. Een deel van de kosten werd door de ziektekostenverzekeraar van de cliënte gedekt. Een bedrag van € 8.217,11 hebben de cliënte en haar echtgenoot zelf moeten betalen aan reis-en verblijfkosten en niet vergoede behandelkosten. Voorts is de cliënte van mening dat een bedrag van € 2.000, — een redelijke vergoeding is voor het emotionele leed dat haar door de zorgaanbieder is aangedaan. Om haar te begeleiden in de procedure bij de klachtencommissie en de geschillencommissie heeft de cliënte de hulp ingeroepen van een advocaat. De cliënte verlangt de kosten van die juridische bijstand van € 3.478,75 eveneens terug van de zorgaanbieder. In totaal verlangt de cliënte een schadevergoeding van €13.695,86.

De cliënte heeft getracht een schikking te bereiken met de zorgaanbieder maar partijen zijn daar niet in geslaagd. De cliënte vraagt de commissie dan ook de klacht evenals de klachtencommissie gegrond te verklaren en de schadevergoeding in zijn geheel toe te wijzen.

Standpunt van de zorgaanbieder

De cliënte werd in juni 2021 door collega psychiaters van GGZ InGeest aangemeld bij de zorgaanbieder. De cliënte was daar langdurig in behandeling geweest voor trauma en persoonlijkheidsproblematiek en in 2019 was de diagnose ASS gesteld. Doel van de verwijzing van de voormalig behandelaar en behandeling door de zorgaanbieder was het vergroten van de kennis van de cliënte van ASS en de gevolgen daarvan voor haar en haar gezin. Farmacotherapie kan een onderdeel van de behandeling zijn maar is daarvoor niet afdoende. Psycho-educatie, psychotherapie, leefstijl en externe structuur zijn zeer belangrijk. Wanneer sprake is van ASS is aandacht voor prikkelgevoeligheid, rust en structuur en inzicht in ASS van essentieel belang voor het slagen van de behandeling.

De cliënte heeft veel capaciteiten en was werkzaam als docent. Door overprikkeling verloor de cliënte het overzicht waardoor zij haar emoties niet meer onder controle had, haar angsten toenamen en zij zich somber voelde. Deze depressieve klachten waren een gevolg en uiting van de ASS. De zorgaanbieder heeft in een multi disciplinair team de oorsprong en oorzaak van de klachten van de cliënte, de ASS, getracht aan te pakken. De rol van psychiater M. als regiebehandelaar was bescheiden, er waren vele behandelaars bij de cliënte betrokken. De zorgaanbieder begrijpt dan ook niet dat in de procedure bij de klachtencommissie de rol van psychiater M. is uitvergroot. Tussen partijen bestond overeenstemming over de behandeling en het behandelplan. Het behandelplan wordt door de cliënten doorgaans niet ondertekend.

De zorgaanbieder heeft getracht de cliënte te leren meer rust te nemen. Medicatie helpt daar niet bij. Mensen met ASS hebben vaak last van bijwerkingen van medicatie die weer nieuwe klachten en stemmingswisselingen tot gevolg kunnen hebben. Om die reden gaat de zorgaanbieder daar terughoudend mee om. Om de thuissituatie van de cliënte te beoordelen heeft de psychiater van de zorgaanbieder bij uitzondering een huisbezoek aan de cliënte gebracht. De zorgaanbieder betreurt het dat daarmee de verwachting is gewekt dat mogelijk meer huisbezoeken zouden kunnen volgen hetgeen de zorgaanbieder niet waar kon maken.

Om meer rust te vinden heeft de zorgaanbieder de cliënte en haar echtgenoot het advies gegeven om voor de periode van de zomervakantie van 2023 een verblijf in herstellingsoord ‘de Hezenberg’ te overwegen. Opeens waren de cliënte en haar echtgenoot echter zonder overleg naar Zwitserland vertrokken. De echtgenoot van de cliënte heeft de psychiater vanuit Zwitserland verzocht om medicatie gedurende het verblijf in het buitenland voor te schrijven. De psychiater heeft de echtgenoot te kennen gegeven dat die (gewenste verhoging van de) medicatie gemonitord diende te worden zodat hij de cliënte adviseerde een lokale behandelaar te consulteren.

De zorgaanbieder is van mening dat het doel en de aard van de behandeling van de cliënte duidelijk door de verschillende behandelaars is uitgelegd en uitgevoerd. Het gehele team heeft zijn best gedaan ode cliënte en haar familie te begeleiden en te ondersteunen.

Beoordeling van het geschil

In de kern samengevat is de klacht van de cliënte: De (psychiater van de) zorgaanbieder heeft onvoldoende de regie genomen in het begeleiden en behandelen van de cliënte waardoor zij niet de zorg heeft ontvangen die verwacht mocht worden.

