Client klaagt te laat over dubbele ooglidcorrectie; commissie kan klacht niet behandelen

De Geschillencommissie Zorg




Commissie: Zorg Algemeen    Categorie: Ontvankelijkheid    Jaartal: 2024
Soort uitspraak: niet-ontvankelijkverklaring   Uitkomst: niet-ontvankelijk   Referentiecode: 238112/294506

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

De cliënt heeft bij de zorgaanbieder twee ooglidcorrecties ondergaan. Volgens de cliënt heeft de zorgaanbieder medisch verwijtbaar gehandeld, waardoor de cliënt blijvende mentale en fysieke schade heeft opgelopen. De zorgaanbieder is van mening dat de cliënt niet-ontvankelijk is in haar klacht, omdat ze het geschil te laat heeft ingediend bij de commissie en zij niet de zorgaanbieder, maar haar behandelend artsen had moeten aanschrijven. Naar het oordeel van de commissie heeft de cliënt terecht de zorgaanbieder aangeschreven in dit geschil. Wel heeft zij het geschil te laat ingediend bij de commissie. Hiervoor is geen goede reden gebleken. De cliënt is niet-ontvankelijk in haar klacht.

De uitspraak

In het geschil tussen

mevrouw [naam], wonende te [plaatsnaam] (hierna te noemen: de cliënt)

en

Faceland Chirurgie B.V., gevestigd te Capelle aan den IJssel
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).

Samenvatting
De cliënt heeft bij de zorgaanbieder twee ooglidcorrecties ondergaan. Volgens de cliënt heeft de zorgaanbieder medisch verwijtbaar gehandeld, waardoor de cliënt blijvende mentale en fysieke schade heeft opgelopen. De zorgaanbieder is van mening dat de cliënt niet-ontvankelijk is in haar klacht, omdat ze het geschil te laat heeft ingediend bij de commissie en zij niet de zorgaanbieder, maar haar behandelend artsen had moeten aanschrijven. Naar het oordeel van de commissie heeft de cliënt terecht de zorgaanbieder aangeschreven in dit geschil. Wel heeft zij het geschil te laat ingediend bij de commissie. Hiervoor is geen goede reden gebleken. De cliënt is niet-ontvankelijk in haar klacht.

Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Zorg Algemeen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten. De cliënt heeft de klacht voorgelegd aan de zorgaanbieder. De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

Uit de stukken blijkt dat eerst dient te worden vastgesteld of de cliënt in zijn klacht ontvankelijk is.

De behandeling heeft plaatsgevonden op 19 juli 2024 te Den Haag.

De cliënt was niet ter zitting aanwezig. Namens de zorgaanbieder waren de heer [naam] (plastisch chirurg en oprichter), mevrouw [naam] (cosmetisch arts) en de heer mr. [naam] (juridisch adviseur) aanwezig.

De commissie heeft het volgende overwogen.

Beoordeling

Standpunt cliënt
Op 4 juni 2018 en 8 april 2019 heeft de cliënt bij de zorgaanbieder een dubbele ooglidcorrectie ondergaan. De cliënt is van mening dat bij de uitvoering van deze behandelingen geen goed hulpverlenersschap is betracht. Haar gezicht is verminkt en ze heeft daarnaast mentale schade opgelopen. Op 14 februari 2020 heeft de cliënt via haar rechtsbijstandsverzekering de zorgaanbieder aansprakelijk gesteld. De zorgaanbieder heeft dit afgewezen, maar de cliënt is het daarmee niet eens. Op de daarna bij de klachtenfunctionaris ingediende klacht heeft de cliënt nog steeds geen reactie gekregen.

Volgens de cliënt is sprake van medisch verwijtbaar handelen. Zo is de cliënt hardhandig behandeld (onder meer tijdens de verdoving) waardoor ze onnodig veel pijn leed. Ook heeft de zorgaanbieder onkundig gehandeld met verminking tot gevolg, is teveel ooglid weggehaald en is onjuiste informatie verstrekt.

Volgens de cliënt heeft de zorgaanbieder niet conform de geldende medische richtlijnen gehandeld. Als gevolg van de behandeling door de zorgaanbieder heeft de cliënt last van fysieke en mentale klachten, waaronder een verslechterd gezichtsvermogen en onvolledige oogsluiting.

De cliënt wenst een schadevergoeding van € 24.365,–. Dit is gebaseerd op geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade.

Standpunt zorgaanbieder
De cliënt heeft in 2018 bij de zorgaanbieder een dubbele ooglidcorrectie ondergaan. Omdat zij hierover naderhand niet (meer) tevreden was, heeft de zorgaanbieder in 2019 uit coulance een tweede correctie aan haar linker ooglid uitgevoerd. Nadien was cliënt nog steeds niet tevreden — zij stelt dat zij als gevolg van de ooglidcorrectie haar linkeroog niet meer volledig kan sluiten. De cliënt heeft de zorgaanbieder tweemaal aansprakelijk gesteld en tweemaal heeft de zorgaanbieder de aansprakelijkheid gemotiveerd van de hand gewezen.

Aan te spreken partij
Allereerst stelt de zorgaanbieder dat de cliënt de verkeerde procespartij aangeschreven heeft. In plaats van de zorgaanbieder in het geschil te betrekken zou zij namelijk haar vrijgevestigde behandelend artsen, te weten dr. [naam] en/of dr. [naam], althans hun B.V. ’s moeten aanschrijven. Alleen tussen de vrijgevestigde behandelend artsen en de cliënt is een behandelingsovereenkomst gesloten. De organisatie van de zorgaanbieder maakt daarvan geen deel uit.

Geschil te laat ingediend
Verder staat vast dat de cliënt zich in 2020 met haar klachten tot de zorgaanbieder heeft gewend. Dat de cliënt de zorgaanbieder later opnieuw voor dezelfde feiten aansprakelijk heeft gesteld en kort daarop zich nog eens tot de klachtenfunctionaris heeft gewend, doet er niet aan af dat tussen het eerste moment dat zij zich tot de zorgaanbieder met haar klachten heeft gewend, te weten 14 februari 2020, en het aanhangig maken van het geschil bij de commissie, te weten 30 oktober 2023, meer dan 12 maanden zijn verstreken. De cliënt heeft nagelaten daarvoor een geldige reden te geven en zich voor het laten verstrijken van de 12 maanden termijn te verschonen. De cliënt verzoekt de commissie dan ook om de cliënt op grond van artikel 6 lid 1 sub b van het reglement niet-ontvankelijk te verklaren in haar klacht.

Schade
De cliënt vordert van de zorgaanbieder een schadevergoeding ter hoogte van € 24,365,– wegens een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van 7:453 BW (goed hulpverlenerschap). Daarvoor draagt de cliënt niet of nauwelijks bewijs aan. De zorgaanbieder heeft geen concrete onderbouwing aangetroffen.

Beoordeling door de commissie

Procespartij
Ten aanzien van stellingen van de zorgaanbieder aangaande de juiste procespartij merkt de commissie het volgende op. De geschilleninstantie heeft tot taak geschillen over gedragingen van een zorgaanbieder jegens een cliënt in het kader van de zorgverlening te beslechten. De grondslag hiervoor is de geneeskundige behandelovereenkomst, zoals bedoeld in artikel 7:446 BW.

In dit kader merkt de commissie op dat een zelfstandige kliniek als die van de zorgaanbieder niet aan te merken is als ziekenhuis in de zin van artikel 7:462 lid 1 en 2 BW, waardoor het leerstuk van de centrale aansprakelijkheid niet van toepassing is. Toch is de commissie van oordeel dat het aanschrijven van de zorgaanbieder als tegenpartij in dit geschil niet leidt tot niet-ontvankelijkheid van de cliënt.