De klachtencommissie van de zorgaanbieder heeft de klacht van de cliënte gegrond verklaard. De commissie is een onafhankelijk juridisch orgaan dat een zelfstandige toetsingsbevoegdheid heeft. De commissie is van oordeel dat de klacht van de cliënte ongegrond is.

De commissie heeft daartoe het volgende overwogen.

Voordat de cliënte in juni 2021 in behandeling kwam bij de zorgaanbieder werd zij voor depressieve klachten behandeld door een psychiater bij GGZ InGeest. De cliënte heeft naar voren gebracht dat de medicamenteuze behandeling niet langer het gewenste effect had. Vaststaat dat de psychiater van GGZ InGeest in augustus 2019 bij de cliënte de diagnose Autisme Spectrum Stoornis (ASS) heeft gesteld. Die psychiater heeft de cliënte doorverwezen naar de zorgaanbieder voor een behandeling van de ASS. De commissie leidt hieruit af dat de medicamenteuze behandeling van de depressie niet leidde tot een voldoende verbetering van de klachten van de cliënte zodat (tevens) een andere weg moest worden ingeslagen.

De commissie stelt vast dat (de psychiater van) de zorgaanbieder vervolgens heeft ingezet op het behandelen van de ASS, daarvoor had haar voormalig psychiater haar immers doorverwezen. Zowel door de voormalig psychiater van de cliënte als door de psychiater van de zorgaanbieder werd vermoed dat de depressieve klachten van de cliënte hun oorsprong hadden in de ASS. De psychiater van de zorgaanbieder heeft dan ook op goede gronden getracht de oorzaak van de depressieve klachten van de cliënte aan te pakken en niet de symptomen. Aanvankelijk bestond er tussen partijen overeenstemming over de door de zorgaanbieder voorgestelde behandeling die werd opgenomen in een behandelplan. Een ondertekening van het behandelplan is geen juridische voorwaarde voor het tot stand komen van een behandelingsovereenkomst. De mondelinge overeenstemming die tussen partijen bestond is afdoende.

De cliënte verwijt (de psychiater van) de zorgaanbieder dat hij onvoldoende adequaat en proactief heeft gehandeld in de medicamenteuze behandeling van de cliënte. Pas na lang aandringen werd met medicatie gestopt of gestart.

Vaststaat dat de cliënte het antidepressivum Amitriptyline gebruikte toen de behandeling door (de psychiater van) de zorgaanbieder in juni 2021 werd gestart. Vaststaat voorts dat zij na het einde van die behandeling in het najaar van 2023 weer met Amitriptyline is gestart waar zij zich sinds januari 2024 goed bij voelt. Hieruit leidt de commissie af dat de psychiater op goede gronden geen medische noodzaak zag om de medicatie voor de cliënte te wijzigen. Op dringend verzoek van de cliënte en haar huisarts heeft de psychiater een ander antidepressivum voor de cliënte geprobeerd: eerst Bupropion en vervolgens Sertraline.

De commissie is van oordeel dat de zorgaanbieder zich hiermee coöperatief en flexibel heeft opgesteld. Deze middelen hadden echter evenmin het door de cliënte beoogde effect waarmee de theorie en het vermoeden van de voormalig psychiater van InGeest en dat van de psychiater van de zorgaanbieder – een verbetering van de depressieve klachten van de cliënte was niet (alleen) te bereiken met medicatie, maar getracht diende te worden de oorsprong van de klachten, namelijk de ASS, aan te pakken – werd versterkt en bevestigd.

De cliënte verwijt de psychiater van de zorgaanbieder voorts dat hij voor haar niet bereikbaar was en hij geen medicamenteuze hulp heeft geboden toen zij in Zwitserland verbleef. Vaststaat echter dat de psychiater een huisbezoek aan de cliënte heeft gebracht, hetgeen voor een tweedelijnshulpverlener niet zeer gebruikelijk is, en hij telefonisch overleg heeft gehad met de echtgenoot van de cliënte over de medicatie gedurende hun verblijf in Zwitserland. Door de cliënte ten aanzien van de begeleiding en monitoring van een verhoogde dosis van de medicatie te verwijzen naar een lokale behandelaar heeft de psychiater zorgvuldig en in het belang van de cliënte gehandeld.

Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat (de psychiater van) de zorgaanbieder zich als een goed hulpverlener voor de cliënte heeft gedragen. Omdat de klacht ongegrond is komt de commissie niet toe aan een beoordeling van het verzoek tot het toekennen van schadevergoeding.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing

De commissie verklaart de klacht van de cliënte ongegrond en wijst het door haar verzochte af.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg, bestaande uit mevrouw mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, mevrouw dr. N.D. Veen en de heer J. Zomerplaag, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. J.C. Quint, secretaris, op 22 november 2024.