Hoe het dienstverband van de behandeld artsen ook zij geregeld, naar het oordeel van de commissie heeft de zorgaanbieder bij de cliënt de indruk gewekt dat de zorgaanbieder eindverantwoordelijk is voor alle zorgactiviteiten die worden verricht door de bij de zorgaanbieder werkzame artsen. Op geen enkele wijze is gebleken dat niet de zorgaanbieder, maar slechts de vrijgevestigde behandelend artsen betrokken zijn bij de behandelingsovereenkomst.

De overeenkomst die de cliënt heeft getekend ziet op de relatie tussen de cliënt en de behandelaar in dienst van de zorgaanbieder. De overeenkomst bevat de naam, het logo en de contactgegevens van de zorgaanbieder. Verder is alle communicatie met de zorgaanbieder gelopen via het e-mailadres, telefoonnummer en de website van de zorgaanbieder. Ook de facturen bevatten naam, rekeningnummer en logo van de zorgaanbieder. De reacties op de klacht en aansprakelijkstelling zijn ten slotte door de zorgaanbieder zelf beantwoord. Naar het oordeel van de commissie heeft de zorgaanbieder bij de cliënt het gerechtvaardigd vertrouwen gewekt dat zij bij de zorgaanbieder met haar klacht en aansprakelijkstelling aan het juiste adres was. In het onderhavige geschil kan dit dan ook niet voor rekening en risico van de cliënt komen. In zoverre is de cliënt ontvankelijk in haar klacht.

Interne klachtenprocedure doorlopen?
Op 4 juli 2018 heeft de ooglidcorrectie plaatsgevonden en op 8 april 2019 de hersteloperatie. Ruim een jaar later, te weten op 14 februari 2020 heeft de cliënt de aansprakelijkstelling ingediend. Dit is door de zorgaanbieder gemotiveerd afgewezen. Daarna heeft de cliënt een verzoek tot herziening van dit standpunt ingediend, maar dit verzoek is door de zorgaanbieder op dezelfde gronden afgewezen. In februari 2023 heeft de cliënt haar klacht opnieuw ingediend bij de klachtenfunctionaris, waarna het geschil in oktober 2023 bij de commissie aanhangig is gemaakt. De zorgaanbieder is van mening dat de cliënt hiermee de termijn zoals bedoeld in artikel 6 lid 1 sub b van het reglement van de commissie heeft overschreden. De cliënt daarentegen is van mening dat zij in februari 2023 een nieuwe klacht en nieuwe aansprakelijkstelling heeft ingediend, op basis van nieuwe feiten.

Naar het oordeel van de commissie betreft dit laatste echter geen nieuwe klacht, maar een vervolg op de klacht die eerst in 2020 is ingediend. De klacht ziet immers op het handelen tijdens en de gevolgen van dezelfde ooglidcorrecties. Het is de commissie niet gebleken waar de nieuwe feiten en omstandigheden uit zouden bestaan die de cliënt toentertijd niet wist of kon weten. In de vervolgklacht zoals ingediend in 2023 wordt dit door de cliënt ook niet nader geconcretiseerd. De nieuwe klacht bevat voornamelijk een herhaling van standpunten zoals reeds in 2020 ingediend. Op grond van artikel 6 lid 2 van het reglement kan de commissie besluiten het geschil toch in behandeling te nemen, als de cliënt ten aanzien van de termijnoverschrijding geen verwijt treft. De cliënt heeft hiervoor echter geen motivering aangedragen. Ook uit de stukken kan de commissie niet concluderen dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. De cliënt is dan ook niet-ontvankelijk in haar klacht. Dit betekent dat de commissie aan een inhoudelijke oordeel van het geschil niet toekomt.

Op grond van het voorgaande is de cliënt niet-ontvankelijk in de klacht.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De commissie:
– verklaart de cliënt niet-ontvankelijk in haar klacht.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Zorg Algemeen, bestaande uit de heer mr. A.R.O. Mooy, voorzitter, de heer dr. W. Maat, de heer mr. P.C. de Klerk, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. S.M.E. Balfoort, secretaris, op 19 juli 2024.